Proces van llesldag. Dieafgrijselijke zaak is maandag voor 't Assisenhof van Antwerpen verschenen. De zaal en d'omliggende plaatsen stonden vol volk. Ten 10 ure trad trad het Hof in zitting en werd de beschuldigde binnengeleid; hij ziet er weinig aangedaan uit, zeggen ooggetuigen; is gansch in 't zwart gekleed, draagt eenen bril en heeft een arglistig voorkomen; als bewijsstukken der misdaad ziet men: eene kuip, een ketel, een eemer, twee zagen, twee stoelen gansch gebroken; twee korven met kleedingstukken, eene tafel, een mes, met bloed bevlekt,een traweel, verscheide bokalen, waarin zich stukken zwart vleesch bevinden. De beschuldigde verklaart te begeeren dat alles in 't vlaamsch ge schiede en luistert aandachtig naar den langenakt van Beschuldiging. Er wordt daarin vermeld dat Mestdag, geboren te Dendermonde, waar hij het ambacht van steenhouwer uitoefende, re Parijs ging werken, er lidmaat werd der Internationale, de boeken van Eugeen Sue las, en geest en hert bedorven werd. In 1875 kwam hij te Ant werpen trouwde met de 58jarige weduwe Asselbergs, die den naam had er wel in te zittenMestdag dronk en zijne vrouw dronk't was een slecht huishouden; den i3 augusti 1877 een maandag, kwam de vrouw thuis ïrl dronken toestand's anderdaags was zij verdwenen de geburen brachten over dat er 's nachts een aanhoudend over- en weêrgaan naar de pomp was geweest. De Policie deed huiszoeking, doch vond niets; den 3 januari 1878 werd eene nieuwe huiszoeking gedaan en men vond in den put 153 stukken vleesch, voortskomende van 't lichaam cener vrouw. Mestdag werd aangehouden en begon nu te vertellen, dat hij rond 2 ure 's nachts thuis komende, zijne vrouw had gevonden doodliggende op den grond, dat hij, bedronken en half razend, het lijk in stukken had gesneden, om niet beschuldigd te worden van haar moordenaar te zijn. Doch de Akt van Beschul diging zegt dat vrouw Mestdag te bedronken was om van haar bed te komen dat een val op 't hoofd hare dood niet ten gevolge kon hebben, dat men dan toch gerucht zou gehoord hebben, en er spo ren van hare worsteling tegen de dood op meubels of muren zouden te zien geweest zijn; de Justlcie blijft dus bij 't gedacht dat Mestdag, thuis komende, zijne vrouw in diepen slaap heeft gevonden en haar den dood toegebracht, zonder dat zij een schreeuw kon laten. Dat alleen is waarschijnlijk. Indien Mestdag thuis komende, zijne vrouw had dood gevonden, dan zou zijn eerste gedacht geweest zijn van de geburen ter hulp te roepen en van allen te doen bestatigen den toe stand in welken hij zijne vrouw vond. Dit was de eenige middel om aan de beschuldiging te ontsnappen. Indien hij, zegt de Akt, op dit lichaam verbitterd is geweest, indien hij het in stukken gesneden heeft, het hoofd verbrijzeld, het vleesch in den beerput gesmeten en de beenderen verborgen, dan was dit om de sporen eener groote misdaad te stoppen. Bijgevolg is Mestdag Gustaaf, oud-kleerkooper. 33 jaar oud, be schuldigd van in den nacht van i3 tot 14 augustus 1877, vrijwillig en met inzicht van den dood toe te brengen, eenen doodslag te hebben begaan op den persoon van Joanna Vingerhoets, zijne vrouw. Als de Voorzitter den korten inhoud van dit stuk herhaalt, dan roept Mestdag: Dat is niet waar! Ik ben een vrij manen geen moor denaar De Voorzitter doet hem zwijgen de getuigen worden op geroepen, afgezonderd, en de beschuldigde wordt ondervraagd. Mestdag geeft uitleg over zijn leven hij is van Dendermonde en woonde er tot 1868, ging dan naar Frankrijk, bleef 6 maanden te Parijs, was lid der Internationale, keerde terug in 't land, eerst naar Aalst, dan naar Luik en eindelijk naar Antwerpen. Hij loochent zijne vrouw voor haar geld getrouwd te hebben, heeft veel gelezen, boeken en gazetten, wasg'abonneerd op De Werker, 't Gingslecht in zijn huishouden, hij dronk en zijn vrouw dronk. Mestdag verhaalt in't lang en in't breed, met vele woorden en termen, hoe dat hij en zijn vrouw den i3 Augusti, in d'herberg Den Dobbelaar gedronken hebben, van 's middags tot 's avonds, hoedat hij zijn vrouw 's nachts doodgevonden heeft en haar lijk in stukken gesneden. De wreedaard spreekt van dat instukkensnijden, zoo kalm als een kleermaker van een stuk goed uit te snijden hij heeft 't vleesch in den beerput geworpen, om het te doen bederven, de beenders afgekookt, en daarna al zijn werktuigen vernietigd of verbrand. Is 't waar, vraagt de Voorzitter, dat uw geweten ongerust was, dat gij, eens te Boom logeerende, g'heel den nacht zoodanig bezig waart met uwe vrouw, dat de menschen zegden Dat is vast en zeker de moordenaar! Dat kan wel zijn, antwoordt hij, ik droom alle nachten. Is 't waar, vraagt de Voorzitter nog, dat gij rond nieuwjaar 1878 aan een uwer vrienden gezegd hebt: ik zou liever in 1888 zijn. Dat weet ik niet, zegt hij. Verder zegt het monster dat hij geen verschil kent tusschen het kappen in een lijk of in eene plank, 't Moet toch alles in den grond, zegt hij. Mestdag heeft gedaan en de eerste-getuige wordt opge roepen - MOREAU, onderzoeksrechter, was bij het eerste o iderzoek aanwezig. Mestdag leende zelf den stok om den putte peilenenkocht genever voor de opzoekers, Mestdag heeft eene zekere geleerdheid getuige bevestigt 't geval van Boom, waar Mestdag ongeruste nach ten bleken getuige heeft niets kunnen ontdekken waaruit blijken zou dat de moord voorop beraamd was. Van Schoor, Policie-Kommissaris. Deze getuige heeft Mestdag ontboden, na gehoord te hebben van de geburen dat de vrouw niet meer te zien was,dat zij uit het huis niet zijn kon, dat Mestdagzijne vrouw sloeg, enz. FLAMAND, Policie-Kommissaris, heeft de opzoeking helpen doen de geburen verklaarden niets gehoord te hebben ten 2 ure was Mestdag door den baas uit den Dobbelaar naar huis gebracht; toen Mestdag later aangehouden is, lag hij dronken op zijn bed. Toen getuige bevestigt gehoord te hebben, dat Mestdag zijne vrouw mishandelde, dan springt deze recht en roeptDat is niet waar! wij hadden slecht twist, als mijne vrouw te veel gedronken had. REUSSENS, adjunkt van Policie, bevestigt het pompen der 5o eemers water, den nacht der moordde geburen zegden dat het waterrood was en met stukskes vleesch gemengd. VROUW SI LENS, getuige weet dat vrouw Mestdag veel van haren man afzag, dat zij dikwijls van hem getrakteerd werd. Voor haar huwelijk had vrouw Mestdag haar gezegd dat zij ging trouwen met eenen man van 32 jaar, waarvan veel kwaad gezegd werd, maar wie zij toch niet verlaten wilde. PHILOMENA VAN GOMPEL weet ook dat vrouw Mestdag veel van haren man moest lijden. Haar gedacht is van 't begin af geweest, dat die vrouw aan een ongelukkig einde gekomen is. ANNA VAN IMMERZEEL heeft vrouw Mestdag zien thuis brengen, ze was erg dronken. Anna weet niets van mishandelingen noch dat vrouw Mestdag klachten deed over haren man. ADRIAAN DE HERDT, baas uit den DOBBELAAR, verklaart dat Mestdag zijn beste kalant was. Man en vrouw hebben samen in zijne herberg gedronken. De vrouw zegde zelf: Gustaaf, pakt er nog eentje. Mestdag is ten 9 ure teruggekeerd met boterhammen bij zich, en heeft aan tafel zitten slapen tot laat in den nacht, s' Ander daags is hij hem komen zeggen dat zijne vrouw naar Brussel was, Mestdag las DE WERKER. Hij loochent dat Mestdag aan zijn vrouw een kapper genever heeft te drinken gegeven. Hij zou dat ook niet toegelaten hebben EDUARD ASSELBERGS, mecanicien, zoon der vermooordde vroow, heeft zich nooit veel met zijne moeder opgehouden, z'is getrouwd met Mestdag, buiten zijnen we te. Heeft uwe moeder nooit van Mestdag geklaagd? vraagt de Voorzitter. —Neen, want, had zij dit gedaan, ik zou hem anders geleerd hebben, 's Zondags voor de verdwijning heeft zij mij gezegd dat Mestdag haar mishandelde. Dat is valsch, roept Mestdag. ANNA-KATRIEN DE VOS, uit de gebuurte van Mestdag, getuigt dat Mestdag en zijn vrouw dikwijls dronken waren zij heeft op 10 augusti gezien dat Mestdag zijne vrouw sloeg, dit was den eersten keer nietMestdag heeft haar eens gezegd dat er geen God was, want dat hij anders niet meer lang zou leven, hij die altijd vloekte. Twee nachtwerkers der stad komen getuigen van de stukken vleesch uit den put gehaald en de klessen haar. Mestdag staat recht en zegt dat dit zijner vrouw is. JOANNA ASSELBERGS, dochter van 't slachtoffer, heeft 's Zon dags gezien dat haar moeder twee blauwe oogen had korts na de ver dwijning heeft getuige bij Mestdag geklopt en werd met moeite binnen gelaten. Mestdag roeptGij liegtmaar getuige houdt haar gezegde staan. JOANNA MAREZ, is met vorige getuigen den 14 augnsti, bij Mest dag gegaan deze zegde dat zij daar geen zaken hadden, dat zijne vrouw naar Brussel was. ELISABETH ROELANS; getuige verklaart dat Mestdag zeer kalm van zyne vrouw sprak: aan haar ook. heeft Mestdag gezegd dat er geen God is. BaRBARA VAN ©VERSCHIL, boven de kamer van Mestdag wo nende, heeft dikwijls die echtgenoten hooren twisten, doch niet in dea nacht van 13 augusti of daar geen gerucht gehoord. JUSTINA BRAS, bazin, veririaart dat vrouw Mestdag maar kwaad zegde van haren man, als zij dronken was, anders niet. Op de vraag van Mestdags advokaat, zegt zij dat er voorzien was dat vrouw Mestdag schielyk zou gestorven zijn, omdat zij altijd dronken was. SOPHIA DE COCK, herbergierster te Boom, weet dat vrouw Mestdag van haren man kloeg zij heeft hooren zeggen dat Mestdag de moorde naar moest zijn, omdat hij zoo aardig droomde. VROUW VERLINDEN, van Mechelen, heeft na de verdwijning, te Boom in dezelfde kamer van Mestdag geslapen. Deze sprong in den nacht op en riep uit dat hij de kleêren zijner vrouw zou verkoopen's mor» gends zeide getuige aan verscheide personen dat zij nevens eenen moor denaar had geslapen. Mestdag woelde en droomde den ganschen nacht. WILLEM PEETERS, oudkleerkooper te Herenthals, heeft van Mestdag aan zijn kraam kleeren gekocht, waaronder een zijden kleed, benevens beddegoed. Er waren veel plekken zeep aan't kleed, en overal waar de zeep aan was, zag het ros en bedorven. DE BOES, meubelmaker te Antwerpen Mestdag heeft aan getuige gezegd dat hij in eenen zotten kop getrouwd was getuige was in den Dobbelaar 's nachts tusschen 14 en 13 hij is ten 12 ure weggegaan Mestdag lag te slapen. F. HITTER, fabrikant in koffers, getuigt dat Mestdag gewonelijk de Werker lashij heeft Mestdag in den Dobbelaar hooren zeggen Ik wensehtte dat wij al in 1888 waren. Verscheide andere oud-kleerkoopers komen getuigen over't gedrag der echtgenoten Mestdagh, doch brengen geen bijzonderheden over de moord: aan Helena Lepain, van Brussel, heeft Mestdag gezegd dat zijne vrouw misschien al in de Schelde van de visschen was opgeeëteu. Liggende beenders uwer vrouw misschien inde schelde? vraagt de voorzitter, en Mestdag antwoordtNeen, mijnheer. Donderdag was 't verhoor der getuigen afgeloopen er zijn nog geene groote bewijzen dat Mestdag zijn vrouw vermoord heeft; wie weet of de wreedaard nog niet zal vrijkomen Wij komen uit Roomen het echt Portret t'ontvangen uTaVvEËm? in fotografie van Paus Leo XIII; wij hopen het in 't kort in de Werkman te konnen overnemen; d'eerste portretten te Brussel uitgegeven, trokken er niet op. 't Herinneringsnummer voor deu grooten Pius IX gaat komen.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1878 | | pagina 4