ZESDE JAAR N°
Overzicht.
Jesus' Hart, eene bron van troost,
voor godvruchtige zielen o3
Edelgesteenten ,o5
De Kerk, 0,10
De Onfeilbaarheid, o,io
De Tegenchristene sectie, o, i0
Pachtersrecht, 5,oo
Het H. Huisje van Lorette, 0,75
Verzuchtigen na de H. Com
munie, 0,15
Hetzelfde in 't Fransch, 0,15
Het masker van de Wereld, afgetrok
ken door pater Poirters, een der
schoonste boeken, die in ons taal
bestaan. Prijs 2,5o
Genoveva van Brabant, 0,75
Onpartijdige levensbeschrij
ving van Napoleon 0,80
Reinaert de Vos of het oor
deel der dieren, o,5o
Fortunatus, o,5o
Laatste dagen en verwoesting
van Pompeja, 1,00
Robespierre, zijn leven, zijne
misdaden en straffen, 0,80
De lotgevallen van Robinson,
met platen 1,00
Durft roepen opentlijk God en zijn wet van kant
Wie is er, als hij ziet den stroom van 't kwaad opdagen,
Door Koningen geleid, door Keizershand geschragen,
Wie is er, recht van hert, ditziende, die niet beeft,
Niet in zijn eigen zegtIk vrees voor al wat leeft-....
Ach, Lezers altesaam, gelief mij toch te zeggen
Kan iemand met verstand dees rede wederleggen
Is het geen vijandswerk, geen kreet van Lueifer
Die onder ons weerklinktde Kerke moet omver
De Kerk, ze moet omverAch koningen en grooten,
Waarom met dom geweld uw levensheil verstooten 't
Waarom uw hert geneigd naar 't modder van den grond
En niet naar 't zonnelicht, waar gij verkwikking vondt
Waarom, o werkend volk, den Satan aangehangen,
Die als een valsch serpent, u 't herte komt toeprangen,
En niet gehoor geleend aan uwen besten Vriend,
Die rijk was door zich zelf, van d'Engelen werd gediend,
Die niemand noodig had om roem of eer te winnen,
En desalniettemin u, schepsel, wou beminnen,
En nemen op dees aard, het zwaarste van uw juk
Om u to leiden meê naar 't eeuwige geluk
Gelijk als Noë was in zijne Ark gezeten,
En uitzag naar de duif van welke hij ging weten
01 't water was gedaald en of een plekje grond
In g'heel het wereldrijk, zich waterloos bevond
Zoo ook kijkt ieder uit op deze zwarte dagen,
Zoo is in ieders hert een stemme die kemt vragen
Wat brengt de dag ons meê, wat meldt ons de gazet
D olijftak van den vree of 't zwaard dat wordt gewet
Een raadsel, vriendenlief, een raadsel om te denken
En van den fijnsten bol de hersens te doen krenkep
Men ziet langs allen kant de kogels en de bommen,
Zoo dik opeengeleid, om 't aarderijk te krommen
Den Rus met al zijn schuld, zich dieper reneweert,
Rumenië, dat land door 't vechten gekreveerd,
En Oostenrijk, eilaas door Joden opgeëten,
Ja zelfs den armen Turk, zijnoogon uitgekreten,
Het wapent al dat leeft, 't staat al op den qui-vie
En als ik dan van daar dat Pruissenland bezie,
Zoo wijd nu uitgestrekt, van kop tot teen in 't wapen,
Als wolf en als sloekop naar d'ander landen gapen,
En Frankrijk zonder macht, in d'handen van een ras
Dat steeds in allen tijd voor Revolutie was,
Als ik dit wel bezie, wie zou er anders peizen,
Of 't kot vliegt overhoop, de oorlog gaat verrijzen
Een oorlog-generaal van g'heel den battaklan,
Een moorderij zoo wreed, als zij ooit wezen kan
Maar Rusland is geperst door binnenlandsche krampen,
De lucht is er verdikt door revolutie-dampen
Te lang reeds heerscht de Rus met wreedheid en met dwang,
Zijn eigen vmk staat op, zijn rijk duurt niet meer lang
En Pruisen is verveerd, het staat bedwelmd te wachten
O, ja, zoo 't zeker was, van met zijn oorlogskrachten,
Europa plat te slaan, 't verwijlde geen moment.
Want 't vindt in sloekkerij zijn lust, zijn element
Maar 't vreest voor een verbond van al de ander landen,
Het vreest gelijk den Rus, den troebel in zijn panden;
Het vreest den Engelschman, en zoo gebeure 't nog miss chien
Dat wij uit deze wolk geen oorlog komen zien
Dat 't ongeweêrt drijft af, om later toch te komen
En 't bloed te vloeien doen bij beken en bij stroomen
Beware ons God den Heer, maar iedereen die peist
En die met zijn gedacht Europa eens doorreist
En ziet hoe deze streek, van gunsten overladen,
Zijn Schepper en zijn Heer zoo snoodlijk durft verraden,
Durft vloeken tegen God, durft boeien zijn Gezant