Een vlaamsche Napoleonisl in Rusland
RUS en TURK.
j
Daar, in die zaal rondkijkende, zag ik met verwondering dat
degene die rechts en links aan de deur waren, tot thalven der
kamer, in denzelfden toestand waren als de gevangenen buiten,
't is te zeggen, zwak, uitgehongerd, stervende; terwijl, dieper
in, eenige wezens er beter uit zagen en min ongeduld toonden
dit verschil trof'mij, ik vroeg eenige inlichtingen en alhoewel
niemand genegen scheen in samenspraak te treden, en dat ik
twintig maal dezelfde vraag moest herhalen, nogians geraakte ik
aan de weet dat die benijdensweerdige personen Duitschers en
Polakken waren, die, eerst aangekomen zijnde, waarschijnelijk
eenige hulp hadden ontvangen men zag ze somtijds eten en
langs de venster spreken aan personen van buiten die waarschijn
lijk'wat levensmiddelen brachten. Zij waren Duitschers of Pollak
ken er was nog een weinig medelijden voor hun wij waren
Franschen voor ons .was er niets dan de Dood.
't Gedacht alleen dat eenige onzer medegdzellen iets te eten
hadden, dit gedacht verdubbelde, als 't mogelijk ware, mijnen
angst en mijnen honger.
In't midden van't beklag en't hevig vervloeken der Rus
sen, hoorde ik een mijner kameraden, die bezweek van koorts en
dorst, een stuk beschuit beloven aan die hem een weinig sneeuw
of ijs zou brengen. Op 't woord beschuit hief ik't hoofd op en
keek angstig rond of er niemand, dichter bij hem gezeten, 't
voorstefging aanveerdend'eene waren tegengehouden door
hunne zwakheid, d'andere door de vrees van hunne plaats te
verliezen niemand antwoordde. Ik, kameraad, ik, riep ik,
en bij den zieke gaande, zegde ik dat ons akkoord gesloten was.
In weerwil van de bijtende kou, ging ik inderdaad op den koer,
trok van den grond eenige stukken ijs, bracht ze bij den lijder
er ontving daarvoor het lief stuk beschuit; klein, zeer klein,.,
maar éene enkele beet, maar toch voedzaam eten.
Maar nu was ik mijn plaats kwijt, d'andere hadden zich wat
gemakkelijker geschoven ik had konnen reklaineeren, doëh
daartoe de krachten niet hebbende, keerde ik terug bij Magloire
en Elias.
Waar waart gij gegaan? vroeg de eerste mij blijft bij ons,
mijn lieve kameraad, en laat ons samen sterven, vermits wij toch
moeten sterven want de monsters hebben ons toch veroordeeld
om te sterven van honger en van koude.... Indien ons lot nog
eenig vooideel aan 't Vaderland kon bijbrengen Indien wij nog
op'l'slagveld mochten sterven, de wapens in d'hand, na eenige
dier wanschepsels omgebracht te hebben Maarzoo wreed
eene dood sterven, ver van 't slagveld, in 't slijk, in een verlatene
plaats, zonder van iemand gezien of gehoord te worden, duizende
uren van ons Familie, van iedereen verlaten Ach, dit is nog
pijnlijker dan de koude en den honger
Zoo sprak mijn kameraad, en ik, alhoewel zoo'zwart van
gedachten, zoo wanhopig als hij, ik trachtte hem te bewijzen dat
alles niet verloren was, dat onze beulen, zoo niet uit knaging van
geweten, ten minsten uit vrees voor devermaledijdirig vangansch
Europa, in hun schelmstuk zouden tegengehouden worden, toen
eensklaps een verward gerucht in de zaal gehoord werd. De pri-
sonniers komen er uitgesukkeld in wanorde, loopen over ons
naar de poort, roepende: Vivers vivers Die tooverwoorden
boezemen mij ook" kracht in ik ben recht en rol met den hoop
den koer over, terwijl mijne twee gezellen vergeefsche moeite
doen om ons te volgen.
Wij, de uitgehongerde menigte, blijven staan op 't zien van
'ne Russische kaporaal, die cns door teekens en woorden, ver
biedt verder te gaan. Achter hem houdt een soldaat 'ne zak be
schuit open. Onbewegelijk, maar inwendig poppelende van onge
duld, hoopt eikendeen van eerst gediend te zijn; eikendeen wacht
naar een teeken om te mogen naderen; maar de Kaporaal-Rus
maakt er zooveel beslag niet meê. Met de iwee handen den open
zak nemende, gooit bij een deel der beschuiten over ons hoofden.
Ge kunt denken, welke verwarring hoe er naar 't beschuit ge
grabbeld werd En de Russen hadden daar hun plezier in zij
lachten dat ze schaterden, zij plakten op hun handen, deden nog
eenige keeren dit eerloos spe! voort, en gingen dan heên, nog
den helft der beschuiten in den zak meênemende onze nijdige
oo^en volgden de levensmiddelenmaar niemand mocht naderen.
Nu was men haastig om terug te keeren, teneinde binnen of
buiten de zaal een goed plaatsken te vinden. Maar welk verschil
in de houding van al die rampzaligen! Zij, die te zwak geweest
waren om aan een stuk beschuit te geraken, stonden langzaam
op en konden met moeite, in stilte of vermaledijdingen uitbra
kende, naar hun gevang terugkeeren. Degene die zoo kloek niet
geweest waren om buiten den koer te komen, bekeken de pro-
visiën hunner kameraden, zoo niet met nijd, ten minste me'
stomme onderwerping. Om nog langer te leven, daar peisden zij
niet op zij wilden alleenelijk gerust sterven en zochten daarna
een warm plaatsken. Degenen, die zoo moedig en gelukkig ge
weest waren van levensmiddelen te krijgen, keerden terug, de
vreugd in 't hert, met blinkende gelaat en tegen hunne borst
drukkende die handen, waarin hun schat, hunne hoop, hun leven
was geborgen.
Ik toonde aan Magloire en Elias mijn deel van den buit zij
ook hadden, langs achter ons voortgesukkeld zijnde, een deel
beschuit kunnen krijgen en wij begonnen te rekenen voor hoe
lang die provisie ons leven kon rekken. Magloire stelde voor van
ons ilrij loten in 't zaksken te doen, waarin hij in 'l leger, zijn
provisie zout deed. Ons ke.ukengerief werd gevolledigd door nen
iiouten lepel, welken Elias gevonden had, en er werd besloten
van drijmaal daags elk 'ne lepel van dit gebrokltelu ocsciiuil te
nemen. Ons zaksken was strijkende vol, zelfs was er nog een
weinig over, dat aanstonds gedeeld werd en onze schat werd
aan mij toevertrouwd, waarschijnlijk omdat ik, tusschen mijn
gezellen geplaatst, de minste beweging niet doen kon, of ze moest
aanstonds gezien worden.
Ofschoon wij met veel smaak geeëten hadden, zagen de
twee kameraden er zeer ziekelijk en teneinde uit. Zelfs bij d eer
ste avonddistributie, scheen Elias niet veel eetlust te hebben hij
was ijskoud, en 't was met de grootste moeite dat hij zijnen lepel
binnenkreeg.
's Anderdaags morgends, stuurde ik hem 't woord toe te
nauwernood kon hij antwoorden ik keerde mij naar hem en
vroeg of hij nu aanstonds zijn raljoen wilde maar hij had reeds
de dood op 't wezen hij deed 'nen oogenblik zijn halfuitgedoolde
oogen open, en gaf mij teeken met 't hoofd, dat hij niets meer
noodig had. Magloire was al niet veel beter, en 't is schande 0111
bekennen, maar er onstond in mij een soort van vreugdegevoel,
bij de gedachte dat ik gansch alleen ging meester worden van de
provisie beschuit....
Nogians, ik beminde mijn twee kameradenonze goesting,
onze opinie, ons gevoelen was hetzelfde. Maar helaas! welke tijd,
welke plaatsen en welke omstandigheden om de zoete vriendschap
in oefening te brengen De vriendschap, de familiebanden,
de broederlijke liefde waren niets meer dan ijdele woorden uc
eigenliefde had alles vervangen.
W. V.
De rust is omlaag, op d'hoogtens niet.
24
1822-13
naar't Fransch van Jean Lefranc.
(Verboden over te nemen.)
Rus. Awé
Turk. - Awé
Rus. G'hebt er dan van gekregen, he
7-urk. Van gekregen! Vraagt'ne keer aan uwen Groothertog ot
hij zich nog verroeren kan van de pijn.
'Rus - Hoort gij Moutkhar in Asia niet ora misencorde roepen
Turk Hoeveel keeren zijt. gij reeds van Plevna weggeslagen
Rus. Mijnen Gourko heeft uwen Osman daar bijna den kop openge-
kliefd
jurk. Wie is er in Chiplia moeten vluchten en wie heeft daar van
zijn pluimen gelaten..
Rus. Dat zal u leeren, krawat
Turk. Dat zal u leeren, Judas
Rus. 't Zal lang aan uw rebben hangen, zwarten dief.
■jurk Wat aft'airen liadt gij in mijn land, schelen deugemet
Rus. Behandelt uw Christenen beter
Turk. En wat doet gij in Polen
Rus Bemoeit u met uw zaken.
Turk. Mijn Christenen klagen niet en t geschrei der 1 olakiten
galmt g'heel Duropa door.
Rus. Serbië en Herzegowina klagen.
Turk. Door u opgemaakt! En is er onrecht geweest, k zal t her
stellen.
Rus. Staat die landen af
Turk. Nooit of nooit!
Rus. Mijne wraak zal wreed zijn
jurk. Kom maar al! de laatste man der Russen zal hiei blijven.
Suleiman, Osman, mijn generaals, opgepast.
Rus. Rsbhtoebeizal ik door dien i
nus. - xvsmnuou^ -g'affronteerd worden!
Groothertogen, Serbië, Rumenië, vooruit, er moet gewonnen worden,
leVp" Vo.kenn. "Weelwee! is er nog geen bloed genoeg gestort!
Wanneer gaat dit bloedig spel eindigen
Een bedronkene landbouwer kwam bij den Rechter, hij wilde van
ziin vrouw scheiden- Waarom dan - Ja, myn vrouw drinkt te veel
eenever - Te veel genever en daarover klaagt gn, die dagelijksch
dronken zijt- Juist daarom kan ik bij haar met blijven; er moeter
W6S'lmreVSwmsschen°naa?en,nstoppOT,^a" e^, koidom, d'huishouding
Z Xk. zèker neen t - Go zoudt hot nogtans moeten kennen, want mijne
dochter kent er niets van! t AgolJa 1>eeft men go vonden,
dato lükot 15 gröscnen jaarlijksche bezoldiging aan Hans Gartner,
om do slapers in de kerk te verwittigen.