usiand. 111 Heden koopman, morgen loopman. 181(2-13 naar 't Fransch van Jean Lefrane. (Verboden over te nemen.) 'i Mijn man zal u den weg naar een warme kamer toonen, sprak de Mevrouw. Ik wilde antwoorden, haar bedanken, maar de aandoening verstikte de klanken in mijne keel. Al wat ik doen kon, was mij op de kniën wer pen en met de dankbaarste tranen d'handen mijner weldoenster besproei en, terwijl zij, insgelijks ontroerd, niet ophield van te zeggen Gij zijt mij niets verschuldigd, vriend; wat wij voor u doen, is geerne gedaan en ter liefde Gods. De baron leidd» mij op de eerste stagie, mij teederlijk ondersteunende en verzekerende dat ik mij als van den huize moest beschouwen. Op mijn bed zegde hij zou ik lijnwaad vinden en ander kleederen. 't Was te veel. Tot hiertoe onder barbaren geleefd hebbenen nu eens klaps vallen in de armen van engelen. Ja, 't was te veel! Maar ziende dat die goede zielen verdriet deed als ik weigerde, besloot ik maar alles aan te nemen. Mijne kamer was een oventje gelijk. De domestieken hadden grooten iever getoond er brandde in den haard een vuur om 'nen os te braden. Hoe schoon, dit vuur van heldere vlammen, dit zoet gekas en gekraak van't droog hout! Welke overvloed voor mij, arme gevangene, die se dert eenigen tijd niets gezien had dan vervrozen sneeuw, die zulke koude had geleden, dat het mij dikwijls scheen, als waren er ijsstokken in mijn lijf. En dan, welk bed! O, 'k zal dit bed nooit vergeten. Als de Baroa weggegaan was, mij eene goede rust wenschendo, en dat ik na nïijn gelapte kleêren afgetrokken te hebben, de deugdelijke warmte van een goed flanellen siaaplijf op mijne borst gevoelde, daarmee een hemde van fijn lijnwaad, frisch en krakende van witheid, waarin nog de bij zondere reuk zat van lijnwaad op 't gras gebleekt en in den wind ge droogd, dan schooi ik mij met weLlust tusschen de twee beddelakens, zoo fijn en zoo wit, als voer een i.eningsbed Ach, mijne arme gezellen Kon ik hun een deel van mijn geluk geven! En 't kaporaalken ach, ware hij hier ik zou volkomen gelu .kig zijn Achter eenige minuten was ik verwarmd, inderdaad verwarmd, overal verwarmd, 't Was hier de warmte der bivaks niet, waar men van d#n eenen kant half verbrand werd, terwijl op den rug de koude u't vel afbeet, 't was de goede, zoete warmte, die door en door 't lijf dringt, die rust verschaft en u zoetelijk in slaap wiegt. Nogtans geraakte ik moeielijk in slaap. Ik was te wol gelogeerd. Bijna verzen ken in eene matras zoo zoet en zoo warm, als de gekrin kelde wol van een wit lam, voelde ik beter in den geest de sporen der slagen en wonden, waarineê de goede Russische Vrienden mij begiftigd hadden. Dan peisde ik aan alles wat mij sedert 't begin van dien ramp zaligen veldtocht was overgekomen ik recapituleerde al de gebeurte nissen van mijn leven en moest besluiten dat ik nog maar weinig schoons dagea had gezien. Maar 't geluK dat ik heden voelde, kon mij vele pijnen doen vergeten de Voorzienigheid waakte over mij en meer dan ooit mocht ik hopen van mijn Vaderland terug te zien. Stillekens aan, denkende en voor mijne weldoeners biddende, werd ik op d'armen van den slaap, in 'twenderlijk land der droomen vervaard. XII. Edele harten. 'k Ben maar een arm soldaatje, oen oude ranker van Napeleonist, gelijk men zegt, en ik weet de kuast niet van d'herten te bewegen of de nieuwsgierigheid op te wekken door sluwe spraakkunstige trokken, die aan kleine zaken een groot belang hechten maar al ware ik de grootste letterkundige der wereld, ik zou nog onbekwaam zijn om de genoegtens te beschrijven, die mijn hert vervoldigen, als ik rond vijf ure 's avonds wakker werd, uitgerust, verkwikt, versterkt, gansch uit den nieuwen gewasschen. Doch, daarenboven stond het geschreven dat ik nog lijden moest voor aleer in 't beloofde land aan te komen, vooraleer zelfs tijding te konnen doen aan degenen die, daar in 't land met hertklopping aan hun eigen vragen of ze mij nog gingen terugzien, oftewel indien ik gelijk zoovele andere, een graf zou vinden onder den sneeuw van 't koude Rusland. 'Op de sponde van mijn bed gezeten, zag ik half slapende, hat vuur dat uitging, van tijd tot tijd nog het waggelende licht van een zyner uit gaande vlammen doende blikkeren. Eensklaps vloog de deur open en de Baron trad binnen, gevolgd van een dieostkhecht. Rap, rap zegde hij mij, verbergt u binnen eenige minuten zullen de Kezakkea hier zijn. Die vermaning joeg de diepste wanhoop in mijn hert. Watde Ko zakken zijn daar, ze gaan 't huis doorsnuffelen, mij waarschijnlijk ont dekken en welke vreeselijke straf gaat dan ep mijn weldoeners vallen! Op de gevaren die mij bedreigden, peisde ik niet. Ik, ik was niets, vol strekt niets, dan een arme ongelukkige, veroordeeld om heden of mor gen te sterven, hier of een weinig verder. Men had mij maar over te leveren en alles was gezegd. Ik zegde dit aan den Baron hij werd gram; ik zag het aan g'heel zjjn doenwijze. Meent gij, zegden zijn oogen, dat wij, Polakken, opzulke wijze de herbergzaamheid uitoefenen? Ik drong aan, ik wilde heengaan, seffens, op staanderi voet, vluchten, mij in de bosschon gaan verbergen, of in'ne pnt seringen, verdwijnen op d'een of d'ander manier. Maar mijne weldoeners in gevaar brengen, nooit! Dit zeggende begon ik mij te kleeden. De Baron 011 zijn knecht hadden al de moeite der wereld om mij tegen te houden. Ik eindigde met mij in hunne handen te leveren. 't Gevaar, sprak de Baron, is toch zoo groot niet als gij meent. De Kozakken zijn wel is waar, vreeselijke bri gands, maar z'Jiebben't poeder niet uitgevonden 'tzal zoo moeielijk niet zijn hen te bedriegen. Ik moest maar alles doen wat de knechtmij zeggen zou; hij, de Baron, zou den vijand te gemoet gaan. Hij ging beneden, mij alleen latende met een soort van 'ne reus, sterk als een peerd, maar zacht en good als een schaap; hij kende geen woord franscli, maar sprak met teekens. Ik begreep zijn plan. Ik legde mij tusschen de twee matrassen. De l'oiak verborg mijne kleederen, ontkleedde zich, deed rond zijn hootd eenen grooten toulard en legde zich in mijne plaats te slapen Na twee minuten hoorde ik hem ronken gelijk eene orgelpijp, llij speelde zijne rol met zooveel talent als de fijnste comediant. Ge kunt denken in wolken toestand in daar lag, halt versmacht, met moeite lucht scheppende lang moch dit niet duren, ot k bleel tusschen mijn matrassen dood. En als de kozakken mij vonden, welke vreeselijke positie Twee zaken stonden mij te wachten, de dood of t ballingschap naar Siberië. En mijne weldoeners?.... Misschien zouden zij mishandeld worden, of van al hun goed beroofd, ot in't gevang geworpen. Die ge dachte bracht mijno droefheid tot het hoogste punt Ik berouwde nnjne ikzucht.. Neen, zegde ik in mijn eigen, ik had het recht niet de on rust in die achtbar», bewonderenswaardige Familie te brengen. Wat had ik noodig aan die deur te gaan aankloppen, misbruik to maken van 't- goed hart uier Christenen, mij om zoo te zeggen, aan hunne liefdadig- h»id op te dringen? Op den sneeuw had ik mij moeten te slapen leggen, te midden der bosschen, en daar wachten, totdat do dood aan mijne el- landen een einde zou stellen. En ik eindigde met erbij te voegen - 't En is misschien nog met te laat om 't kwaad te herstellen dat ik gedaan hab. Ik ca hier uitkomen., de Russen te gemoet gaan en zoggen dat ik hier ingedrongen ben, bui ten do weet der bewoners. Helaas mijn arm hoofd was zoo zwak dat ik bijna trotsch was mat die rade zonder zin, een ontwerp gevormd te hebben. Ik begon dus geweld te doen met armen en beenon; om uit mijne schuilplaats te komen. Maar 'k had gerekend, zonder mijnen beddegenoot. De Polak Jag op mij met al 't gewicht van zijn lichaam, en gat mij door de matrassen eene ruwe schuddering, als om mij te doen verstaan dat it daar blijven moest, op pene van verpletterd te worden. Terzclvertijde hoorde ik een gerucht van stappen in den gang. De kozakken waren op zoek. Meer dood als levend, rekte ik mij uit, mij zoo dun mogelijk makende, zelfs mijnen adem ophoudende. Toen de baron mij komen verwittigen was uat de kozak ten 111 de gebuurte verschenen waren, dan zaten inderdaad twee soldaten us peerd acht«r mijne hielen. Gelukkiglijk voor mijne weldoeners en voor mij, dat er e»u weinig sneeuw vieldaarmee kon men in den omtrek des kasteels moeielijk zien, of de vervolgde man zich daar inderdaad opge houden had, of 'zijnen weg voortgezet. Op goed vallens uit stapten de kozakken van hun paard, maakten deze dieren aan eenen boom te midden van den koer vast, stelden hunne lansen tegen den muur en klopten aan de groote poort. V V. Gedachten. Hij doet veel, die hetgeen hij doet, wel doet. 1 homas a Kempis. Wat uit liefde gedaan wordt, hoe klein en hoe goring het in zich zelv» zij, dat wordt geheel en al vruchtbaar, (id.) Wij hebben gearne dat anderen volmaakt zijn, maar onze eigene ge breken beteren wij niet. (id.) O ""elukkigo huisgezinnen, waar de vrede woont, waar meesters en dienstboden hunne weclerzijdgcho plichten vervallen o geluukige pacht- hoven, waar de iaidbouwer en al zijne werklieden als éen gezia nitma- maken, God dienende met ware liefde en rust (Vastenbullo van Z. II. Mgr. Braeq.) De waarheid is als de dauw des Hemels; om ze rein te he waren, moest men ze in een rein hert ontvangen. Bernardin de St Pierre De ellenden dor menschen groeien aan, namate do menscli grootor en machtiger wordt. id- DE OOGST IN EUROPA. Oostenrijk. Honqarië. Uitmuntend er zullen 15 millioen gentenaars voor T buitenland beschik baar zijn. Zwitserland. Tarwe redelijk, rogge min. Zwitsenand zal, om te ba- staan, 3 millioen centenaars uit Oostenrijk moeten hebben Frankrijk. Oogst zeer gemein. Frankrijk zal zien voel uit den vreemde moeten verschaffen, en wel langs landzijde, vermits er goen granen langs de Zwarte Zee kunnen komen. 1 Üuiischland. Do opbrengst verschilt van provincie tot provmcie. In Pruisen is de opbrengst 3/4. Engeland. De oogst is beter dan men gepeisd had. Rusland, heeft 'nenoogst, gelijk erin langejaren geenen geweestis, in vele streken meer dan 't dobbel van gepasseerd jaar. Italië zal te kort komen; in Zweden en Noorwegen is de oogst bevredi gend wat België aangaat, de positie is gekend OOSTAKKER, Maandag avond. De Pauzelijke Nuntius is hier op Koninklijke wijze ingehaald. Aide woningen in t rond zijn bekroond en verlichttalrijke trionitbogen zlin opge"eehtmen ziet in den dreef niet, van d'eewige vlaggen en luchtbal- lontjes tot aan de Grot is 't eene haag van witte roozen en sparreboomt- jes nevens, boven, voor, onder, in de Grot, overal flikkeren vreugde lichtjes; een prachtig vuurwerk wordt afgesteken dit alles tot eer cn glorie der Onbevlekte Maagd Maria. Dijnsdag. Van 's morgends af is de Grot bezet van eene ingetogens biddende menigte. Ton7 ure begint de kerkwijding; ten halt 1 waalt is die plechtigheid gedaan, dan begint de eerste Solenneele Mis, gecele breerd den Z E. H. Boddaert, sekretaris van't bisdom onder d Offe rande en de Consecratie dreunt de grond van een krachtig teestgescliot. Over eenige jaren was'thier eene wildernis; nu is hier meer gewoel als in d'hoofdstadeeneschp'one kerk, met twee torens, is uit den grond gerezen; en is hier vrolijke, levendigs beweging.... i> Hel is mot al haar ga weid het Vlaamsch Lourdes komen bestormen al dit geweld is voorbij; Onze Lieve Vrouw wilde t'Oostakker eene Bidplaats, oen Heiligdom die Bidplaats, dit Heiligdom is er gekomen, weerdig van Haar en van Vlaanderen. N. B. G'heel den dijnsdag was't te Lourdes eene begankenis van Gentschen ander volk. - Op 't einde van den droef zijn in den donkeren, eenige lampionskes afgeslagen. De duivel moet toch altijd eens zijn tan den laten zien.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1877 | | pagina 3