Een vlaamschc Napttleonisl in Rusland/ De raad, dien gij gebiedt als goed; 1811-13 3 naai- t Fransah van Jean Lefranc. (Varboden over te nemen.) III. Moscou in brand. Toen het groot leger Wilna bereikte, waren een vierde der soldaten achter gebleven, d'cene van ellende, d'andere, om in vrijheid te kunnen stelen en roovenhet getal dier laatste beliep wel tot 30,000 man, meest vreemdelingen, Spanjaards, Porlu- geezen, Pruismans, Hollanders, door dwang bij 't leger ingelijfd, ea vast besloten van met d'cerste schoone kans te deserteeren. Inlusschentijd ging't Russisch leger gedurig achterwaarts, alles op zijnen doortocht vernietigende en wel zorgende van ons noch eten noch krijgsvoorraad na te laten. Napoleon had op de provision van den vijand gerekend en vond zich nu bedrogente Wilna, waar wij geen stuk brood ge vonden hadden, moest hij nu magazijnen inrichten, dit deed ons veel tijd verliezen de honger begon ons vreeselijk te kwellen; men gaf zotte prijzen voor een stuk beschuit of een weinig bloem. Ha, 'k zal 'l nooit vergeten't was te Wilna, dat ik voor den eer sten keer van mijn leven ecu weinig voedsel gestolen heb om mij in 't leven te houden. Honderde duizende soldaten hadden reeds hetzelfde gedaan't is mogelijk maar ik beef nog als ik er aan der.k. Men zal mij toelaten die gebeurtenis te verhalen z'is nog in mijn geheugen gelijk de dag van gisteren. Dagelijks gingen eenige detachementen vooruit, 0111 de zeld zame huizen te pionderen, welke de vijand had laten staan. Daarna werden de vivers onder allen gedeeld. Daags na onze aankomst te Wilna, bezette mijne compagnie drij groote kamers van een verlaten hotel. Na te vergeefs overal rondgesnuffeld te hebben, at ik droefweg een stuk beschuit, geen twee vingers groot; mijn eenig drinken was eenige druppels brakachtig water; die duivclsche Russen vergaten niets alvorens te vertrekken, sneden zij de koorden uit de waterputten af en smeten er aller hande vuiligheid in mijn hert walgt nog, als ik peis op 't mod derwater, dat ik meer dan eens moest drinken uit vuilnissen en grachten. Doch dit alles was maar't begin onzer martelie; wij waren nog talrijk, wij rekenden nog op den zegepraal, wij hadden goede kapotten en schoenen met dikke zolen. Mo: gen, overmor gen, misschien aanstonds, gingen de voorwachten ons t'cten brengen. D'hoop doet leven en men marcheerde geduldig voort. Om den tijd te dooden ging ik in de verwoeste stralen van Wilna wandelen. Niets is droever om zien dan eene geplunderde stad; die half afgebrokene huizen, die brandende kerk, die uitgehongerde sol daten willende vrolijk schijnen, alles spande te samen om mijn laatste moed te dooden. Ik bleef niet lang op wandeling; de broodzoekers waren terug, de trommel sloeg, wij kregen een weinig brood en eenige legumen, juist genoeg om onze maag te bedriegen en krachten te scheppen voor nieuwe tormenten. 's Avonds lagen wij nevens een uitgestrekt op den koudeu en vochLigen vloer van dit verlaten Russisch hotel. Ik had nog een weinig geld. Hoe gaarne zou ik g'hoel mijnen schat niet gegeven hebben voor een bundel strooi en een glas zuiver water, iets wat in Vlaanderen de geringste boer nooit aan een bedelaar zou wei geren. Strooi om op te slapen, zuiver water, dat konden de solda ten van 'tgroot leger niet krijgen. Ik viel toch in slaap. Ik droomde van terug bij mijn ouders te zijn. De oorlog was geëindigd,de strepen van sergeant versierden de mouwen mijner kapot, en op mijne borst blonk 't kruis van eer. Geheel de Familie, rond eene tafel gezeten die boog van de lekkere spijzen, vierde mijne terugkomst. Ik deed mijne uitgehon gerde maag eens wel deugd! Moeder vroeg altijd dat ik mijne lotgevallen zou vertellen, maar ik at gedurig aan, immer voort, onophoudelijk mijne teiloor heropvullende. Eensklaps weid ik wakker. Bij het waggelende licht eener lamp zag ik een soldaat nietver van mij, in 't geheim een stuk spek elei de, dat hij op een groote *neê brood bad gelegd, 't Water kwam mij in den mond. Ik rechtte mij stillekens, en op de hand al mijn geld leggende, naderde ik. Hij, mij ziende komen, stak zijn proviand weg. Men moet honger geleden hebben om te weten wat ik op dit oogenblik uitstond. 'Mijn eerste gedacht was van de gelukkige soldaat dit voedsel met geweld te ontnemen. Maar de vrees van d'ander kameraden wakker te maken, belette mij dit voornemen uit te voeren. Ik besloot te bidden en te smeeken voor een stukje brood zou ik op den grond gekropen hebben; ik knielde dus nevens den soldaat en klopte hem op den schouderhij had reeds 't brood in zijnen zak gestoken. Och, had ik, laat mij een klein stukje van uw brood over; ik ziet dat gij dié eerst zelve doet. sterf van hongeren ik zal u rijkelijk betalen. Geen antwoord, maar een hoofdschudden dat meer zegde dan de langste redevoering. «Ge zijt nog jong, ging ik voort; ik vraag u niet veel.... Morgen vertrekken wij van hier en zullen brood en vleesch in overvloed hebben. Een ander maal kan ik misschien gelukkiger zijn dan nuen dan zal ik niet vergeten dal gij mij geholpen hebt. De jonge soldaat was geraakt; hij richtte zich op zijnen elleboog, stak de hand in den zak die als schapraai diende en gaf mij eene bete broods, welke ik gretig aannam. Nog een weinig, bad ik. Niets meer! zegde hij, de stem verheffende. Ik keerde droefgeestig naar mijne plaats en na verscheide malen tusschen mijne vingers de aalmoes gedraaid te hebben, welke ik na zooveel smeekingen bekomen had, gebaarde ik te sou peren met dit afbeeldsel van voedsel en legue mij. terug op de steenen te slapen. Ik sliep niet; ik was gckwollen door den honger en nog meer door '1 gedacht dat op twee stappen van mij, een mensch was, die genoeg geëeten en een grooten zak eetwaren had. Ik was veel sterker dan hij. E11 opnieuw dacht ik aan mijne ouders, aan m.jne broeders en zusters, aan mijn vrienden, aan mijn Vaderland. Ze waren, ja ongerust over mij, maar onder een zelfde dak schuilden zij, het zeilde vuur verwarmde hun, zij aten aan dezelfde tafel. Ik was alleen, alleen in dit ontelbaar legerniemand was er om mij een woord van troost of van koeragie te zeggenik leed koude, ik werd van verdriet overvallen en van honger opgeëetcn. De geest rijst snel. Ik herinnerde mij onze veldtochten in Spanje, in Italië, in Egypte. Daar ook had ik veel afgezien, maar er werd gevochten en na de zegepraal mocht men wel uitrusten en eten. Hier gingen wij immer voort zonderden vijand te zien. en na verschelde uren gaans, waren wij dikwijls gedwongen nuchter te bivakkeeren. Wanneer zou dat eindigen? D'oudste soldaten zegden ons Napoleon is zeker van binnen eenige dagen te Sint Petersburg te zijn en daar zal hij de wet aan geheel Europa dikteeren. Daarna keeren wij terug, de kanons gaan naar d'arseualen en wij naar huis. Door die gedachten verslonden zou ik het aanhoudend geklop mijner maag gaan vergeten hebben, toen eensklaps mijn gebuur melden rijkgevulden knapzak eene beweging deed; uit voor zichtigheid had hij zijn hoofd op den zak gelegd nu was 't alleen zijn gebogen arm die er op leunde. Twintig maal heb ik de dood op de slagvelden getrotseerd, op den vijand met de bajonnct geloopen, in Rusland, te Fleuru% te Waterloo ben ik in vuur en bloed geweest, maar nooit klopte mijn hert zoo hevig als nu. Ik ging een andermans goed nemen. Het brood, mij zoo onmeédoogend geweigerd, lag daar in mijn bereik. - Maar, 't is een dief te, sprak mijn geweten. Ik heb hongerriep mijne maag. Die arme jongen heeft misschien zijn leven te pande ge steld voor 't brood dat gij gaat nemen. Ik heb hongerherhaalde mijne maag. Als gij hem gaat bestelen, misschien zal die arme jonge» den moed verliezen, wanhopig worden. Ik heb honger! Wordt voortgezet. 1 1 1 n n n li 1 a^gs-' Aan de liefhebbers die een schoon lied begeeren, dat ten allen 3^9 tijden tan dienen om op concerts of ander katholieke bijeen'om- ston, zelfs in kerken en kapellen, gezongon te worden, recomraandeerea wij twee liederen, d'ander week verschenen 1" V001* Pius Paus en Koning, Jubellied, muziek van V. G. Da Clippcle, Priester en Leeraar van 't Rhetorikate Oudenaarde. Dit stuk is maandag 11a d'Hoogmis in de St. Josefskerk gezongen; iedereen sprak, er lof van; 't kost met muziek en al 2° Aan Pius IX, Paus Koning woorden van den E. H. Claeys, de groote Vlaamsche dichter van St. Nikolaas, muziek van L. Lowet, die zulke schoone gezangen voorde Moeder Gods heeft gemaakt Ziju Are Ma ria was op korten tijd uitverkocht. Dees lied voor Pius IX kost 1,9$ Allebei te koop in ons Bureel De Portretten van n,70 c. zijn uitverkocht. Wij hebben de laatst# vragers hun geld moeten terugzenden. Nota bene, de personen die ons iets viagen en geene antwoord bek men. dat beteekent, 't is uitverkocht. Anders zenden wij aanstonds en de post of do ijzeren-wog expéJioert. Een jonge deugeniet zat op 't banksken van 't korroktionneel. Reeds veroordeeld P vroeg de jonge. Neen, mijnheer de Presedent, maar 'k hen nog zoo jong. Op Sinren was er in Beyeren een kleermaker die verweddege van 12 glazen arac te drinken; hij dronk ze inderdaad, doch werd oa passelijk, en moest de vrije lacht gaan scheppen., Korts nadien vond men hem in !t veld dood liggen. Een andere dwazerik in Passau heeft gewed van 14 dagen tc blijvea zonder eten. Rooken en bier drinken mag hij. Ze moesten dien dwazerik 1 i dagen lang op een kiekenkot te water en te_brood zetten.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1877 | | pagina 3