Dertig dagen in den donkeren. Aüokutie, gehouden door (Paus Leo XIII, inhet Konsistorie van a8 Meert. Vervolg en slot. Volledig Pachter»rechteen groot, nuttig boekdeel aan 5,oo (Uit het leven van eenen ouden Zeekapitein). 4* Vervolg. Ik had nu water nevens mij, en tastte rond om het stopgat te vinden; eilaas, 't was langs den anderen kant en op geene wijze der wereld kon ik er aan geraken ik wist dat de tonnen eene twee opening hebben, maar hoe ik met de handen over de ton vreef, ik voelde niets dan eften hout... Bittere teleurstelling maar 3 centimeters van water zijn ster ven van dorst en er niet aangeraken En geen gerief hebben om door dit hout te booren met mijn vingers zouden er maanden en maanden tüds noodig geweest zijn Ik viel dus weêr in diepere wanhoop als te voren en mij plat latende neervallen, voelde ik iets dat mijn been kwet ste was 't een knoop in 't hout of 'ne kei o in alle geval, dit voorwerp deed mij lijden en ik stak d'liand uit, om het weg te nemen. Ik vond niets op den plancher, want 't voorwerp dat mij kwetste stak in mijnen zak. Wel Heere! hoe had ik dit kunnen vergeten? t Was het mes my door Waters geschonken en 't welk ik bijna onwetens in mijnen broek zak had gesteken. Welke kostelijke vendhoe had ik daar met op eeoeisd* 't Was een goed mes, met sterken hecht, fijnen solieden lemmer, lis 't opengedaan was, rond de 25 centimeters lang ik nam het met liefde in mijne handen dit mes, God weet waartoe het mij nog zou kunnen dienen na het tien,twintig keeren open en toe gedaan te heb- ben en liet te beproeven, naderde ik tot de eiken ton; men zal misschien denken dat ik nu, door den dorst gekwoilen, met vlugheid ging te werk gaan maar, neen! het ongeluk maakt vroegtijdig wijs en op de eenige dagen van mijn kerkerschap, had ik leeren overwegen en beleggen de wreedste dood stond voor mijne oogendit mes alleen kon my redden op 't geen ik later eten zou, dacht ik niot water drank dit was mijn eenigste wensch Ik zocht in 't vat eene plaats waar t hout gekwetst was of uitgehold, en na er eene gevonden te hebben, juist op de geschik- ste plaats, een weinig boven thalven, zoo begon ik zachtjes aan te snijden en de schelfenngskes uit te nemen ik was reeds zoowel aan de duisternis gewend, dat ik de onmacht niet meer gevoelde, welke ieder een treft als hij in eenen diepen nacht valtmijne vingers hadden reeds een deel der fijngevoeligheid gekregen, welke men bij de blinden aan- treft. Miin werk ging vooruit, zachtjes aan, maar toch ik vorderde, en dit gaf mij moed en hoop ik was reeds eene uur bezig er was reeds eene groote diepte uitgehold; mijn hert klopte, mijn arm beefde ging ik wa tervinden, ofwel rhum of genever, of een andier soortgelijke dran-t dl een ooeenblik den dorscht lescht, om hem daarna nog brandend er te doen worden;., de splinterkes hout waren al vochtig... oo^enblikken... Krak de opening is er, eene straal vliegt uit de ton op mijn armen en mijne kleederen, ik trek er mijn mes uit en breng mijne lippen aaan d'openingo God wees eeuwig gedanktgij redt myn le ven 1 't is water Van 't zuiverste en 't koelste bronwater ik dronk en ik bleef drinkeno dat deed mij goed om de tormenten van den dorst te kennen moet men in mijnen toestand geweest zijn. Er zijn geen grooter pijnen. Maar op eenige oogenblikken is alles genezen en gestild. Ik voelde met hemelsch genoegen dit water in mijn keel loopen en den brand in g'heel mijn lichaam blusschen. Er waren misschien met honderde lieters water in dat vatdoch zou er zonde van gemaakt hebben een druppel te verkwisten; elke maal dat ik er mijn lippen afdeed, stak ik er mijn wijsvinger in; doch op t laatste vermoeide dit en ik zocht iets of wat om als awikje of stopsel te dienen. Hoe dat gevonden Ik had noch stokje noch hout m mijnen zak zat nog kas en beschuit, maar dat ging nieteindelijk dacht ik aan mijne vest vin groven moltonen zoo rap gepeisd zoo rap gedaan ik sneed er een stuk van en stak het met mijn mes, dikopeen, in d opening. Nu was mijn dorst gelaafd en ik kon op mijnen toestand denken, on gelukkiglijk om op nieuw in wanhoop te vallen. Ik had nu water, doch waartoe zou het mij dienen, dan om eenige uren mynen doodstrijd te verlengen; men leeft immers bij geen water alleen, en ik had geen an der eten meer dan twee beschuiten en eenige kruimelingsk.es kaasnog voor ééne maaltyden achterna moest ik sterven van honger Ach, waarom was ik niet liever van dorst gestorven want nu ging ik al folteringen van den honger onderstaan, om eindelijk toch te bezwijken.. Ik had nu epn mes gedachten aan zeltsmoord kwamen my in t hoo d maar ik verstiet ze uit al de krachten mijner zieler is in t hert des menschen een gevoel dat hem de zelfsmoord als eene schroomelyke wan daad doet aanzien daarbij de Goddelijke Voorzienigheid had my reeds eene maal wonderlijk gereden wie weet? VII. Eene Kist Beschuit. Mijn besluit was alras genomenvan mijn leven zoolang mogelijk te rekken mijne twee beschuiten waren ontoereikend voor eene maal tijd maar 'ik verdeelde ze in vier paarten en was vast van zin tus- schén mijne kollatien zooveel tijdruimte te laten, als het eenigzms mogelijk was. Ik voelde als iets in mij, 't welk my verzekerde dank van honger niet zou stervenvan waar dit betrouwen mij kwam.weet ik nietdoch eenige uren vroeger wanhoopte ik van water te vinden, ik was er toch aan geraakten zou de Voorzienigheid my van honger laten sterven, na mij van den dorst gered te hebben Ik at den helft van een beschuit op, dronk eenige teugen water en zette mij neer nevens 't vatwat kon ik doen om gered te worden ja, wat kon ik doen, dan wachten? de stilte en de dikke duisternis had iets akelig, gedurende die lange afwachting ik zat daar reeds verschelde uren als de honger mij geweldig aanviel,; ik had besloten langer te wachten, maar het kon niet zijn ik nam dus een tweede stuk beschuit, waardoor ik, ver van verzadigd te zijn, nog meer honger kreeg en wel dra genoodzaakt werd mijn laatste stukje op te eten. Er bleet my niets meer over niets, dan mijne schoenen my kwam in t geheugen dat ik gelezen had van menschen die zich verschelde dagen in t leven hielden met aan het leer hunner schoenen te knabbe.en in t leer is, zelfs naar de bewerking, nog eene voedingskrachtik bukte my dus naar mijn schoenen, en was bezig met de snoeren los te maken als ik water op mijn hoofd voelde rollende vodde die ik voor zwiksel geno men had, was er uitgeraak ik stak z'er op nieuw in, maar er kwam toch nog altijd water uitdit mocht zoo niet blijven ik kon in slaap vallen en al mijn water verliezen. Wat gedaan ik begon er op te den ken om een groot stukje hout uit het watervat te snijden 't zou moeie- lijk gaan, maar ik had een goed mes en tijd in overvloednu kwam er mij een ander gedaehtnevens dit vat was eene kist, waarschijnlijk van dennenhout en dit zou veel gemakkelijker gaan. Ik viel aanstonds aan 't werk en betastte de kist, om een goed plaats ken te vinden er was juist eene plank die uitstak ik deed er mijn mes ingaan en trok het terug er kwam beweging in de plank; waarschijn lijk dat de kist door 't laden beschadigd wasik kon er nnjn vingers in steken een gekraak de plank kwam meê en er vielen uit de kist op den grond verscheide harde voorwerpen. Ik bukte mij om 't gevallen op te rapen en, wie zal mijne vreugd be schrijven ik vond twee aan elkander gelijkende voorwerpen, twee zeebeschuiten, zoo breed als eene telloor en anderhalven centimeter dik, echte zeebeschuiten, in de schipperstaal matroozenbeschuiten genoemd, om ze te onderscheiden van de witte, fijnere en dunnere kapiteinsbe schuiten. Aanstonds begon ik ervan te eten o, dat smaakte als suiker en honing Nooit had ik betere maaltijd gedaan zeebeschuiten aaet klaar en frisch water! nu zou ik niet meer van honger moeten sterven want ik had eene volle kist beschuiten. Gelukkigen dorst! gelukkigen hongerpeisde ik nu ik deed mijn beschuiten tegeneen klinken gelijk klakkers en 't was 't schoonste muziek voor mijn oorenik stak mijn handen diep in de kist, gelijk den gierigaard die zijn goud doet ramme len ik plaatste en herplaatste de beschuiten in allerhande vormen aan mijne vreugd was geen eind of paal meer iemand die in 't geval niet geweest is, kan niet beseffen hoe gelukkig een mensch is, die aan een doodsgevaar komt te onsnappenals men de verzekering heeft van te moeten sterven en op een onverwachte wijze wordt gered! Er zijn daar menschen zot van geworden of schielijk gestorven; mij gebeurde het een noch het ander,maar de personen die mij aan 't werk gezien hadden,zouden voorzeker aan mijne geestesgezondheid getwijfeld hebben. Ik werd zelfs niet gewaar dat het vat water voortdurend uitliep over eene uur zou ik daar niets om gegeven hebben, maar nu dat ik beschuit had, was 't wa ter mij nog honderdmaal kostelijker geworden. Ik haastte mij dus eenen tap te snijden en had in mijn hert geene dankbare woorden genoeg voor den matroos Waters en zijn kostelijk geschenk. Brave matroos werk tuig der Goddelijke Yoorzienigheid om mijn leven te redden Want zonder dit mes had ik noch aan water geraakt, noch aan voedsel. Vin, Berekeningen nieuwe Opzoeking. Na mij wel verzadigd te hebben was mijn eerste zorg van de beschui ten te tellen. Ik kon dit wel uitcijfferen volgens de lengte der kist, maar 't was mij een wezenlijk vermaak van ze een voor een uit te nemen en te telien. Ik vond er 32 dozijnen, min 8, dus drij honderd zes en zeventig; volgens alle waarschijnlijkheid zou de reis naar Peru ten minste nog 6 maand duren 't was lang, zeer lang, zelfs om in eene wei gesloten» kamer te blijven, waar men licht heeft, vuur, warmte, waar men dage lijks iemand ziet en spreektmaar zes maanden op eene plaats waar ik mij wenden noch keeren kon, zonder vuur, zonder matr is, in den donke ren, in eene vuile bedorvene luchtop 't berd moetende slapen, met wa ter en brood, niets hoorende dan 't aanhoudend gekraak van 't schip of 't woedend gegrol der baren, wat dunkt u daarvan, geachte Lezers Doch ik was nu met mijn lot tevrede en zelfs bijna gelukkig ik had immers water en brood Nu hebben wij, eerweerdige broeders, de groote vreugde en het groote geluk u te kunnen doen deelen in een zoete vrucht van troost, welke wij in den Heer hebben geplukt, door den afloop eener geluk kige zaak, tot glorie van onzen godsdienst vervuld. Want wat onze voorganger Piüs, heiliger nagedachtenis, (sanctse memorise) in zijn aitnemenden iever voor de katholieke zaak had ondernomen, en wat besloten was door hen onder u, die deel maken van de H. Propaganda des geloofs, namelijk de herstelling van de bisschoppelijke hiërarchie in het beroemde koninkrijk Schotland, 'de herstelling van de eer dier kerk, is ons gegeven, geiukkiglijk te vervullen, en met Gods hulp te voltooien door de apostolische brieven, welke wij den 4" der maand van dit jaar, hebben uitgeveerdigd. Wij hebben ons verheugd, eerweerdige broeders, dat het ons gege ven is geweest aldus te kunnen voldoen aan de zeer levendige begeer ten van onze dierbare zonen in Jesus Christus, de geestelijkheid en de geloovigen v;an Schotland, die door talrijke en zeer schitterende be wijzen ons getoond hebben, dat zij bezield zijn met eene zeer groote liefde jegens de katholieke Kerk enden Stoel van Petrus. Wij hebben dan ook het vaste vertrouwen, dat het door den apostolischen Stoel ver vulde werk door gelukkige vruchten zal gekroond worden, en door de voorspraak van Schotlands hemelschepatronen, die landstreek iederen dag-'meer en meer de bergen den vrede en de heuvelen der rechtveer- digheidtan gunste van haar volk zal zien ontvangen. Ten slotte twijfelen wij niet, eerweerdige broeders, dat gij, uwe pogingen bij de onze voegende, vurig zult arbeiden met ons aan de bescherming en de handhaving van den godsdienst, aan de verdedi ging van den Apostolischen Stoel en aan de toeneming der goddelijke glorie, want gij weet dat wij te gader in den hemel zullen beloond worden, als wij gelijk zullen gewerkt hebben om de zaken der Kerk ten goede te leiden. Smeekt dus nederig don in bermhartigheid rijken God, door de machtige tusschenkomst zijner onbevlekte moeder, van den H. Josef, den hemelschen patroon der Kerk, en van de HH Apos telen Petrus en Paulus, opdat zijne goedheid ons bijsta, dat hy onze gedachten en onze daden richte, dat Hij den tijd van onze bediening gelukkig doe zijn, en eindelijk dat hij dit schipje van Petrus, dat hij ons heeft toevertrouwd om te besturen op eene woedende zee, na de winden en de golven bedwongen en bedaard te hebben, geleide tot aan de ge- wenscbte haven vanvrede en rust. Op dia allokutie heeft Zijne Era. den kardinaal di Pietro geant woord, als deken van het H. Kollegie. l)e kerkelijke hiërarchie van Schotland werd vervolgens geproklameerd. JOeze en andere plechtig heden hadden plaats met groote staatsie. Z. Hi droeg den rooden plu- viaal en den gouden mijter. Mgr kardinaal Mac-Closkey is door Z. H. ontvangen geworden.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1878 | | pagina 3