Een vlaamsche i\ape!eonist ia Rusland, £^=>=3 Wat bui 1812-13 10 naai- 't Fransch van Jean Lefranc. (Verboden over te nemen.) VII. Mijn reismakker. Wij zijn weêr op gang. Langs waar moeten wij gaan om bij 't leger te geraken Buiten 'tbosch is eene oneindige vlakte, zoover d'oogen reiken, niets dan sneeuw. De wind blaast, geweldig, gansche wolken sneeuw voor zieh jagende, 'tls oprecht stormweer. Ginder, zeer ver, zien wij eene schouw die rookter moeten daar menschen wonen. Zijn 't vijanden of vluchtelingen, gelijk wij Laat ons altijd voortgaan. *t Kaporaalken struikelt gedurig; de lappen laken rond zijne gekwet ste voeten maken hem 't gaan pijnlijk en lastig. Twee dikke tranen komen op zijne uitgemergelde kaken afgerold. De arme jongen; Hij peist misschien aan zijne beminde moeder welke hij waarschijnlijk nimmer zal wederzien. Öjpeheon zelf bedroefd, tracht ik hem toch te troosten. Gij lijdt, mijn vriend, zog ik hem. SchrikkelijkKijk achter mij, overal laat mijn voet roode plekken op den weg, en mijn geweer kan ik niet meer dragen. Schept koeragie, mijn vriend zie, daar ver, zullen wij vuur vin den, kameraden en misschien d'achterwacht van 't leger. Of wel kozakken, om ons uit te plunderen. Mijn arme vriend was moedeloos. Indien ik hem voorgesteld hadde ons op den sneeuw neèr te leggen en daar de dood af te wachten, hij zou aanstonds toegestemd hebben. Ik zelf, had veel van mijnen moed verlo ren; het lichamelijke lijden had mijne ziel verzwakt; en ik was op 't punt het voorbeeld van zoovele duizende kameraden na te volgen, wiens lijken ons nu voor wegwijzers dienden, alswanneerde gedach tenis aan mijne Ouders mijnen moed kwam opbeuren. Vriend, zegde ik tot den kaporaal, wiens natte oogen mij raad en steun schenen te vragen, gisteren waart gij het die mij ondersteundet nu is 't mijne beurt van ute zeggen: Laat ons sterkmoedig zijn in 't onge luk, ondersteunen wij malkaar en met Gods bijstand, wij zullen ons Va derland terugzien. Met Gods hulp. ja G'hebt gelijkhoop verloren is alles verlo ren; zoolang er leven is, is er hoop Gaan wij voort[Maar laat ons eerst den Almogenden en zijn Heilige Moeder aanroepen De kaporaal knielde op den sneeuw, ik volgde zijn voorbeeld. Wij baden in stilte Dengene het .kleinste insekt, onder 'tgras verborgen, aanschouwende is, en ook de arme verdwaalde soldaat, temiddeD der sneeuwvlokken van Rusland niet vergeten zal. Wij stonden met meer moed opdoch vooraleer ons weêr op weg te begeven, stelde ik den kameraad voor van onze geweeren en sabels achter te laten; ze waren ons toch van geen nutwat konden wij, ons gctweën, tegen desterkgewapende Kozakken doen? Niets ons eenigste redmiddel was den vijand ontwijken en, vielen wij in zijn handen, zijne goedhertigheid afsmeeken. Mijn vriend was alras overtuigd. Wij sloegen den loop onzer geweeren plat, braken onze sabels, sneden ons twee dikke masten stokken af, 't zouden van nu af onze eenigste wapens zijndaarmee, 't lichaam verwarmd en de ziel verkloekt, zetle den wij onzen weg voort. Mij dunkt, zegde 't kaporaalken, dat ik nu van die wapens oDtlast, de wereld zou uitgaan Des te beter, mijn lieve kameraadmaar die te ver springt, breekt soms zijn been. Er blijft ons nog veel wegs af te leggen, vooraleer het Vaderlijk huis te bereiken. Wees gerust, ge zult mij niet meer moedeloos zien. Dat heet ik spreken Maar; een gedachtindien wij al gaande een weinig aten, w'hebben nog brood en spek. En om den weg te verkorten, ztdt gij uwe geschiedenis vertellen. Z'is zeer eenvouaiir. Des te gemakkelijk zal 't gaan ziet ge weler zijn hier gelijk in Vlaanderen, geen herbergen waar men do gezellen met 'nen druppel of een glas bier kan trakteeren. Wij begonnen smakelijk te eten en de kaporaal viel aan 't vertellen Hij was te Parijs geboren, en 't eenig kind van eenen welstellenden meubelmaker. Tot zijn 0 jaar leefde hij gerust en gelukkig; maar dan brak de Revolutie los en zijn vader, als Koninsgezinde gekend en alle dagen in gevaar van op 't schavot zijn hoofd te laten, verliet Parijs en ging naar Bretanje, bij zijn broeder, die mulder en ook Koninsgezinde was. De kaporaal had van dichtbij den oorlog gezien tusschen de Republi keinen en de volkeren van Vendeëen en Bretanje, die liever alles zagen verwoesten en de dood stierven, met vrouw en kinderen, dan lijdzame aanschouwers der verwoesting van Outaar en Troon te wezen. Zijn ouders hadden ook veel geledon onder Napoleon, verbluft door 't militair geschal, had hij dienst genomen bij 't leger, maakte deel van den krijgstocht in Italië en had Napoleon naar Rusland gevolgd met de Zes-Honderd-Duizend Man, waarvan er nu zoo weinigen overbleven. Dit werd in 't lang en in :t breed verteld, met ondervragingen en uit leggingen. Wij hadden lang gegaan en waren geen twintig minuten meer van de rookende schouw, als mijn gezel bleof staan; hij had teveel op zijne krachten gesteundde arme jongen ging bijna blootsvoets; de lappen laken hingen van zijn voeten, overal Tiet hij eene streep bloed. Bij kon niet meer voort. Vol van 't diepste medelijden, dwong ik hem op mijnen arm te leunen, en moedig voort te gaan nog een kwartuur en wij gin gen in een warme plaats rusten er was daar vuur en heel zeker, plaats vqpr ons. Wij zijn ongetwijfeld op den weg die 't groet Leger gevolgd heeft. Kozakken zullen daar in dit huis niet /.ijn Kozakken of niet, laat ons gaan, zegt 't kaporaalkenik heb rust noodig; moeten wij sterven, in Godsnaam. Eenige stappen van die woning was een boschken wij zien er men schen uit komen, met zware takken hout op den schouder geladen... Jt Zijn Fransckmans, rampzaligen gelijk wij zij zuiien ons geen plaats- t, breekt niet. ken bij't vuur weigeren Wij zullen kunnen rusten, slapen zonder door dien ijskouden wind den adew afgebeten te worden Een veilige plaats, een geruste slaap, meer vroegen wij niet. Wij waren er ik deed de deur der schuur open. VIII. Krijgsgevangen. Wat zagen wij Een groot vuur thalvent de plaats; daar rond, der tig, veertig, vijftig soldaten, bijeengeprest gelijk haringen in de ton. O gruweler zijn er die zich warmen en op lijken zitten Wij zien daar een ongelukkige die zijnen geest geeft: hij valt neèr in 't vuur, zijn baard en hairen branden. Een soldaat, of beter een spook, met vodden bedekt die achter hem stond, zijne plaats afwachtende, grijpt het lijk bij de leen, trekt het achteruit en bedient zich van 'tdood lichaam zijns kameraads om eene zitbank te hebben, min hard dan de grond. 't Is ons volstrekt onmogelijk eene plaats bij 't vuur te krijgen; wij steken dus onze verstijfde handen boven de koppen dergenen die zoo ge lukkig zijn zich te mogen warmen, in afwachting dat zij van honger sterven Anders was 't nog al goed in die schuur wij gevoelden ded scherpen noorderwind niet en werden door den sneeuw m>t. halfblind re^incen. Nu herinnerde onze maag ons dat wij sedert 's morguuds meis meer geëeten hadden. Er was daar vuur. wij hadden vieesch! Welk geluk! Ik ga in eenen hoek der schuur om twee sneedjes spek af te snijden, eene voor mij en eene voor den kaporaalik steek ze op mijnen stok en hang ze oyer 't vuur Maar de reuk van 't vieesch deed veertig gretige oogen opkijken, en veertig handen gulzig omhoog steken ia trek mijnen stok terug't vieesch was eraf; de dief kreet van pijn, omdat zijne vingers verbrand waren, twee andere soldaten waren vorenwaarts in 't vuur gevallen en huilden van do pijn daarbij waren zij hunne plaats kwijt er waren twee mannen in den kring bijgeschoven zij raakten bijna 't vuur en moesten als eene genade vragen van uit de rangen te mogen gaan. Wij herbegonnen niet. maar hielden ons te vrede met een weinig zout spek en eenige beten broods toeten, 't Was een droeve maaltijd te mid den van die uitgehongerde soldaten, welke morgen, jnisschien in lijken zouden veranderd zijn! Ging't zelfde lot ons niet te bsurt vallen? O, laat ons alle middelen gebruiken om zoohaast mogolijk 't leger te ver voegen. Ik stel den kaporaal voor de reis voort ie zetten. Onmogelijk, antwoordt bij, ik kan mij zelfs niet voortslijpen, of 'k moet eenige minuten slapen.ën mijne wonden verbinden. Inderdaad, de arme jongen viejvan pijn erVYan vaalt. Ik had 'geluk- kiglijk nog een weinig lijnwaad'èn pluk bij fh'j, en begon- zijne wonden te reinigen en tegen de koude te'bovrijden. Gevaarlijk waren zij niet, maar in die strenge luchtstreek kon de genezing niet rap komen. Met lappen en stukken welke wij hier en daar vonden, maakten wij ons schoenen 't Was niet schoon of gemakkelijk, maar de groote kwes tie was van ons voeten niet te vervriezen. Hoevele ongelu ikigea zijn in Rusland niet gebleven, die, gelijk wij, hun Vaderland zouden terugge zien hebben, hadden zij hunne voeten omwonden, in plaats van zonder voetdeksel in den vervrozen sneeuw te dompelen. W. V. EE SPAARZAAMHEID EN BE SPAARKASSEN. Er zijn er die zeggen Als ik in een Sociëteit of in een Spaarkas spaar, dan is 't van ieder- een geweten, en 'k zal niet meer geholpen worden door de goede menschen. Dat is nevens de waarheidals gij bij ons spaart, in de Genootschap pen van Franciscus, zegt de Schrijver, (want in West-Vlaanderen is aan vele genootschappen eene Spaarkas gevoegd) als gij bij ons spaart, dan blijft dit in 't grootste geheim en de goede menschen zullen liever iemand helpen die spaarzaam geweest is en door ongelukken in d'ar- moedegeKomen is, dan een ongeregeld en verkwistend persoen. Sparen is dus eene rode van aanbeveling, om, in geval van nood, geholpen te worden. Daarbij, 't is gemakkelijker en aangenamer noeit de hand te moeten U'tsteken niemand die eer in 't lijf heeft, vraagt of 3t doet hem pijn en schaamtewelnu, sparen is het middel om in geval van ziekte of ander ongeval; te kunnen voortleven zonder iemands hulp te moeten afbedelen. Nu zijn al de opwerpingen wederlegd, de groote voordeelen der Spaarzaamheid zijn bewezen, en er wordt naderen uitleg over de Spaar kas zelve gegeven. Er zijn twee soorten van Spaarkassen Onafhankelijke en Succursalen, onder waarborg van den Staat. De Onafhankelijken geven soms meerderen krooszij mogen boek en rekening houden, 't geld uitgeven en plaatsen naar beliefte, doch er is een zeker gevaar bij, bijzonderlijk nu dat er zooveel banken springen. De Succursalen zijn ingericht, door de wet van 1805, die zegt dat - Succursalen der Staats-spaarkas zullen worden opgericht op alle plaatsen, waarde gemeentebesturen, openbare gestichten of welwillende personen willen medewerken. De Spaarkas is bereid oen akkoord aan te gaan met alle sociëteiten of gilderi.en met alle bijzondere personen die eene genoegzame waarborg opleveren. Is er nu iets gemakkelijker? De voordeelen eener Succursasl zijn: A. Dat de gespaarde penningen in verzekerde handen zijn. Noch brand noch dief kan eraan. li. Dat er geene onkosten te doen zijn registers en boekjes worden gratis door den Staat geleverd. C. Dat er orde en regelmatigheid is in de werkingen. D. Dat men jaarlijks eepe premie geniet en deel kan maken van de lijfrentkas die aan de Spaarkas van den Staat verbonden is -. Een bespa ring van 3 c. daags geeft op 5U jaar een jaarlijksche lijfrent van 3UU fr. 's jaars. Een Vader die 5 kinders heeft, zou dagelijks maar 10 c. storten voor alle vijf, 2 centiemen per hoofd op hun 2«Jste jaar zouden zij reeds 80 franken inkemen hebben indien zij dan voortgaan en centiemen daags sparen, op den ouderdom van 50 jaar hebben zij elkeene verzekerde rent van 230 fr.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1877 | | pagina 3