Derlig dagen in den donkeren.
y
Ons gerustheid of ongerustheid is in ons zeiven gelegen.
(Uit het leven van eenen ouden Zeekapitein).
6® Vervolg.
Wakker geworden zijnde, bemerkte ik, tot mijne groote vreugd,
dat die ratten op mijn lichaam, maar een droom was, doch de vreugd
had korten duur, want weldra hoorde ik het geloop der ratten in
mijne celhoe waren zij binnengekomen? ik had nogtans alle in
gangen wel gestopt.... Eerst en vooral moest er gezord worden om
die lastige bezoekers te verdrijvengelijk den eersten keer stampte
en sloeg ik langs alle kanten, en na eenige oogenblikken waren aide
ratten verdwenen.
Dan ging ik op zoek, en bevond weldra dat de ratten een nieuwe
opening geknaagd hadden om bij mij te geraken. Welke koppigheid!
waarom kwamen ze gedurig in mijne cel, waar ze geen voedsel ont
vingen, maar slagen en stampen?
Die gedachten hielden mij wakker en ik begon ernstiglijktepeizen
om mij in mijn celleken te versterken, zoodanig dat geen enkele der
buiteniandsche vijanden er nog in geraken kon; ik stopte dus op
nieuw al de openingen, nam uit de kist verscheide nieuwe stukken
wollen goed, met welke ik zoodanig mijne cel maskeerde dat er zelfs
geen muisken in kon 't eenigste nadeel was, dat daarmee nu ook
mijne kist met beschuiten van mij afgezonderd was, doch ik voor
zag daarin met eene provisie voor 14 dagen bij mij te nemen.
Twee volle uren werkte ik aan deze voorzorgenmijne overtui
ging stond nu vast, dat ik zorgvuldig afgezonderd was en ik viel in
slaap en sliep 12 uren lang, gerust gelaten van de ratten, maar ge
folterd door d'afgrijselijkste droomen, die mij schier zoo zeer afmat
ten als de slapeloosheid doch bij mijn ontwaken genoot ikdevreugd
van geene enkele rat gewaar te worden.
Ik had dus eene goede forteres gemaakt.
Verscheide dagen gingen voorbij.
Bij kalme zee, hoorde ik mijne ratten knagen,loopen,rondtrotten,
stukken koopwaren sleuren en bijwijlen een woedend geschreilaten,
alsof ze malkaar verscheurden. Maar ik zat toch buiten hun bereik.
Een andere zaak begon mij nu hevig te kwellen; eene asemafsnij-
dende bangte van te voren kon er nog versche lucht in mijn celle
ken komenmaar nu waren al de openingen gekallefaterd, en ik zat
daar te verstikken van de hitte, welke dagelijks toenam, waaruit ik
veronderstelde dat ons schip meer en meer de plaats naderde waar
de zon bijna regelrecht hare stralen zendt.
Weer hadden wij een tempeest, dat 24 uren aanhield; doch dezen
keer had ik de zeeziekte nietik werd heen en weer geslagen, de
kisten en vaten schokten opeen en ik moest gedurig aan 't werk zijn
om de openingen te stoppen.
Binst de twee dagen dat het tempeest duurde, leed ik min als op
de kalme dagen, omdat ik aanhoudend moest werken. Zoo onder
vond ik daar in d'eenzaamheid dat het werk eenen balsem is voor
de bitterste ellenden.
Er waren reeds 20 schreefkens op mijnen almanak 20 dagen, die
mij langer schenen, als de 12 jaren van mijn leven.
Al dien tijd had ik mijn reglement op 't eten stipt gevolgd, ja zelfs
honger geleden om met mijn ration beschuit toe te komen. Hetgeen
ik uit de kist genomen had, was nu opgeè'eten en ik ging eene nieuwe
provisie voor 14 dagen opdoen.
Wondere zaak 't was al bevende dat ilcmijne versterking langs
den kant der beschuitenkist losmaakte 't gebeurt dikwijls dat een
voorgevoel ons van een groot ongelukkomtwaarschuwen. Ik vreesde
dus en nu scheen 't mij dat ik langs dien kant had hooren knagen.
Ik nam dus al bevende het wollen goed weg en stak mijn hand in
de kist.
Bermhertigen Godze was ijl
Niet g'heel en gansch toch
Mijn handen gleden op eene zachte en mollige zaak die wegslib-
berde.
't Was eene rat.
Ik trok mijn hand weg, voelde eene tweede, derde rat, en hoorde
een geheel bataillon wegvluch, .11, in alle richtingen, zelfs waren er
die tegen mijn borst, op mijn hoofd vlogen.
Weldra waren allen weg.
Maar van mijn voorraad beschuiten vond ik niets meer dan eenige
brijzelingskes.
Ik stond als verbliksemd
Stommerik! peisde ik in mijn eigen.
Waarom dat niet voorzien
Nu bleef er mij niets over dan van honger te sterven.
Er lagen nog eenige stukjes beschuit, ten hoogste genoeg om zes,
zeven dagen te kwijnen en dan moest onvermijdelijk den honger
dood volgen.
Dezen keer was mijne dood onvermijdelijk
Zoo zeker scheen mij dit, dat ik er zelfs niet op peisde om de brok
kelingen beschuit meê te nemen. Binnen 8 dagen sterven of nu! wat
verschil daartusschen? Liever de korte pijn dan de lange! Ik had
zelfs gedachten van zelfsmoord, doch verdreef deze aanstonds, den
kende aan de wondere wijze op welke de Voorzienigheid mij den
eersten keer aan drank en voedsel had doen geraken.
De Voorzienigheid! de Goddelijke Voorzienigheid
Mocht ik wanhopen neen
Dit gedacht gaf mij sterkte en ik keerde haast naar de kist terug
om de brokkelingen beschuit te nemen.
Wat geluk dat ik daar op peisde
Er zaten weeral 10 a 20 ratten aan! nog eenige oogenblikken en
er was mij niets meer overgebleven
Ik nam dus zorgvuldig alles in een stuk doek, trok er meê naar
mijne cel en begon te peizen:
XVI. Op zoek naar Beschuit.
Ik peisde en herpeisde: eerst kwamen de droefste en bitterste ge
dachten in mijn hoofd; gelijk het gewonelijk gaat, men ziet altijd
liefst den slechtsten kant indoch allengskes werd ik bedaarder en
redeneerde alsvolgtIk heb reeds eene kist beschuit gevonden,
waarom zouden er geen andere kunnen zijn? waarom niet gezocht?
Ik had een mes, een goed sterk mes, mij op eene wondere wijze ter
hand gesteld en 't welk ik niet zou verruild hebben tegen al de goud
mijnen van Peru. Waarom den moed verloren?Neen,"ikzou werken,
blijven zoeken, zoolang mij eenige krachten overbleven. Alvorens
te beginnen, zette ik mij op de kniën en deed daar, twintig, dertig
misschien veertig voeten in de zee, een der vurigste gebeden die
wellicht ooit gestort zijn geworden. En God in "zijne" goedheid is
mij ter hulp gekomen, want hoe zou ik anders verhalen wat mij
daar overgekomen is?
Mijn inzicht was van zijlings boven mij te onderzoeken wat er
achter de kist was waaruit ik reeds een deel wollengoed had gehaald.
Dit werk was zeer gemakkelijk ik knoopte den overschot van mijn
beschuit in een stuk doek rond mijnen hals en begon het wollen-
goed dat nog in de kist was, eruit te trekken en naar mijne cel te
dragen. Dit lastig werk in die warme plaats deed 't zweet van mijn
aanzicht rollendoch ik ging met goeden moed voort, en maar rus
tende als het volstrekt noodig was. Intusschentijd hoorde ik de rat
ten rond en boven mij floreerenzelfs werd ik er gewaar op mijn
beenen; doch nu dat ik wist dat zij mijne cel belegerd hadden, niet
ommij te verscheuren, maar om aan de beschuiten te liggen,nu was
mijn schrik voor de ratten den helft verminderd.
Na eenige uren gewerkt te hebben was ik aan eene nieuwe vier
kante kist en begon het langdurig werk van met mijn mes een der
planken door te snijden: het hout der kas was niethard, waarschijn
lijk dennenhout, doch als men zich inbeeldt dat mijn eenigste werk
tuig een mes was, reeds lang gebruikt, dat ik nog altijd aan de
rechterhand groote pijn had van de beet der rat, en nogtans met dit
ziek hand moest werken, dan zal de geachte Lezer aanstonds begrij
pen, hoe lastig en traag het gaan moest van eene plank door te "ker
ven die twee centimeters en half dikte had. ('t Vervolgt.)
'«ggSw»
Pauselijke maatschappij van Oléographie.
Het doel dier maatschappij is 1® de goede goesting der christene
schilderkunst te verspreiden door Oopijen in oliedruk der merkweerdig-
ste werken dor oude en hedendaagsche meesters 2" de devotie tot de
beelden der heiligen te verlevendigen met deze te verspreiden3° Die
zelfde beelden aan de arme kerken kosteloos te bezorgen.
De maatschappij belast zich met het jaarlijks zenden van zeven schil
derijen aan de leden der maatschappij, deze verzending zal op eenen
bouten rol en wel bezorgd franko gedaan worden. De leden genieten
bovendien Let voordeel van, voor de helft van den prijs in den Kathalo-
gus uitgedrukt, nieuwe exemplaren der in abonnement ontvangene
schilderijen te kunnen bekomen zelfs ook de andere schilderijen der
maatschappij die geen deel van hun abonnement maken.
De verplichting des inschrijvers is voor drij jaar, de jaarlij ksche toelage
is 25 franken, vooraf betaalbaar. (Uittreksel der Statuten).
Tafereelen voor het abonnement van 1877.
De luitspelende engel, van Pr. Francia. 53 c. op 72 20
Het H. Hart van Jesus, van Battoni.) -i5c.op6215
P. Benediktus Labre van Montebugnoli faan samen- 45 c 62—15
H. Philomena van Montebugnoli,
Ecce Homo,van professor Guardasoni
De Maagd der Droefheden. School Bol faan snmen-
H. Maria Magdalena, van Dolei,
Tafereelen voor hej abonnement van 1878.
H. Joseph met het kind Jesus van Ciaranfi 46 c. 63—20
H. Cecilia, van Raphael 45 c. 62—15
DedoodvandenH.Joseph,vanFranceschini) 37c.» 51 10
fr.
37 c. 1
26 c.
26 c.
26 c.
51—10
31- 5
31- 5
31-5
De H. Familie, van Pacelli
H. Franciscus van Assisen,van Guide Rcni)
gaan samen,
gaan samen
37c.» 5110
26 c. «35— 5
26 c.» 35— 5
H. Franciscus a Paula, van Guardasoni
De H. Maagd met Jesus van Correze 26 c.» 315
Alwie, vooraleer zijne inschrijving te storten, een specimen wil heb
ben van de hierbovenstaande tafereelen, hebbe de goedheid een post-
mandaat van 4 franken in vrachtvrijenbrief te zenden, dan zal hij met
den post van Bologna eene schilderij ontvangon die op den lijst van
1878, 10 franken staat aangeteekend. Indien die persoon, na de ont
vangst van den specimen inschrijft, kan hij de 4 gestorte franken afhou
den en 21 franken in plaats van 25 betalen.
Al wie zijne inschrijving wil nemen te beginnen van 1877 en ons een
post mandaat toezent van 50 franken, zal buifaa vermelde tafereelen
als premie eene schilderij ontvangen van 15 franken.
Wij komen de schoone schilderij te ontvangen De H. Familie van
Pacelli, die in ons bureel zal te zien zijn, binnen weinige dagen zullen
ook al de andere schilderijen der jaren 1877-1878 tentoongesteld worden.
Aanvragen van inschrijving te adresseren door vrachtvrije brieven
met post-mandaataan den heer bestuurder der Pauselijke Maatschappij
van Oleographie, 8. Edimburgstraat, Elsene, bij Brussel.
De Kamptstrijd met den Kaatsbal op d'hand, ingericht door
de Vereenigde Dorpelingen der Gemeente Zele, waarvan de prijzen be-
loopen op 600 franken, en waaraan alle liefhebbers uitgenoodigd wor
den, is op 22 April 1878 luisterrijk geopend door twee vermaarde par
tijen, namentliik Berlaare en Erondegem. De partijen welke genegen
heid hebben aan de kampstrijd deel te nemen, worden vriendelijk ver
zocht, zich te laten inschrijven gedurende de eerste rondo. Men schrijft in
bij Emil Van Uytfange, Ëstaminet De Balans, markt.