Feu vlaamsche Napoleonist iu Rusland, TT" r. SSgSsssH. Wat tuigt, breekt niet. fgagaa 1812-13 12 naar 't Fransch van Jean Lefranc. (Verboden over te nemen.) Ons groetst0 geluk ware geweest van een weinig strooi te hebben, om ons op te leggenmaar, helaas! er was daar zelfs niet op te denken. Wij plaatsten ons in een hoeksken zeer dicht bijeen en konden eenige uren slapen. Wij ontwaakten juist toen eenige mannen de schuurdeur openden, 't Sneeuwde nog altijd en 't was kouder dan ooit. Gaan wij voort vroeg een groote kei el, breedgeschouderd en reusachtig van aanzien; is ben niet van zin mij bier in deze schuur te laten sterven, waar alle minuten de kozakken kunnen komen. Al die 't hoorden, huiverden bij dit woord kozakken Do bij 't vuur zittendo hieven '1 hoofd op en keken angstig naar de deur; dc koeragie ontbrak hun om door 't opslaan aan de dood te ontsnappen ;'t waren als spooken zij gaven niets voor hun leven, en gelijk de veroordeelde die d.oogcn sluit om 't mes niet te zien neêrflitsen, zoo ook waren zij iu hun eigen verborgen om geruster te sterven. Degenen die met den reus bij de deur waren, naderden eenige stappen bij 't vuur. Alzoo, g'en komt niet? zegde hij. Neen, sprak een zieke soldaat, 't is te koud. En zal 't binnen een uur, binnen twee uren warmer zijn Wie weet P Ik... 't Sneeuwt nu, 't sneeuwde gisteren,'t zal morgen sneeuwen, en neg dagen nadien. Laat ons gaan; 't leger is niet meer ver. Wij zijn te flauw, w'hebben honger. En ge meent dat de gebradene fesanten uin den mond zullen vallen, mei hier laffelijk bij 't vuur gekropen te zitten, te midden van lijken? Doet wat ge wilt, maar ik vertrek alleen, wantik wil mijn Vaderland terugzien. Leve Frankrijk! Dit geroep bleef zonder weergalm. Er is geen geestdrift meer voor menschen die van moeite, honger en koude sterven. Willen wij meegaan vroeg 't kaporaalken, 'tis een dapper man. Och ja Niemand volgt mij vraagt de Reus. Wij komen bij zijn oogen doen een oogenblik revue over ons bij schijnt te vrede. Wij vertrekken. Buiten de schuur zijnde, raadplegen wij 't weèr 't is om geenen hond door te jagen, bijtende koud, de sneeuw valt zoo dik dat men geen tien stappen ver kan zien. Laat ons weerom gaan, zegt 't kaporaalken,'tisvandaagonmogelijk om te gaan. G» moet het maar weten, zegt de Reus, maar ik ga bij 't leger, al moest het mij 't leven kosten. Wij zullen onzen weg in 't bosch niet vinden en toch moeten weer komen. Vreest gij uwen weg te verliezen of een valling te krijgen, ga dan maar terug bij 't vuur zitten. Kaporaal, zegde ik, de vriend heeft gelijk; nu of morgen, wij moeten er toch eens door. Al gaande, vertelde de groote ons zijn historie. Met name Tobias L.... was hij in do kasern geboren. Nimmer had hij meer gevraagd dan zijne solde van sergeant, eenige vrije uren om dit geld vrolijk op te doen. Hij had den veldtocht van Egypte gedaan. Wij waren in eene vlakte en zagen door den sneeuw de schemering van een peloton ruiterij. De Reus vestigde daar eerst zijn aandacht op. t Zuilen de poolsche laneiers der achtsrwacht van ons leger zijn, zegde hu0 J Inderdaad... ons leger Leve Frankrijk Ik kijk aandachtig. Mijn hert begint van aandoening te kloppen ik voel noch honger meer, noch koude, noch moeite Helaas! wij waren nog op 't einde van ons lijden niet. De Poolsche fanciers van den armen Tobias waren Kozakken, op jacht naar vluch- te brengen"1 kenden vereenigen en, van post tot post, in Siberië Laat ons vluchtenroep ik. Waar Terug, 't bosch in. rf"i0ns f1?0 k*,ein mogelijk wij kruipen op den grond, maar't is te iaat... De kozakken hebben ons gezien, dry man verlaten 't peleton wij loopen uit al onze macht, op de vleugels der vrees. Ik spring over struiken en beken met een vlugheid, die mijzelve verwonderd. obias volgt niij ^van dichtbij Ik hoor liet hijgen van zijnen adem: rap 1 raproept hij, ik geloof dat de arme kameraad genomen is; hadden wij nog wapens, wij zouden hem ter hulp snellen... Nu is 't onmogelijk... Ik zie omeenige stappen achter mij, wordt 't kaporaalken door eenen Jtozau. vastgegrepen Tobias valt neereene lans is door en door zijn iijr gegaan de Kozak, zijn moordenaar, stapt van zijn peerd, om hem uit te plunderen. Men roept achter mij... ik ben niet vergeten.... 't Is ?nndl8 m.'J m ga!°P vo]gt 011 teeken doet van te blijven staan... Jiltrll ,if Pei.s.lk> m'Jnbeenen ailoopende ginder ver is het bosch iimiin h«nM ?e£0.zak m'j n,et kunnen volgen. Een gedacht vliegt knmin nm m" s.blJkomt> la*t ik mij vallen hij zal van zijn peerd -wTm^i' J ,plrIldere" lk heb ec« mes... Sterven of sterven, ik ^lifl H'oVen?egenu ka" mÜn mes treffen, ik spring te peerden vlieg naar d achter wacht van ons le^er De mensch droomt tot onder de zeissen der dood. arïuAforPilmmer vo°rt, ds Kozak haalt mij in;.... indien hij eens ging mH hwpi'klt Lnee? V*"» bedreigt mij met zijne lans. Hij gaat 't monster uit P mSB kmën en steek mijn twee armen naar hftnrtflKhn Mri'LSKINEi bond bon^ roept hij en ik krijg naar 'thoofdeene ik n'ets versta dan Moskou! Moskou! ramP<mli0en heelt men wijsgemaakt, dat wij de stad Moskou in brand hebben gestcken zij vervolgen ons als dc doodvijanden van hun Vaderland De kozak steekt, C oddank op onbehendige wijze slechts eene kleine wonde aan mijnen ari Ik grijp de lans vasten wij beginnen er allebei aan te trekken; Iaati- .schieten, 'tis gedaan met mij doch, terwijl mijn vijand zijn pistooi ijoekt om mij als oen hond neer te schieten, ver liest hij 't evenwichtik heb de lans vast; ik zie de kozak zijn pistool nemen nog een oogenblik en een kogel vliegt mij 't hoofd ik spring razend vooruitik steel;, de Kozak valt neer! God zij gedankt!... Zijn eigene lans is door zijn lijf gegaanzondereen oogenblik te verliezen wip ik mij op zijn paard 't is een goed beest't zal mij bij ons leger brengen ik rijd zoo rap mogelijk voort en kom terug in het open veld... O wee van alle kanten zijn kozakken Wat gedaan Eer U den tijd had te denken, omringen wel twintig dier woeste kerels mij ik wordt geslagen en gestampt" dat 'i bloed op mijnwezen druipt. Gelukkig dat de monsters den grooten reiszak iu d'ojg krijgen, die aan mijn peerd hangt, en mij vergeten om er gelijü razende wolven op te vallen er waren gouden horlogien in, zilveren epauletten, fijue hemdeus; aanstonds wordt de buit verdeeld, waarachter de bende zich op weg begeeft, mij als een wild dier meèsl ij pende. Wij zijn weidra bij d'ander Kozakken, die twee honderd soldaten, krijgsgevangenen als ik, naar Siberië voeren. Helaas! in welken toestand! Mijn verhaal zal men misschien met een grimlach van twijfel ontvan gen maar ziehier wat iu oeu authentiek stuk aan 't Fransch Goeverne- mont, door den geleerden Henri Ducor is meegedeeld W. V. j Opvoeding en Onderwijs. Geëerde Werkman, Het is zeker meermaals gebeurd, bij vrienden en kennissen een bezoek af te leggen, en in het huishouden daar alles in goede orde en geschikt heid te vinden stoelen en tafels van kante, en alle huisgerief elk op zijne bestemde plaa's Indien gij dit alles daar zoo gesehikt vondt. heb ik reden te vermoeden dat gij daar tevens netheid en zindelijkheid zaagt doorstralenden vloer schoon gevaagd, de stoof blinkend gewreven, huismeubels afgestoft, de bedding zuiveren rein. De kinderen waren daar wel gewasscken en gekamd,hunne kleederen waren or de lij', jaangedaan, proper en net. Heeft dat alles u niet aangenaam getroffen, en hebt gij u dan niet verhaast die gunstige indrukken mede te deelen aan uwe vrouw hebt gij niet met lof en achting gesproken van dat huishouden? Voorzeker moet gij ook weieens in huizen getreden zijn waar het daglicht slecht de vensterruiten kan doorschijnen, waar de vloer aan de straat gelijkt, waar gij alles overeinde en te midden vindt staan, waar elke stoel met iets belast staat, waar niets eene bepaalde plaats heeft. Hebt gij in dat huis van wanorde de netheid bespeurd neen, dit kan onmogelijk zamengaan. Daar zaagt hij slordige kleederen en de huis meubelen zwart en afziehtig. Do kinderen zagen er schuw en verwil derd uit om hun ellendig gewaad, om hun verwilderd hoofdsieraad, om hunne ongewasschen aangezicht, hals, ooren en handen. Hoe gevoeldet gij u in zulk een huisgezin ongetwijfeld hadt gij groot verlangen het zelve te verlaten, en nauwelijks kwaamt gij te uwent, of bij uwe goede vrouw wist gij af te schilderen welke ordeloosheid, ongeschiktheid en onzindelijkheid gij daar onder de oogen gehad hadt. Nu zal ik u vragen, als gij nog in eene wel ingerichte school geweest zijt, waar orde en zindelijkheid hcerschte, waar men eischt dat de kinders proper en net in de klas verschijnen Zoo ja, ik zal u zoggen dat de höer onderwijzer u met zekerheid heeft kunnen aanwijzen welke kinderen tot ordelij e en netto huisgezinnen behoorenHet zijn deze niet die in hunnen lessonaar het schoolgerief overhoop werpen en het zelve bekladden. Het kind is het afbeeld zijner ouders liet weerspiegelt zijne ouder lijke woon. De onderwijzer, die het welzijn zijner kweekelingen beher- tigt, moet, al ware het met tegenzin eeniger ouders, de goede orde en de netheid zijnen leerlingen inplanten, omdat deze beide zedelijke hoeda nigheden zoo sterken invloed moeten uitwerken op de zedelijkheid der kinderen. Al je mensehen zijn niet rijk. iedereen kan geene kostelijke kleederen dragen en in prachtige woningen gehuisd wezendoch iedereen kan net zijn, zoo armen als rijkenwat goeden wil. een weinig tijd en vlijt en wat water zijn er toereikend voor. De tijd die eene vrouw aan de netheid van haar huigezin besteedt, is deze van een aanzienlijk gewin .- huisgerief dat goed onderhouden wordt, blijft lang bruikbaaren klee deren die wel opgepast zijn van wassehen en naaien, kan men langst dragen. De netheid is daarenboven het behoud dor gezondheid. Bovenal zijn de goede orde en de stipte reinheid zekere behoedmiddels tegen de losbandigheid en de zedeloosheid. M®n zegt met reden, dat eene reine ziel geerne huist in een rein lichaam. Goede vriend, gij zijt overtuigd, ik twijfel er geenszins aan, van de groote aangelegenheid der orde en netheid, en gij verlangt ook groote- lijks dat uwe kinderen die schoone hoedanigheden bezitten; welnu, gij moet maar met het voorbeeld voorop trokken, dezelve in eene ordelijke en nette omgeving' opkweeken, en gij zult uwen wensch zien verwe zenlijken. Zendt uwe kinderen dagelijks op gestelde uur naar de school, en houdt ze er nooit van af, ten zij om allerdringendste redens en in dit geval moet gij ze nog vooraf de toelating zenden afvragen bij de schoolover- heid. Doe hun al hunne verrichtingen op uur en tijd doen doe iiun zei ven hunne voorwerpen, zooals speeldingen en kleedingstukken, weg en te kante doen op de bestemde plaats. Vooraleer zij zich ter kerk of ter school begeven, zie na als zij rem gcwasschen zijn, als hun haar proper gekamd is, als hunne kleedercn ordelijk aangeschikt en goed afgebor steld zijn. De kinderen schikken zich geerne naar zulke goede gewoon ten na korten tijd zullen zij al de hoogere vereischten en voorschriften als van zet'ls naleven. Zij zuilen gelukkiger, enopgermuider voorkomen hebben zij zullen hot besef krijgen der persoonlijke waarde; zij zullen in hun gemoed een zeker gevoel dragen van achting en eerbied voor zich zei ven.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1877 | | pagina 3