Ioning op Zee
Abonnementen voor de Werkman worden ten allen tij de aangenomen.
of edele zeeschuimers; (vrij naar 't Engelsch).
17' Vervolg.
Di"ij dagen zijn verloopen sedert de eerste samenkomst Tvan
Frederick en Vondved.
In 't Paleis van Kopenhagen is alles bereid voor een schitterend
Fecsllangs alle kanten zijn de uitnoodigingen aan de grooten
des Piijks toegezonden men zegt dat het Feest alles zal overtref
fen wat er tot heden in het Paleis heeft plaats gehad.
De genoodigden komen toe, en weldra biedt de groote feest
zaal het verrukkelijkste schouwspel aan officieren in hun schit-
rerend kosluum, legeroversten met de borst vol eerekruisen
Wetgevers, hoogc bedienden, Rechters, allen in feest-kleederen
en verge/eld van hunne vrouwen en dochters.
In de diepte der zaal, onder eenen blauwvloercn hemel, met
goeden starren bezaaid, is de Koninklijke troon. Daarnevens be-
vinot zich generaal Otto Gam, die veel bezieris heett, want de ge
schiedenis zijner laaisle dagen is van mond tot mond rondgeloo-
pen. Iedereen woei hoe ü'ito Gam zijn zwaard van generaal en
zijne brieven van Gouverneur van Kopenhagen heeft verloren. Een
oude schede hangt aan zijne zijde, maar een zwaard heeft hij
niet.
Er komt gedurig volk aan 'i geklap vermeerdert men zoekt,
men raadt voor wie die plechtige koninklijke ontvangst geschiedt;
de dames en ju fiers onderzoeken wie dien avond 's Konings gunst
op haar zal trekken.
Eensklaps wordt'het stil de groepen volk voegen zich b'jeen
en vormen eene haag 0111 den Koning te laten tol den troon na
deren rijkelijk gekleedde lieereknechten komen voorop De
Koning! roepen zij cn van mond.'lot mond gaat het«De Koning!»
Inderdaad, Koning Frederick treedt vooruil met al de pracht
en de majesteit van eenun grooten monark; hij is in teestkostuum
gehuld, aan zijne zijde hangt eon zweerd, waarvan 't gevest en de
schede fonkelen van diamanten. Aan den troon komende, blijft hij
staan voor Otto Gam.
Wie zijl gij vroeg de Koning hem met schetterende stem.
Ik heb bij Koning Frederick in dienst geweest, en over
eene maand was ik Goevemeur van Kopenhagen.
De oog des Konings richtte zich naar de ijdele schede.
Waar is uw zwaard, Otto Gam
Mijn oud zwaard is gebroken gelijk zijn meester.... Ik ben
geen-soldaat meer en kan mijn zwaard missen.
Otto spreekt met ruwe en wilde'stem doch de steenrots is ont
roerd.
De Koning maakt zijn eigen zwaard los.
Werpt die ijdele schede en den liem weg Gij hebt hem
niet meer noodig, geen soldaat zijnde. Otto Gam,' uw Koning be
veelt bet.
De grijze soldaat gehoorzaamt. Dan neemt de Koning zijn kos-
telijkcn draagband en hangt hem met zijn zwaard vol diamanten,
aan de zijde van den ouden Veldoverste.
Otto, zegt de Koning op zachten toon gij zijt weerom sol
daat geworden gij zijl weerom den gouverneur mijner hoofd
stad, mijn oude, trouwe, lieve dienaar
De vergadering is ontroerd en de Koning gaat plaats nemen op
zijnen Iroon.
E11 opnieuw gaan de deuren der zaal open en een hofdienaar
roept
Gitaaf d'Elsioka
Graaf d'Elsiora klinkt het in alle borsten iedereen houdt
den adem op; daar verschijnt Lars Vonved, in den rijken uniform
van opperofficier der koninklijke zeemachthij treedt vooruit,
met gerustheid en waardigheid, gevolgd van baron Kimpcr; de
baron buigt zich eerbiedig en zegt met heldere slem Sire, ka
pitein Lars Vonved, graaf van Elsiora.
Lars Vonved treedt de treden des troon op en buigt den knie.
Aanstonds, na deze huldebewijzing, recht de Koning hem op.
Welgekomen, graal d'Elsiora Zegt hij. Wij ontvangen u
als onze neef en stellen u aan onze vassalen voor als den eersten
onderdaan van ons koningrijk.
De Koning spreekt die wqorden op vasten toon uitdan neemt
hij het Denen arksch eerekruis van zijne Dorsten hecht het aan die
van Vonved.
r^Tei zelvcrtijde werpt hij de oogen rond de Vergadering, om
den indruk zijner woorden te zien en te welen of iemand' tegen
die koninklijke genade zou morren.
Maar nooit genade was beter gekomen in elks oogen stond
voldoening cn vreugd te lezen, omdat al de aanwezigen beseften
dat het daar de verzoening niet was van een Koning met zijnen
onderdaan, maar van twee machtige en oude geslachten.
Denemarken was nu machtiger geworden.
Ook, als de eerste aandoening voorbij was, klom uit alle mon
den de kreet: Leve Koning Frederick Leve Denemarken
Er is niets nieuw onder de zon, zegt de Dichter. Maar geheel
Denemarken stond toch stom van verbazing, als het 's anderdaags
rucbtbaarwerd dat Koning Frederick de gravin d'Elsiora den arm
had aangeboden, 0111 haar de eerste plaats aan de feesttafel te doen
nemen. Eillde.
EENE SAMENSPRAAK VAN DAARBOVEN.
Sinte-Pieter. Iiewel, Franciscns, wat dunkt er u A an
Konfrater, een niensclientong is onkapabel dit uit te spreken.
Zelfs engelen zouden 't niet kunnen.
Jns lieer wilt in de 19'eeuw z ju heilige Moeder met meer luis
ter dan ooit doon omstralen.
En Avat een vreugd in 't hert, Sinte Franciscns. Moeten wij nu
neg verschieten dat Laurentius de Martelaar, als hij voor 'l. Geloof op
den rooster lag, en een straalken van den Hemel mocht zien, dat hij dan
met minnelijke oogen zijne beulen aanschouwde?
Moet liet ons verAvonderen, Petrus-lief, dat d'eremijten in de
Avoestijn trokken en daar leefden van 't Avater der boek cn van do krui
den des gronds.... 'k Heb met veel plezier aanschomvd, dat z in Europa
zoowel den 8° December gevierd hebben.
Francicus, mijnen broeder, 't hangt in mijn leèn Ons Heer zal
Europa sparen cn uit do maljonnestraat helpen, omredewil van d eer
dia er aan zijne heilige Moeder wordt gedaan. Er zijn er avoI veel on
gelukkige, droovo, kromme dompelaars.
Eilaas, ja Sinte Pietcr, mollen
'k En mag er geen kwaad van zeggen want 'k heb in 't zelfste
straatje van zonden en ellenden geweest
Te Parijs ging ik ook vrcesclijk van kantloopen, als Ignatius mij
op rechten weg bracht.
lkzeg dusdater A'eel ongelukkige dompelaars zijn maar er zijn
ook dappere christenen cn Franciscns, man, daarin is do vervolging
der Kerk een profijtige zaak. De voorspoed verlamt, verblindt en ver-
hoovaardigten Avat zien wij, als er geen A'ervolging in de Kerk is?
Och, Sinte Pioter; de Christenen liggen dan op hun 'luie zij gelijk
de boeren in den Avinter; maar als de lente komt, als er hioet. gevochten
worden tegen den vijand, tegen 't onkruid, tegen den koppigen grond,
dan Avorden de brave Landslieden klingsch en habiel.
Konlrater, ge neemt juist't woord dat op mijn tong lag; ik hen
langen tijd visscher goaveest; cn wanneer Avas 't dat men de goede zee
vaarders leerde kennen Als 't water zoo effen liep als een tafel ?Neen,
maar als de baren u over 'l hoofd klotsten en dat uav schipken heen en
weêr geslingerd werd? Laat ons dat 1111 toepassen op de Negentiende
Eeuw Waarom is mijn opvolger Pius IX zulken grooten Paus
Wel Sinte Pieter, omdat Pius IX zoo Avijs bestuurt en 7.00 dapper-
lijk de vervolging onderstaatWij mogen bijna zeggen dat de Kroon
der Martelaars hem toekomt.
En waarom zijn er tegenwoordig zoovele Katholieke mansperso
nen Vroeger was er een zekere minachting, 'nen blaam geworpen op
de godvruchtigheid bij 't mansvolk; ge zoudt wel inven bril hebben mo
gen opzetten om buiten den Paschen 'ne man op do Communiebank te
zien... En nu, wat gebeurt er? 't menscholijk opzicht ligt onder doctoors
handen: 't mansvolk durft publick op straat zijnon Schepper loA'en en
bidden E11 hoe komt dat, Sinte Franciscns
Omdat do Kérk vervolgd wordt, omdat de verslindende wolven
rond den schaapstal loopen; omdat mon daar te Roomen dien Man Gods
ziet, in den lioogen ouderdom van 85 jaren, en nog zoo kloek en zoo
vlug als een jonkheid om d'intresten der Zielen voor te staan er is
nood, Sinte Pieter, men wilt uw Schipken, hot eenigste Schipken dat,
naar 't Land van Beloften zeilt, de vijand tracht dit Schipken in brand
te steken 't klept alarm; en zou 't geenen lafaard van '11e mansmensch
zijn, dio met d'handen in den broekzak zou blijven, ziende dat de oude,
grijze Pius IX zoo moedig over en Aveèr om den brand te blussclien, dat
zoovele teêrc schepsels hem volgen
Wel gezegd; die nu onverschillig en werkeloos blijft, mag niet
meer meespreken Maar Avie komt uaar nu in de zaligheid en in de
majesteit van den hemel, aangetreden 't Is, mijn beste A isschersnet
't is onzen goeien Vader Anlonius van Padoua
Sinte Pieter, hij komt recht op u af.
't Docht mij wel.
Sint Antonius. Ja, Sinte Pieter, 'k zocht u voor een zeker kwestie,
oen moeielijke kwestie. Ik word gedurig lastig gevallen door getrouw
de personen, om hun don vrede en 'c geluk te bekomen; ge zijt gij ook
getrouwd geweest. Hoe ging het bij u
DE CONFERENTIE TE CONST ANT1NOPELEN.
De gezanten van Rusland, Frankrijk. Engeland, Pruis-n, Oostenrijk
en Italië /.itten aan eene ronde tafel, de Turk staat aan de deur te luist n en).
Rusland Schinkl ons 'ne keer
Engeland. Eerst ons zaken af ta doen miju M'estere* wil er
komaf rfieé maken en den vrede van Europa verzekeren.
Frankrijk. Ja, den vrede, iedereen verlangt hem.
Pruisrn. Omdat gij niet gereed zijt, hé kaffer maar hoort, ik ben
misschien meest van al voor den vrede genegen Dat Rusland cn Turkije
akkoord maken.
Engeland. Ja, want mijn Koningin is van da duivels en liever als den
Turk te laten uitspannen, komt het laatste Engelscho zeeschip du zee in
Rusland Och Engelschraannek» lief'k en vraag niê boter als de
vrede; maar mijn lierle bloedt als ik de verdrukking der Christenen in
Turkije zie. Is dat menschelijk 1 Waarom de Clr isteneu niet iu vrijheid ge
laten
De gezant van Pruisen drinkt met haast zijnen roomer uit.
Oostenrijk. (O die valsche p-ij Zijne Christen® ouderdariën worden
veel slechter behandeld dan in Turkije
Engeland. Iloort Avillen wij Montenegro met eenige provinciën vor«
meederen
Allen..Ja.
Engeland. En Servië door de Turken doen ontruimen
Rusland. C'est $a (keer om