honing op Zee Abonnementen voor de Werkn of edele zeeschuimers(vrij naar 't Engelsch). 15" Vervolg. XXVI. BEGIN VAN HET EINDE. 21 uren nadat het leven in Vonved was teruggekeerd, bevond deze zich zoo gezond en zoo wel te pas als hij ooit was geweest. Niemand buiten zijne Familie en zijne Matroozen, niemand wist dat de vermaarde zeeroover nog leefde en in zijn hoofd wraakmid dels tegen zijne vervolgers beraamde. Vonved stond dikwijls uren lang in de oneindige zee te staren; niemand ter wereld,zelfs Ame lia, kende zijne plannen voor de toekomst; de twee zeeschepen werden ten sterkste gewapend; en 't besluit werd genomen en aanstonds ten uitvoer gebracht, dat de Gravin d'Elsiora met ha ren zoon een der talrijke eilanden aan den oever der zee zou gaan bewonen. Indien Vonved plannen in 't hoofd had, Amelia van haren kant, lag dag en nacht mei een gedacht bezig. Zij sprak ervan aan den Raadsheer en aan andere vrienden, die hunne goedkeuring en volle bijtreding gaven. Kerstmis naderde. Vonved zou dien heugelijken da" bij zijne Familie overbrengen. In de Noorder-lauden wordt Kerstmis in elke woning op glan- zende wijze gevierd, bij arm en rijk, bij Katholiek eu^bij Protes tant. Er wordt dan een Christusboom in de voornaamste plaats des huizes geplaatst, beplant met licht en beladen met geschenken. Op Kersavond zijn al de Familiën ten feestmale vergaderd; en juist te middernacht wordt de Christusboom ontdekt. Amelia had eenen prachtigcn Christusboom doen verveerdigen baron Kimper, Otto Gam en verscheid? andere vertrouwde vrien den zaten met Vonved aan talel; onder 't eten kwamen allerhande zaken ter spraak, doch telkens dat de naam van koning Frederick uitgesproken werd, zag Amelia dat eene siddering van woede Vonved aangreep. Het plechtig oogenblik naderde. Nogeens ging men de heilige uur vietcn dat de God-Mensch ter wereld kwam.... De Christus- boom verscheenvan onder, tegen den stam, lag het kindeken Jesus in zijn kribbeken, boven zijn hoofdeken schoten de takken van den boom waarop honderde lichtjes brandden, honderde lint jes zwierden en talrijke kostbare geschenken hingen. Maar Von ved had geen aandacht voor al die schoonheden; zijn blik was stijf en stuur gehecht op een schrift dat in het kribbeken Ia". En wat stond er op dit schrift Graaf d'Elsiora, verzoent u met koning Frederick. Wat beteekent dit? vroeg Vonved, als de hevige verwonde ring hem het spreken toeliet: Wat beteekent dit? Wie komt mij, in mijne woning, deze beleediging toebrengen? Lieve Echtgenoot! sprak Amelia. Maar gij zijl toch den dader dier dwaasheid niet? Ik! en niemand anders Vonved, dit waren de laatste woor den van uwen grootvader Knut Vonved En ik, ik, uwe vrouw, kniel neer en steek d'handen tot u uit opdat gij dit ongelukki" le ven zoudet eindigen. Maar, 't is dwaas! De Koning zal van geeue vergiffenis wil len hooren en wilde hu nog, ik wil nietmijne voorouders zou den mij vervloeken Aan Koning Frederick vergeven neen ik zal hem vervolgen, zoo lang er een druppel bloed na.ir mijn hert vloeit Vonved o Vonved! Voor u en voor ons kind! De Koning zou u voorzeker in genade ontvangen, sprak de Raadsheer. Ik smeek het u, geknield, ging Amelia voort denk op het oordeel Gods God kent de edelheid mijner inzichten Aan Konin" Fre derick vergeven Maar, Mevrouw, heeft hij u vergeven, als gij voor hem knieldet om mijn leven te redden Wilhem, sprak Amelia, kom hier kind aan uwe smeeking zal hij niet doof blijven ge zijt zijn eenig kind hij bemint u hel liefste ter wereld kom, bidt uwen Vader dat hij aan zijnen Vorst zou vergeven, voor u, voor uwe moeder, voor al zijne vrienden Wilhem aarzelde een weinig, doch knielde dan nevens zijne moeder en stak zijne handjes tot Vader uit Vader, sprak't kind, vergeef aan Koning Frederick. Gij ook, Wilhem, gij leent uwe hulp om mij tot eene lafheid te brengen? Hel kind sprong recht eu riep met klinkende stem Eene laf heid nooit Vader Amelia trok zich van angst achteruit, als zij hare laatste hoop aldus zag verdwijnen, en Vonved, met stralend oog en onzegge- lijke trotschheid, trok zijn kind op de borst en riep met somber ontroerde slem. Gij, ten minste, mijn kind, gij zijt weerdig van den naam der Valdemars te dragen! herhaalt hun wat gij komt ie zeggen, worden ten allen tijde aangenomen o opdat zij weten zouden wat men van eenen Vonved vragen kan. Het kind hief zijn edel hoofd naar de omstaanders en herhaalde met zijne klare zilveren stem Eene lafheid nooit! Dank, zegde Vonved, zijn kind op 't blanke voorhoofd kus sende o mijnen schat mijne ziel Aanhoort mij nu en vergeet deze woorden nooit. Ik luister, Vader Mijn zoon, in mijne eer, in al wat mij heilig was, ben ik door eenen man aangerand geweest. Mijn brave Vader is op on- teerende wijze gestorven en onze oude wapenschild is door de band des beuls verbrijzeld Ik heb de zware keten der galeiboe ven gedragen, ik heb als banneling moeien sterven, én ik, de oude afstammeling der Koningen, heb moeten hooren dat mijne echtgenote, uwe moeder, voor de voeten van dien tiran kroop eu verstooten werd. En gij hebt hel zelfgezien, Wilhem, hoe hij u als verworpene schepsels uil zijn paleis joeg Geheugt u dat no" Wilhem sa» Ja, Vader. En gij weet ook hoe hij mij, op den boord des grafs, be ledigd.-, mij verrader, zeeroover, bandiet noemde? Welnu, Wilhem, luistert God die mij uit zjju handen rukte keurt de wraak goed, die uit mijne redding vloeit, 't Is eenen onverzoen bare!] oorlog tusschen ons. En als ik bezwijk, Wilhem 't is mijn erfdeel en mijnen laatsten wil,dat gij den oorlog voortzet om de schande uit te wisschen die men over de Valdemars heeil willen gieten. Gij zweert dat, Wilhem liet kind z.ag zijn vader diep in d'oogen.maar antwoordde niet. Vonved dacht niet verstaan te zijn. Gij zult u herinneren, Wilhem. dat gij in uwen persoon de eer van gansch een geslacht draagt en gij zult weerdig blijven van uwen glorierijken naam Ja, antwoordde 't kind. En gij zult ons wreken? Neen, sprak 't kind. Vonved stond als van den bliksem geslagen, Watriep hij eindelijk uit zou mijn zoon jeen lafaard zijn Zou ons geslacht op zulke wijze eindigen? Wilhem gedenkt uwe voorouders Vader, ik wil leven gelijk grootvader gezegd heeft, en grootvader was geen lafaard Grootvader is banneling gestorven, en mijn zoon zou wei geren hem te wreken Grootvader is als Christen gestorven: zijn laatste verzoek staat daar onder den Christusboom en voor zijne dood heeft hij het gebed des Hoeren met mij opgezegd. Vader, willen wij samen de laatste woorden van Grootvader herhalen Vonved zweeg nu maar zijn zoon ging voort Grootvader had zijne hand op mijn hoofd en gebood mij van met hem den. Vaderons te bidden. Ik deed net, en als 't uitgele zen was, is Grootvader gestorven. Vader, laat ons ait gebed sa men lezen, t'zijner gedachtenis en tot lafenis zijner Ziel? Vonved zweeg en kon nu moeielijk den oogslag van zijn kind verdragen. Vader, ik zal dan alleen bidden;... en't kind voegde zijn handjes saam en begon met zijn zilveren stemmeken het gebed der Christenen: Onze Vader die in de Hemelen zijl Namate 't kind voortging, boog Vonved het hoofd dieper. Geef ons heden ons dagelijks brood; vergeef ons onze schul den, gelijk wij vergeven onze schuldenaren. Vader, en Wilhem greep de vaderlijke hand vast en poogde ze op zijn hoofd te leggen Vader, doe nu gelijk Grootvader gedaan heeft: t is tot God dat men spreekt en vergiffenis vraagt; niemand is te groot om aan God vergiffenis le vragen; Grootvader heeft hel wel gedaan: vergeef ons Vei geef ons, herhaalde de Balling met doffe ontroerde stem. Gelijk wij vergeven, zegde 't kind. De Zeeman sloeg zijne twee handen op zijn wezen en uit dit stalen hert sprongen tranen welke over die ruwe wangen bolden. De man die zonder ontroering de vreeselijkste dood had zien na deren, dit hart van rotssteen smolt nu als was. De onoverwinne lijke was overwonnen. Gelijk wij vergeven aan onze schuldenaren, riep Vonved met eene stem die al de omstaanders deed sidderen... Gelijk wij ver geven aan onze schuldenaren... Wat zijn wij voor God Amelia zonk op hare kuien voor en Christusboom en ontvin" daar haren snikkenden echtgenoot in darmen. Dank, o mijnen God! riep de verrukte vrouw; eeuwigen dank Dien zelfden avond schreef Lars Vonved eenen langen brief aan zijnen Koning. Slot volgt. Om in vrede te leven, moet men leeren vergeven en vergeten. Een goed woord is lofweerdig. Een ijdel woord is beter gezwegen; een zacht woord breekt den toorn; een hard woord verbittert de harten een troostend woord is goud waard een wijs woord doet zijn nut op zijnen tijd, een driftig woord verjaagt de hoorders: een loos woord is schande waard.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1876 | | pagina 3