Een vlaamsche Napoleonisl in Rusland. De Oorlog, Als een oude hond blaft, ziet dan uit. 1812-13 naar't Fransch van Jean Lefranc. (Verboden over te nemen.) Hier moet ik zeggen dat ik nimmermeer den man terugzag die mij uit de handen mijner beulen rukte. Doch zeer lang nadien werd mij verteld van eenen Russisehen soldaat die in 1815, als de Russen Frankrijk be- zett'en, een huis der gemeente B...in brand gestoken had en verklaard, in zeer goed Vlaamsch, eene wraakneming te deen. Van niemand kon ik zijnen naam weten.. Was 't mijnen radder, ik hoop en bid dat Ons Heer, hem genadig zijnde gelijk hij genadig wasjegeus mij, de wraak zuchtige gedachten uit zijn hert zal gebannen hebben. Nu ga ik voort met mijn verhaal. Eene zeer dikke laag sneeuw bedekte den grond, maar de noorder- wind had hem verhard en ik ging nu met meer gemak voort. Nogtans, na omtrent vier uren gegaan te hebben, werd ik zeer vermoeid Ik schreef dit aan flauwte toe en inderdaad, na eene lichte maaltijd geno men te hebben, gevoelde ik mij veel beter en kon mijnen weg voortzet ten. 's Avjnds, geene schuilplaats vindende, besloot ik altijd voort te gaan, liever als mij bloot testellen om van koude te sterven, met op den sneeuw te slapen. Rond middernacht had ik 't geluk een vervallen hutte ken te vindenik vond er eene bank en 'ne grooten hooö strooi't was waarschijnlijk eene schuilplaats voor jagers. Ik barnkadeerde mij daar ten beste mogelijk en maakte mij met 't strooi een warm en zacht bed- 't Is klaarblijkelijk, peisde ik, Ons Heer wilt, niet dat ik in dees ongelukkig laad sterf. Morgen avond, als de kozak welgerekend heelt, zal ik het gastvrije Polen bereikt hebben en na eenige dagen zal ik in Oostenrijk zijn, te midden van vrienden en bondgenoten Al denkende op mijn lief Vaderland viel ik in slaap en droomde de zoetste droomen. XI. Nieuwe beproevingen. Lang sliep ik niet; 't verlangen van uit dit gehate land te zijn, waar ieder inwoner eene burgerlijke deugd meende te deen met arme gevan genen te mishandelen of ie vermoorden, dit gedacht prikkelde mij en joeg mij vooruit. Arm en ongelukkig slachtoffer van den oorlog, ik wist niet welk lijden mij nog te wachten stond. Na een weiniyske beschuit en spek genomen te hebben, begaf ik mij met kloeken moed op de baan rond den noen bereikte ik een specie van 'ne steenweg-'t was de groete baan, door mijnen redder aangewezen. Hetgeen nij niet gezegd had, waarschijnlijk omdat hy het niet wist, was dat de kozakken zich daar vertoonden, in kleine groepjes, de vel den doorloopende, de bosschen doorsnuffelende, gelijk jagers bij de ope ning der jacht. Op risko van te verdwalen, ging ik ten minste eene uur van die breede baan, waarvan ik nogtans ten beste mogelij. de direktie volgde, 't Scheen mij toch dat ik, met altijd recht vooruit te gaan, niet ken man- keeren van aan de rivier te komen. De nacht overviel mij in 't midden van 't bosch. Dezen keer was er noch hut, noch schuur,noch hangaaromte schuilen. Ik at in droefheid 't geen mij nog overbleef van mijn eetwaren en mij op den sneeuw uitstrekkende, poogde ik te slapen. Welke vreeselijke nachtNu hoorde ik in de verte den wachthond basSen, of een peerd hennikken, en'k verschrikte tot in'tbinneste mijner zielof ik dacht in mijn eiginIndien uitgehongerde wolven mij kwamen aanranden, ik kan mij niet verdedigen! 't Gebeurde dien nacht dat ik rechtsprong, vast besloten van demoeite en oen vaak te bevechten en gansch den nacht te waken. Ik kreeg ook 't gedacht van op eenen boom te klimmen, maar 't was daar in d'hoogte zoo koud, de wind beet zoe scherp, dat ik weldra gedwongen was eraf te komen. Ik leunde dan tegen den knobbeligen tronk van eenen dikken boom en deed veel geweid met handen en voeten om mij te verwarmen. Duizende sterren schitterden in 't firmament en weerkaatsten opeen vervrozen sneeuw glanzende en blinkende punten, als zooveel diaman ten. Dit alles bedwelmde en begoochelde mij uitgeput als ik reeds was, begon weldra mijn hoofd te draaien't scheen mij dat de sterren daalden, nog daalden, rand mij fli kerden, en mij ook uitnoadigden om meê rond te draaien. Welhaast was ik jpn eenen grooten kring van vuur die draaide, draaide, gedurig in; rempende ik werd benauwd. Een s'erke warmte werd door dit gekriewel van sterren rond mij verwekt; mijne slapen gloeiden en mijn wenkbrouwen vielen toe. O zoet visioen! de zon is daar aan den gezichteinder, op den aardbol hare lange strepen weldoende stralen zendende. Welke zoete klaarte en welke nog zoetere warmte! Wat is zij scheon! die groote weide, met schapen en kseien, dm in stil genoegen zitten te grazen, nene doornenhaag schudt op mij eenen regen van bloemen af en daar, in dit struikgewas, zingt de nachtegaal die elk jaar zijnen nest in den vader lijken hof komt bouwen. Welke vreugd! ziet daar, nevens de weide,dienschoonenboomgaard, waar cie appelaars en perelaars, wit van bloemen, ons eene overvloedige inzameling beloven. Laat verder uwe oogen eens vallen op dien hof verdeeld in liefelijke parken, en lange dreeijes bezet met bloemen. Bloemen, overal bloemen en gezang der vogels vreugd voor d'oogen, vreugd voord'ooren, vreugd voor 'thart. E11 wat is zij schoon, die hofstede, ginder ver! Ha, 'k herken ze wel; 't is daar dat ik. geboren ben. Een dikke kolom rook gaat uit de schouw en klimt langzaam in d'hoogte. Op het dak zitten schoons witte duiven. Als ik jong was weende ik dikwijls als Vader tegen de duiven procedeerde, omdat zij schade doen aan dakenen aan hoving. Ik vreesde van de duiven, welke i., zoozeer beminde, te moeten verkoopen. Moeder pleet aan voor mij, voor mijne duifjes, en telkens won zij haar proces. En daar, op den gevel, dit molentje, naar den minsten wind draaiende, ik heb hem daar geplaatst met gevaar van dood te vallen. Ik zie dit alles, dit alles herleeft in mijn geheugen. Vader en Moeder zie ik terugzij zitten op de groote houten bank voor dn deur, onder den ouden notelaar wam een legioen musssclien zich verlustigen, 't Is het rustuurg'heel de Familie komt bij d'ouders ik zie daar mijne twee zusters en mijn broeder: mijne zusters zijn sterke, groote dochters geworden en miin broêr is bijna zoo groot als ik. Vadsr heeft een brief ontvangen van zijnen zoon in 't leger, van mij hij gaat hem misschien voor den honderdsten keer herlezen zijne stem beeft als hij aan de voorden komt: Binnen eenige dagen zal ik in uwe armen zijn de Keizer heeft mij op 't slagveld 't kruis van eer gegeven, ik mag in congé komen. Wat geluk roept myne moeder. Vader, is 't waar, is hij sergeant vraagt mjjn broeder. Ja, jongen zie, 't staat in volle letters geschreven.... Maar wat zie ik hij is daar.... Iedereen staat op, elkers armen zijn mijwaarts gereikt, ik loop, ik vlieg, ik geef een groot geschrei... En ik val met mijn wezen in den sneeuw, en vallende wordt mijn hoofd tegen tien boem gekwetst. Die val deed mij pijn, maar redde mijn leven. Door den vaak overwon nen, was ik op 't punt van in eenen diepen slaap to vaflen, en slapen, daar buiten op den sneeuw, was eene onvermijdelijke dood. Jkwas reeds gansch verstijfd; nog eenige oogenbliklien stilte ca 't was met mij ge daan. Ik spande ai mijne krachten in om mij te verwarmen, maar 'ten ging niet gemakkelijk. In de zwakte waarin ik mij bevond, had ik groote moeite om mijn half verstold bleed terug in beweging te brengen. Eindelijk, ofschoon hat helledonker was. oordeelde ik het voorzichtig mijnen weg voort te zetten. Ik ging dus langzaam voort, de handen uit stekende 0111 nievers tegen te stooten en diep zuchtende eiken keer dat ik aan den schoonen droom dacht, welke mij 't Vaderland en de Familie herinnerde. Eensklaps zag ik voormij eene ruime naa'.te plaats. Het wit laken, dat zich rechts en links uitstrekte, was zoo effen als 'ne spiegel Voor mij, 50 stappen van daar, zag ik de sjmbero massa der dennen, de rest van't bosch. Die plaats zonder hoornen, was waarschijnlijk de rivier, bevrozen en met sneeuw bedekt. Rechts af keerende, moest ik noodzakelijk aan een brug Komen, die op de groete baan uitkwam. Doch zonder gevaar kon dit niet geschie den aan de brug zouden ongetwijfeld Russen, misschien kozakken ge weest zijn; en hee wreed ware hét niet, van zoo dicht bij de Vrijheid, opnieuw aangehouden te worden Indien ik 't mij durfde riskeeren van over 't ijs te gaan!!! r- Kamp van Beverloo. Sedert zaterdag, 18 dezer, zijn al de troepen, die deel moeten nemen aan de manoeuvers in het kamp vereenigd. Zij bestaan uit twee division infanterie (2(1 bataljons), vier regimenten ruiterij, 8 veld- en 2 batterijen lichte artillerie, 1 kompagnie telegraphist#», ambulancen (.'i kompa- gnies van den treinl cn 2 kompagnies Van de genie Maandag laatstleden nam luitenant-generaal Lemair# het kommando over deze troepen. T« dier gelegenheid had eene groote wapenschou wing plaats, 'len 11 ure voormiddag stonden de troepen in drie iiniën op de heide aan den linkerkant van den steenweg op Hechtel. In eerste en tweede linie stond het voetvolr, in darde linie en ruiterij, de artille rie, de telegraphisten en de ambulancen Ten 111/2 ure, werd de opperveldheer door elf kanonschoten aange kondigd de trompetten en klaroenen blaasden de veldmarsch de mu ziekkorpsen speelden het vaderlandsche aria, en de soldaten presenteer de» het geweer, terwijl de epperbe' ïlhebber, luitenant generaal Le- maire, gevolgd door zijoen staf en ee eskadron ruiterij als geleide, de troepen monsterde. Na de wapenschouwing plaatsten de troepen zich in gesloten kolom oni t» defiieeren. Het voetvolk defileerde eerst per kompagnio op vohe» af stand; dan kwamen de rijtuigen der ambulancen, kennelijk aan het vaan del met het roode kruis; daarna de wagens van de genie en der telegra phisten de artillerie en eindelijk het peerdenvolk. Onze troepen zien er zeer geestdriftig en tevreden uit. In het algemeen orde voor het kamp, onderteekend door den opper generaal Lemaire.st? .aan het artikel betreffende de goddelijke diensten: 's Zondags en 's fcestdags zullen in de kerk van het Kamp de missen geschieden ten 0, 9 en 11 ure. De infanterie-regimenten zullen hunne muziekkorpsen naar de elf ure mis zenden. Er mag de soldaten geen het minste werk of inspektie worden opge legd, van aard dezen des zondags te beletten hunne godsdienstplichten te volbrengen. met vragen en antwoorden. 1»" Les. V. Wat is de oorlog A Een plaag e» 'ne geessel, de vrucht der Zeven Hoofdzonden, der ongebondenheid, van 't Volksbederf. Even als in de Familiën, komt de twist en de oorlog onder de Volkeren voort, uit ongeregeldheid en uit begeerlijkheid V, - Wat moeten wij gelooven van den oorlog in 't Oosten A. Dat hij zijnen oorsprong heeft in de langdurige ongeregeldheid van den Turk, in de onverzaadbare begeerlijkheid van den Rus en in de groote wanorde van Europa. V Gjef een kort begrijp van dien oorlog A. - De Russen zijn woest en wild vooruitgetrokken, gelijk de Franse, mans in 1870, over den Donau, door de Balkans z'hebben te veel hunne legers verdeeld en te weinig hunnen vijand ontzien. V. Wat zijn de gevolgen daarvan? A. Dat Rusland in Asia en in Europa zijne legers hoeft zien klop pen, achteruit drijven en krenken, dat Rusland onder den pollevie van Turkije ligt en zijne begeerlijkheid zal moeten inslikken, met pijn ende smert, en allerhande aft'rontatièn. V. Wat moeten wij daaruit leeren A. Ten eersten, van in alles en altijd voorzichtig te wezen; ton tweeden, van alle ongeregelde begeerlijkheid te vluchten ten derden, van ons nooit, zonder gezag of ongevraagd, te bemoeien in vreemde za ken, huizen, wijken, parochiën, stoden of landen ten vierden, van de comraeeren en hunnen aanham: te vluchten; want die commeeron zijn een pompernij van den duivel; veie zieikes, anders nog godvruchtig, zij zullen veilorengaan voor hun lange, kromme, scherpe, ienijnige tong.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1877 | | pagina 3