RICARDO, DEN VRIJVAR. Moet eerst d'hand op z .Ij n harte Leggen. Echt verhaal uit onze dagen. 7d* Vervolg. XIV. Geneesheer bij den troep Thuis gekomen en kalmer geworden, schrSef Ricardo eenen hevigen brief aan den Grootmeester van Bolonië en aan Licinio, waarin hij hun liet weten dat hij reeds in Frankrijk bij eene andere logie was ingelijfd; daar, schreef Ricardo, heb ik mehschen gevonden en geene gevleeschde duivels, gelijk de zoogezegde broeders vau Italië. De moord op Tito was weldra van geheel 't kamp gekend. De vrien den en copritoris van den vermoordde maaktenjer zoozeel gerucht van en spraken zoo luid en zoo hevig op den kap van Ricardo, dat de Gene raal der divisie hem deed ontbieden en hem verklaarde dat zijn vertrek naar Frankrijk hoogst noodig was. Hier in 't kamp, zegde hij hem, is uw leven niet veilig. Ge zijt een ongeling van talent en grooten moed, maar er staan er wel honderde tegen u op. Ricardo bedankte den Generaal en vertrok zoo spoedig mogelijk naar Parijs. Hij was nu verrijkt met de tien duizend franken, welke hij in de brieventas van Tito had gevonden. XV. Zijn leven te Parijs. Door de protektie van den Generaal en de hulp der logie waar hij ingelijfd was, verkreeg Ricardo eene plaats als suppleant in 't militair Hospitaal en behield zijn traktement van leger-doctor. Zijne bediening leverde hem weinig werk en hij kon nu al zijne zorg aan de studie toe wijden en zich gereed maken om het Doctoraat in de Geneeskunst te on* dergaan. Op het einde van 1855 bekwam hij dit uitstekend Diploma. Hij schreef zeer dikwijls aan zijnen collegievriend te Forli en uit die brieven weten wij dat zijn leven weinig merkweerdig opleverde tot in januari 1859. Op dit tijdstip had hij het jongelingsleven van Parijs ten volle uitgemaakt en leefde nu als een rijkif jonker, zijn ledige uren aan de studie toewijdende. Vele gelukkige genezingen hadden hem in Parijs beroemd gemaakt en vele rijke kalanten verworven. Ongetwijfeld had zijn geweten meer dans eens geklopt en hadden de erinneringen van zijne Moedor, van 't vergoten bloed en van zijue ge- loofsverraderij hem bittere uren doen beleven. Een gedoopte mensch kan 't Kruis onder de voeten niet treden, zonder zich een leven van knaging en zelfsverwijt te borokkenen. Doch, achteruitkeeren was zoo moeielijk een heldenmoed ware daartoe noodig geweest. Zijn brief uit Krimêe naar den Groo.tmeéster en Licinio was zeer wel te Bolonië aangekomen. Licinio lag met eene sleepkoorts die hem ten grave moest rukken. Eene maand nadien stierf de ellendeling na twee maal gepoogd te hebben zich te zelfmoorden. Hij stierf den dood der verworpelingen, zonder Biecht, alhoewel hij op de laatste uren zeer geerne eenen Priester aan zijn bed zou gezien hebben. Maar Licinio was omringd en bewaaktsedert zijn intrede bij de Vrijmetselarij had hij geene vrije uur beleefd en, nu, op den plechtigsten stond van 't ievent hangende tusschen den tijd en d'eeuwigheid, nu werd zelfs een vrije zucht op zijnen snakkenden boezem uitgedoofd r.u had hij de vrijheid niet Yan aan zijnen Heer en Schepper in 't openbaar vergiffenis te vra gen. Hij moest als vrijmetser sterven. Toen de Grootmeester den brief van Ricardo ontving,spuwde hij vlam en vuur. Maar hij durfde aan zijne gramschap geen gevolg geven, uit vrees voor de Franschen op wiens bijstand de Italianen rekenden om Italië te overmeesteren. Ricardo leefde dus gerust te Parijs zonder dat iemand deze rust kwam storen Orsini alleen, do fameüse Orsini, aan onze Lezers wel gekend, door zijne moordpoging op Napoleon III, Onsini, door de logie van Italië gezonden om de Franschen Keizer tot gehoorzaamheid te dwinge», die man gebruikte alle mogelijke middelen om Ricardo to doen deel nemen in zijn komplotjdoch deze wilde van geen moordenj meer liooren hij gaf als verontschuldiging voor dat men hem in Parijs te wel kende en ten anderen, dat hij niét genegen was zich in gevaar te stellen voor een land dat hem zoo slecht had behandeld. Dwingen kon men Ricardo niet, want hij hing van niet eene der logiën af, door welke Orsini was ge zonden. Een weinig later ontving Ricado eenen brief uit Italië die hem uit d'hand viel van verwondering. Die brief, vleiend beleefd en suiker zoet gesclireven, .kwam van den Grootmeester uit Italië en had voor oogwit Ricardo terug bij de logie te Bolonië to krijgen zijne medewer king werd allerhevigst gewenschtde zaken stonden allerbesthem werden rijken en kroonen beloofd, indien hij naar Italië wilde terug- keeren en eenen belangrijken post in de logie waarnemen. Ricardo gaf zich zolfs de moeite niet op dien brief te antwoorden hij kende den vogel doch de Grootmeester, die Ricardo noodig bad; deed Camillus werken, gebruikte den invloed der Fransche logiën, tot dat Ricardo toegaf en zich bereid verklaarde naar Italië terug te kee. -ren. Korten tijd nadat Orsini te Parijs de doodstraf had oudergaan, verliet Ricardo die stad. XVI. De verzoening. Te Turijn komende, in d'hoofdstad van Piemont, was zijn eerste beë zoek voor Camillus hij werd er ontvangen als 'nen engel uit den hemel. Camillas verhaalde hem alles wat reeds voor de vrijmaking vsn Italië was gedaan en- de vaste hoop op eenen spoedigen en goeden uitval. - En gij, sprak hij in geestdrift tot Camillus, gij zijt geroepen om krachtdadig in die vrijhoidsmaking te werken Romanië, de levendige j onkheid van Emiliën branden van verlangen om als éon man voor de Vrijheid op te staan; doch z'hebben eenen geleider noodig. De oorlog zaï en moet er komen alles is vastgesteld.... Frankrijk zal zijne legers bij d'onze zenden om de barbaren te verjagen... O Ricardo, wat een helderlicht in de toekomstItalië, onder éen hoofd vereenigd Gij, gij moet naar Forli loopen en zooveel jongelingen mogelijk voor onze wapens aanwerven.... Wij moeten een leger van vrijwilligers vor men dat den schrik in de rangen der Oostenrijkers zal werpen.... naar geld moot gij niet zien.... 't zal er in overvloed toekomen.... En na den oorlog is de boste plaats d'uwe; ge zult met eer en goluk omringd wor den. Bij het lezen dier woorden voelde hij zijnltalaansch hert kloppen, want in dien tijd werden er zooveel begoocheld en bedrogen door liet woord de eenheid van Italië^ gelijk hij ons door 't woord onafhankelijk en vrij heid nog geschiedt Doch hij kon zich niet inhouden van te antwoorden droefgeestig grimlachende. Moehlen uwe vooruitzichten zich verwozentlijken Ik ben al zoo dikwijls bedrogen en verraden geweestdat ik aan da schoonste belof ten bijna geen geloof meer geven kan. Maar tóch, ik ben Italianer en weusch niets zoo zeer dan de verheffing van mijn Vaderland. Ricards, antwoordde Camillus, vergoot het verdane en verscht uwe oogen op de toekomst.... Luister (en hij zegde hom iets stil in d'oo- ren)met zulken bondgenoot, is 't onmogelijk te verliezen ik zeg meer de viktorie is onbetwistbaar voeg daarbij dat onze agenten werken zelfs tot in de rangen der Oostenrijkers... Denkt^gij dat wij slapen of blindelings vooruitgaan.....'t Is waar, do Oostenrijkers zijn steeg em winnen maar met goud is alles te bekomen. Gij zegt dan dat er stelligge beloften zijn van den machtigen band- genoot maar geeft gij waarlijk geloof aan die beloften Wordt Voortgezet. Opvoeding en Onderwijs. De luiheid is de moeder van alle ondeugd. De kinderen hebben voor het algemeen min afkeer voor hel werk, dan «ene gewoonte van niets te doen. Langs straten en wegen ziel men dikwijls kinderen en jongelingen slenteren" en in luiaardij den kostbaren tijd doorbrengen. Alles, behalve goed, leeren zy daar. Spelen mogen en moeten de kinderen, maar het geschiede met "oede en zedelijke makkers, op eene eerlijke en betamelijke wijze, en zooveel mogelijk onder de oogen van vader of moeder. Eventwel moet men hun van kindsbeen af den lust tot het werken inboezemen, zoo met het lichaaui als met den geest. Den kinderen eenig huiswerk ol eenp boodschap doen verrichten vóór of na de school, is eeno loffelijke zaak. Hun 's avonds den katechismus doen leeren, in een nuttig of st.chtend boek laten lezen, of met alle andere ver standsoefening laten bezig zijn, is hoogst aan te bevolen, mensch in het zweet zijns aanschijns zijn brood moet eten. De grooten, da machtigen dragen den last van het bestuur dar samenle ving, de begoeden hebben de zorgen hunner bezittingen; de handelaar en de nijveraar aven als de koopman zitten in koininervo'le .bezighed :u da werk man moet in zijn handwerk zijn bestaan vinden; de geleerde en de kunstenaar houden hunnen versierden geest onledig, in het gebied van kunst en weten schap; en da priester heeft de zwaarwichtige edele laak, van liet bestuur der zielen in het godadienstig en zedelijk gebied. Het goddelijke woord gaat door, alle man heeft zijne zorg en zijn las V daarbij hol werk is aangenaam, want Die werkt met lust, Verlangt geenrust. Ziehier wat een fransch schrijver over het werken zegt: Hel werk des lichaams versterkt en verslapt de ledematen; liet vv-rk des geestes verheft liet begrip en geelt kracht aan den wil. De luiheid put mis schien meer liet lichaam uit. dan een onmatig werken; zij put de ziel uit ontneemt aan het karakter zijne kracht, aan den geest zyno scherpzichtig- lieid, en aan het he. t zijne oorspronkelijke frischheid zij geeft aan het fi- chaam en aan de ziel eenen voorbarigeu ouderdom, en brengt beiden tot eene volstrekte machtloosheid. Indien de luhardij vele ondeugden verwekt leert het werken daarentegen vele deugden. Het maakt geduldig, standvastig en ernstig het geeft den lust tot goede en nuttige dingenhet verheft de ziel boven de ijdelheden des levens, en levert een doelwit op aan hare bedrijvig heid het onderdrukt de driftigheid der verbeeldingskracht, met ze aan def tige en ernstige gedachten te boeien, het voorkomt of dempt de afdwalingen des horten, met hetzelve immer besloten te houden in eenen bepaalden werk kringhel verlicht den blik des verstands, scherpt den wil tot eene aanhou dende bezigheid het verwijdert van da wereld en maakt der/elver ijdele ver maken en vernederend juk min noodzakelijkhet behoedt tegen het verderf en sluit 's inanschens hart voor die genoeglen dia hem schandvlekken en verleegen. Hal is eene geludkige zaak van den tijd niet te hebben om kwaad te doen; en niets is zoo kostbaar voor eenen jongeling als een aanhoudend wet ken, dat zoodanig al zijne oogenblikken henoodigt, dat er hem goene meer overschibcon om de grove vermaken der zinnon na te jagen. Gij ziet het, het wei ken is niet alleon eene natuurlijke noodwendigheid maar het verheft, veredelt den mensch. Er is een lijd geweest dat men hel werken als vernederend en verachtelijk aanzag, dat men maar achting toonde voor dengene die in zijne wieg de schatten der fortuin gevonden bad heden houut men voor treffelijk en eerlijk man, alwie treffelijk en eerlijk van gedrag is, en die zich weet te veredelen door zyne zorg en vernuft.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1877 | | pagina 3