De Zoon van den Syberiaan.
Afgeluisterd aan de poort der Hel.
Zondagweik verrijkt niet
(Verhaal uit onze dagen). 10
-
Al de soldaten, die in 't vuur zijn geweest, zeggen dat niets kan
vergeleken worden aan de ontroering van de eerste oogenblikken,als
de menschenmoorderij begint. Allengskens wordt men bedwelmd,
door't gerucht en door den poeierreuk; de trommels roffelen, de
kogels vliegen al sissende boven 't hoofd, de bommen ontploffener
komteene soort van wanhopige razernij onder de strijders; menziet
naar 't kermen der gekwetste niet om, men trappelt over de lijken
van landgenoot en van vreemdeling, van kolonel en van simpelen,
ol wel men vlucht met den krieelenden menschenzwerm.
Stefen onderging al die bittere gewaarwordingen van 't soldaten
leven, maar met zijn gedachten bevond hij zich elders; hij lostte op
't kommando zijn naaldgeweer, legde gedurig nieuwe kogels voor
den loop, maar zijne ziel was honderde uren van daar, bijTaddeo en
zijne brave Familie, in Siberië, bij zijnen Vader, welken hij nooit
had gekend en misschien nimmer zou zien. Want de Dood was daar
voor hem, gansche kolommen werden weggenomen, en hoe meer
men naderde, hoe ontelbaarder de kogels vlogen en hoe talrijker de
mannen vielen.
Beeldt u in, wat er op dit oogenblik in de ziel der strijders moet
omgaan, en bijzonderlijk wat de jonge Polak moest gevoelen die se
dert eenige maanden een geheim in zijne ziel had ontvangen, 'twelk
hem noch dag noch nacht liet rusten. Zijn hert trok hem naar Polen,
over de grenzen, naar Syberië om den beminden Vader aan 't hert
te drukken, en de helsche dwang, de hemeltergende hoogmoed
sleurde hem langs den anderen kant, om te schieten en te moorden
en niets anders in de toekomst te zien dat eene wreede dood. Want
spaarden de kogels hem hier, hij moest vooruit, nog weken en maan
den, gedurig in nieuwe veldslagen en doodsgevaren.
De grond scheen open te scheuren door 't geschut van duizende
kanonsde Turken verdedigden zich als leeuwen en lieten zich tot
den laatsten man neervellen, vooraleer eenen loopgracht of eenen
versterkten heuvel te verlaten maar ditmaal weken de Russische
gelederen niet achteruitals een stalen muur trokken ze voorwaarts;
de openingen werden door versche mannen ingevuld; een Turksch
legerkorps, dat door eene zijlingsche beweging de kolommen wou
breken, werd zelve ingesloten, en bijna tot den laatsten man verdelgd;
op vele plaatsen vocht men met de bajonnet, man tegen manen
toen de avond viel, mocht Groothertog Alexandrowitsch naar de
keizerlijke tent de tijding brengen van den eersten zegepraal der Rus
sische legers; de voornaamste sterkten van Nicopolis waren bemees-
terd, en de stad zoo goed als ingenomen.
Rusland lag boven de Keizer grimlachte van genoegen maar in
dien hij een oogslag rondom had kunnen werpen en zien hoe twee
duizend Russen koud en stijf lagen, en een grooter getal zwemmende
in hun bloed, kermende en zieltogende, de grimlach zou van zijne
lippen verdwenen zijn, om plaats te maken voor de nijpendste droef
heid.
VII. Vruchten van den Oorlog.
Geachte Lezer, tracht u te verbeelden den toestand van eene land
streek, den. nacht of den dag nadat er een veldslag heeftplaatsgehad,
t Kanon zwijgt; de lucht is opgeklaard, de woeate benden zijn in
hunne kamping teruggetrokken, de overwinnaar met trotsch gemoed
en een groot getal krijgsgevangenen; de overwonnelingmetschaamte
en wraakzucht; op de velden, die g'heel den dag sidderden en schok
ten van 't gerucht, daar heerscht nu eene doodsche stilte raven val
len in d'eenzaamste plaats op hunne prooi neder; joden en chrste-
nen met jodenzielen zwerven rond om de lijken vanhunne kostbaar
heden te ontblootende draagberrien der Ambulanciën gaan rond
om de nog levende slachtoffers op te nemen; 't gelijkt hier aan een
uitgestrekt slachthuis; overal, plassen bloed, lijken van menschenen
peerden; verminkte lijken, en daartusschen of daaronder, arme ge
kwetsten, die, schreiende van de pijn, zich trachten op te rechten of
in de hevigste wanhoop liggen te stuiptrekken arme gekwetsten in
wiers wonden de killigheid der nachtlucht dringt om de pijnen te
scherpen en de dood te verhaasten... O, indien de Keizers met hun
nen staf, eenige uren na den veldslag, het plein hunner werkjpgen
bezochten en daar de slachtoffers hoorden van hunnen dwazen hoog
moed, ze zouden zoo licht aan het oorlogvoeren niet geraken Ze
zouden geen duizende menschen, van welke zij de vaders zouden
moeten zijn, aan hunne dwaze gril slachtofferen!... Maar vergeten
wij niet dat de oorlog eene straffe Gods is; hoe het anders uitleggen,
dat de volkeren zelf, met verblindheid geslagen, den oorlog eischen,
en hunne Keizers tot den oorlog dwingen, gelijk het in Frankrijk
meermaals is geschied
Wij willen van voet tot voet niet gaan, niet hooren wat er uit den
mond van die duizende stervendenkomt:hierligt er eenen in stomme
wanhoop, de Dood af te wachteneen stap verder is 't een jongeling
die in de teederste woorden, de hulp eener moeder afsmeekt, die
zelfs niet weten kan dat haar kind lijdteen weinig verder en wij
zien een soldaat sterven, den vloek op de lippendaar ligt een jeug
dig officier; de graad van kapitein was hem toegezegdeen kogel
heeft hem nevens den simpelsten soldaat op den grond geworpen en
straks zal de Dood hem in de gelijkheid van 't graf vermengelen; ne
vens hem zit een soldaatje te zieltogen; het staart in den hoogen met
sterren bezaaiden hemel; 't soldaatje bidt en vindt troost in zijn ge
bed; troost om te lijden, troost om te hopen, troost om in zaligheid
te sterven, 't Gebed immers toont ons den God-Mensch die ons door
't grievendste lijden eenen weg naar de Glorie heeft gebaandZoo
gebeurt het, dat men in de Religie troost en hulp kan vinden, als er
niemand is om te troosten en te helpen!
Maar, wat zien we daar? Een manspersoon, als dienaar der ambu-
lancie gekleed, die gansch alleen door het slagveld trekt en niet alleen
aan de gekwetsten eenen teug water toereikt, maar zich nevens hen
zet en zijnen mond aan hunne ooren reikt. De meeste soldaten,
welke hij verlaat, hebben een grimlach van genoegen op hunne lip
pen. Wie is hij? De Russen zien verbaasd op, maar de Polakken
zien hem met gretigheid naderenze kennen hem, 't is een Pool,
't is een katholieke Priester die zijne landgenoten is opgevolgd, om
de noodwendigheden hunner ziel te bezorgen, opdat ze toch in die
doodsgevaren, hunne zaken zouden kunnen in orde brengen en in
't akelig uur des doods, op de slagvelden en in d'hospitalen datgene
ontvangen, waarop de Christene mensch Recht heeft en die daarom
d'Heilige Rechten worden genoemd. W. V.
Later Nieuws. De werkman van 's Konings hof, te
Laken, was op den slag niet dood, gelijk ons eerst was gemeld; hij
heeft nog eenige dagen geleefd, en verscheide malen 't bezoek ont
vangen der Koningin, die hem beloofde voor zijne kinders te zullen
zorgen... 't Moet een edele Vrouwzijn, ons Koningin. Er is te
Kortrijk een weduwe overleden van 102 jaar, 9 maanden en 27 da
gen. En tot 't laatste toe, wel bij haar verstand T'Antwerpen
ging de vrouw V... met haar dochterken eene betaling doen van
500 franken. In de Roodestraat bleef zij een oogenblik aan een
kraam staan, om eenen ring voor haar kind te koopen en in 't huis
komende waarze moest betalen, bemerkte zij dat al haar geld gesto
len was. De Grieken zenden nu ook hunne legers tegen den
Turk, als alles gedaan is. Te Konstantinopelen vreest men wan
orders en malheuren, van de fanatieke, wanhopige Turken, die al
de malheuren van den Oorlog op hunnen Sultan steken. Ze spro
ken nu van de stad Lausanne, in Zwitserland, om de Conferencie
te houden; Rusland heeft nog nietȤbantwoord een slecht teekan
11 I'^1
Belial. 'k Voorzie op den eerdbol een hellefeest, zwarten
Zwarten. Mijduukthet mij ook Frankrijk staat reeds onder on
zen klauw.
Belial. In Pruisen mogen wij, duivels, d'armen gekruist blijven
Zwarten. W'hebben daar felle discipels
Belial. En dat dom aardsch volk Ze roepen Leve de Vrijheid
en ze volgen de Vrijmetselarij waar niet meervrijheid is, niet meer als..
Zwarten. Wel, niet meer als bij ons De Vrijmetsers moeten ook.
liegen en bedriegen en blijven liegen en bedriegen, gelijk wij En als
hun Meester bof en amper spreekt, 't is alles te laten staan en teloopen,
al lag hun vaderen moeder inlijken.
Belial. Zie, Zwarten, als ik daar in een stad of dorp, op schild
wacht sta, 0111 de zielkes te foutermalheuren, 'k peis toch soms nog, hoe
dat veel menschen met rede en verstand begaafd, zoo dom kunnen zijn.
Ze slikken alles in, tot de domste leugens toe
Zwarten. Ja, en degeen die meest verstand w illen hebben, de
trotschaards liggen eerst in ons net.
Belial. 't Is gelijk de visschen een voorzichtig blieksken ofsnoek-
sken, als 't een schoon beetje spijs in 't water ziet hangen, 't peistholé,
er zit daar'nen haak in;en 't gaat langs eenzame kanten zijn aas zoeken;
dat blieksken redeneertmaar g'hebt er die domweg, zonder te meditee-
ren naar de spijs schieten en, snoep z'hangen vast, vliegen omhoog,
eerst den zak in dan op de pan.
Zwarten. Beliai, 't is een figuur naar 't leven geschetstwij ste
ken rond onzen haak 't woordeken vrijheid, vooruitgang, beschaving, volks
geluk, verlichting, vermaak en er zijn er zooveel, jonkheden en bejaarde
menschen, die onbedacht komen toegeschoten en in onzen haak hangen.
Belial. En eens in onzen riem, trekt u dan los
Zwarten. Hoe zouden ons zaken in Belgenland staan
Belial. Zwarten, jongen, gelijk overalin de groote steden gaan
wij met de grove voeten door
Zwarten. Ja, ze zijn in de wereld altijd trotsek en bekommerd om
groote steden te maken en als ze gemaakt zijn, die groote steden, ze
zouden ze bijna mogen afbreken of afschieten, om rust te hebben.
Belial. Er is daar iets van, makker zie ze zijn toch zouhoovoer-
dig in die groote steden een Brusselaar denkt meer verstand te hebben,
als twintig boeren, en oeh armen 't is een dikke, domme braassem, die
bijna van zelfs in ons netten komt. Als wij de kleine steden en den bui
ten krijgen, dan zai Lucifer zijn vlag publiek laten wapperen.
Zwarten. Gelijkte Parijs, in 't jaar 70. Maar, wanneer krijgen
wij ze Ons bataiüons loopen ai zoo lang tegen die Vlamingen.
Belial. Er is nu order gegeven, om meer volk naar de kaserns
te trekken,om overal ons schriften te verspreiden, en de leugens zoodik
en zoo °Tof te zaaien, dat de menschen op den duur niet meer weten, wat
waarheid is.... En zoo zal 't gaan 't moet gaan de wereld is op_ zijn
einde en er is nog plaatsin d'hel voor een groot getal zielen't Is
wreed 't is droefmaar wij zijn in den rampkolk.
Zwarten. - En hoe meer er met ons verzwolgen worden, hoe beter!
Grootvader, daar heb in den|koning gezien Wol jongen, dien
heb ik nooit gezien. Als ik dat geluk nog eens mogt hebben, dan gaf
ik er wel dertig jaren van mijn leven voor. Deiitg jaren grootvader,
en gij zijt reeds tachtig, denkt gij zoo oud te worden? Ik bedoel, jon
gen, dertig van de tachtig die ik geefd heb.