Een vlaanschd ^pvleoulst a Rusland, De rust is omlaag, op d'hoogtens niet. 1812-13 22 naai-'t Franseh van Jean Lefrano. (Verboden over te nemen.J Dan zegde ik in mijn eigen Napoleon heeft zoovele vaders en moeders van hunne hinders beroofdzullen deze tranen op zijn hoofd de vreese- lijkste straiten niet trekken? Wat moet hij denken, als hij, op gansch de lengte van zijnen weg, die verwoeste steden ziet, die bedrukte Fami- iiën, die weenende moeders, welke hunne kinderen vragen. Ach! riep ik uit, vervloekt zij de oorlog! De menschen konden hier op d'aarde zoo'gelukkig zij. Indien, in plaats van hunnen evenmensch den oorlog aan te doen, zij zich beminden, in vrede leefden, malkaar hielpen, ondersteunden, vertroostten? Maar, helaas 't en gaat alzoo niet. Van den machtigsten der monarken, tot den geringsten knecht, iedereen kijkt afgunstig naar :t goed van den buurman. i)e Koning be geert eene provincie, de eèlman, eeretitels, den burger, eenige voeten grond of vvat geld. Waar vindt men nog de ware broederlijklieiu l Zou er hier dan niets, niets anders dan ikzucht zijn Ik geloof uitzonde ring te maken op den algemeenen regel. Mijn hart klopt om te breken, als ik niets doe dan denken aan mijne ouders, zusters, vrienden, aan mijn Vaderland. Indien ik 't geluk voor mijn eigen vraag, ik wil het ook jonnen aan d'anderen. Mij dunkt, indien iedereen ware zooals ik, dat er neoit oorlog onder de Volkeren zouzijn, nooit tweedracht in de familiën. Maar ongelukkiglijk, iedereen en peist alzoo niet't is wel spijtig Al mijmerende vervioog de tijd, en 't was reeds dag toen ik in 't zo merhuisje terugkeerde. Ivond daar Anselm aan den voet van zijn bed geknield; ik liet hem tij I 0111 zijn gebeden te doen en bleef stillekeus in een hoeksken zitten, uit vrees van hem te verstrooien Ongetwijfeld had hij onzen Lieven Heer vuriglijk te bedanken, want voor hem gelijk voor mij, was het een onverwacht geluk, van in'deze wreede gewesten, een aardsch Paradijs gevonden te hebben. Welnu, vroeg ik hem, als hij rechtstond, hoe is de nacht geweest? Volmaakt wel, antwoordde hij. Nogtans, hebt gij nog al in beweging geweest. Dat verwondert mij niet, 'k heb den ganschen nacht gedroomd. Die verduivelde Kozakken zijn niette vreden met mij te pijnigen op hunnen weg, zij komen mij nog in mijnen slaap bezoeken. G'hebt dan ook veel op de route geleden 't Ware mij onmogelijk u 't verhaal te doen van mijn marteldom. Sedert den dag dat wij Moseou verlaten hadden, tot op het oogenblik als onze Weldoener mij hier opnam, heb ik honderde malen geloofd dat het met mii gedaan was. Zie ik ooit mijn land terug, ik zal kunnen zeggen dat de Voorzienigheid voor mij een mirakel heeft gedaan. G'hebtongetwijfeld veel honger afgezien! Of ik ho-nger afgezienheb Ik zal u maar éen geval vertellen. Zekeren dag viel ik bijna van flauwte en vermoeienis en besloot de bos- sehen te veriaten, waarin ik gedurig voortsukkelde, en in een nabijgele gen dorpje te gaan. 't Was mij veel wagen, wantik wist bij ondervinding hoede Russische boeren, door hunne popen bedrogen, die ons beschuldigden van Me.scou in brand gesteken te hebben, hoe die boeren al de Fransche vluchte lingen, waar zij aan of omtrent konden, mishandelden en vermoordden. Maar 't was drij a vier dagen geleden dat ik niets geeëten had, en ik moest kost wat kost, eenig voedsel vinden om mijne reis voort te zetten. In't dorpje, aan de eerste hut, zag ik er eene oude vrouw uitkomen, die eenen marmit droeg, waar een dikkeMamp uitvloog. Zij ging eenige stappen, zette den marmit nevens den muur, en ging binnen Op 't zelfde oogenblik hoorde ik het gegrol van een zwijn. Het dier wachtte zijn eten afin de marmit waren betteraven en misschien eenige sneden roggen- brood. Welke maaltijd, indien ik een deel van dit beesteneten kon krijgen! 't was wel niet kloek of aangenaam, maar toch in staat om mijnen hon ger te voldoen, mijne maag te bedriegen en eenige warmte in 't lijf te krijgen. Ik kroop naar 't voorwerp mijner hegeerlijkheid en kon, na veel geweld, 't scheel van den marmit opheffen, 't Was er zoo vast in en ik was zoo flauw. De eerste hinderpaal weg zijnde, was ik als bedwelmd op 't zicht van die groote en schoone ri okende en malsche sneden bettoraaf. Doch er was geen stnkje brood in. In alle geval, voor een uitgehongerde als ik, een lekker eetmaaf. Op een omzien vulde iit mijn schako en 'k ging met mijnen buit vluchten, als de oude vrouw buitenkwam, 'negrooten schrei liet en mij begon te vervolgen. Ik liep zoo rap mogelijk, tegen mijne borst den kostelijken schat ban mijn hart drukkende, en van tijd eens bijtende in 'twalgelijk voedsel waarin ik dan zooveel wellust vond. Andere vrouwen, door 't geschrei der oude heks verwittigd, stelden zich ook op deu loop achter mij. Weldra hadden ze mij bij 't lijf! Nooit zal ik vergeten wat ik alsdan te lijden had. De eenegreep mij bij d'hairen, d'andere trok hare lange nagels door mijn wezen, anderen sloegen, stampten mij, braken los in allerhande beleedigingen. Terwijl de wilde tooveressen mij mishandelden, at ik maar altyd ge durig aan Ach, de ellende, die uiterste, afschuwelijke ellende, die het lot geweest is van zoovele soldaten onder den sneeuw van Rusland begraven, die ellende doet de mensch lager dalen dan de dieren. Eindelijk, vermoeid zijnde van slaan, lieten de waardige gezellinnen onzer doodsvijanden mij vertrekken. Ik had mijnen schako vol eten en vroeg niets beters. Gelijk gij ziet, voegde Anselm erbij, ik was daarjuist op geen bruiloft, alhoewel er onder de Russinnen verscheide schoone vrouwen waren. Zij meenden eene heilige plicht te vervuilen met u te mishandelen. Inderdaad, al slaande met kracht en overtuiging, gaven ze mij ge durig van hond en van brandstichter. 't Is alzoo dat de Popen tegen ons geheel Rusland hebben opge maakt. na zelf hunne huizen en kerken in brand gesteken te hébben, om ons niets dan puinhoopen over te laten, hebben zij ons beschuldigd van die barbaarsche akten. Dat komt van eene valsche Religie, waar de keizer aan 't heofd is. Maar wij zullen daar een ander maal van spreken, laat ons nu eten. Onnoodig te zeggen dat mijn arme vriend eer aan de tafel deed. Toen ik hem zegde dat wij waarschijnlijk zouden gedwongen zijn nog verscheide dagen, misschien weken, in't'kasteel over te brengen, dan vroeg bij mij angstig Wat gaan wij doen om onze weldoeners over zooveel goedheid te belooneri? Wij zullen werken, zegde ik hem. Des te beter, maar welk werk Gelijk gij reeds gezien hebt, de hof is zeer groot en er zal ons daar geen bezigheid ontbreken. Ongelukkiglijk, ik ben geon hovenier. Dat is gemakkelijk om leeron. Dan, men kan houthakken, aardbe ziën of kampernoelie in 't bosch vergaren in korte woorden, men zoekt van nut te zijn, zijne dankbaarbeiI te betoonen en liet is alles wat de liefdadige engelen, onze weldoeners vragen. Indien ik penseelen had, kleuren, lijnwaad, ik zou eenige schilde- ringskes kunnen maken voor die goede Menschen. Wat hoor ik ik heb voor medegezel 'ne schilder, 'nen artist, 'ne leerling van Rubens! waarachtig 't is te veel kans Als de Baron komt, zal ik hom al 't gerief vragen voor uwe edclo kunst. I11 afwachting ga ik eenigo-teek :;l::gskos gorec.'. vir do kinderen onzer weldoeners. En aanstonds 't potlood op papier brengende, begon hij een groot ge tal kluchtige figuren te teekenen. Anselm was spotprentmaker; zijn teekeningen moesten don statigsten mensch doen lachen. Ik herinner mij eon Roodkapken, zoowel gelukt dat ik liet voor mij bewaarue. Rond den noen, als wij aan 'toten waren, kwam de'llaron ons bezoe ken. Wij haddon wel gewerktik had een groot vierkant omgegraven, en Anselm 't onkruid uitgerukt, de wegelkes geschuifeld en de bloemen opgebonden. Wij hadden ons gansch in 't zweet gezet; de Baron zag het en bekeef ons. liij liet ons het werk maar toe" als tijdverdrijf, indienonze iever hem beloonde, dan was Onzen Lioven lieer hom niets moer schul dig. Om t'eindigeu, noodigdo hij ons uit om de komst van den landgenoot feestelijk te vieren, en bracht ons daarvoor twee liesschen wijn en dessert. Dan vertrok hij, de caricaturen meenemende, die hem zeer veel plezier deden. Weldra kwam't schildersgerief af, doek, koleuren en penseelen vroeger had de Baron zich niet teekenenen schilderen bezig gehouden en hij had nog den schilderezel en de panneelen gansch gereed mis schien zelf, zegde hij, zouden er nog eenige kleuren te vinden zijn; in alle geval, ze waren bij eon gebuur in 't ronde wel te vinden. W] V. Mijnheer de Opsteller, Met de toestemming van mijnen medewerker Josëf Maras, uitverkoo- per van uw blad, zend ik u eenen kampstrijd aan den welken ik drij prijzen hecht I. Hemeisch-palmbof. Kerkboek ter waarde van 1,75. Franseh - Vlaamsch. •2. Geschiedenis van het vermaard mirakuleus beeld van O. L. Vr. van Gaverland. 3 Levensschetst ven den Eerw. Heer Michael Fr Cop. door J. B. V. B. 1 raadsel. Wanneer een kind zeven jaren bereikt Dan is 't van gansch mijn familie verrijkt. Ik dien aan oud en jong, dit is de zaak. Die mij is kwijl, heeft eengroot ongemak. 2 raadsel. Wanneer ik kom, zien we de dagen verminderen, Geloof'mij, 't weet het al die leef. Van Ouds ben ik de vriend van meest al de kinderen Omdat ik lien veel fruiten geef. 3 raadsel. 'K vertoon mij somtijds leliewit, Men ziet mij ook zoo zwart als git 'K woi'd bruin en ook wel roodgedragen Naar 't land is, kan mijn kleur behagen. Maar zoo ik de eerste letter van Mijn naam moet derven, lezer, dan Zult ge ongetwijfeld mij ontmoeten Bij snijders, naaisters, 'k wil u groeten. 4 raadsel. Mijn eerst kan men niet ontberen, In ieder huis heeft het zijn troon En wie zijne overmacht wilt wer Krijgt soms een ongeluk ten loon. Mijn tweede kan geen voedsel geven, Het is van onverteerbren aard Het zal u, vriendje, mijn eerste geven, Hebt gij het wijs met staal gepaard. 5 raadsel. Wat beteekent P Water Zwemmen Water. 6 raadsel. Mijn eerste deel dient om te wegen, Maar mijn geheel dat is een man Die soms mijn tweede breken kan, Daar is hem weinig aangelegen Ik verzoek da.t de oplossingen ingezonden wezen binnen de achtdagen; u hertelijk groetende, blijf ik, mijnheer. Uw teegenege ne lezer J. A. Waem, Molenberg, Beveren. (Waes) RAADSELS VAN D'ANDER WEEK. TTTTTTttTxf. Wat is dat Een theegezelschap. Welke bergen worden meest bezocht? D'herbergen, gevonden door M. Isidor Cambier, glazenmaker te Dendermonde, die er bij voegt Maar ook den Berg van bermhartigheid. Wie is er geerne broodloos Den bakker. V. Wat staat er tusschen berg en dal. A. en. V. Wie verlangt éénoogig te zyn. A. De Blinde. V. Welke wielen draaien niet A. De wielen van een rijtuig dat stilstaat.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1877 | | pagina 3