Eh zoo gelukkig kunnen zijn! Kwijtschelding van straffen. Volledig Pachtersrecht, 5,oo. (6de Vervolg). Een probaat middel om spoedig slecht en bedorven te geraken, is het lezen van slechte boegen en schriften... En tegenwoordig gaat het er in de groote steden! Dagelijks braken de drukpersen er met honderde duizende slechte schriften uit, die als venijnige slangen rondvliegen en zoo menig hert den doodsteek geven, door hunne leugens en valschheden, door de bedorvenheidhunnerbeschrijvingen. God! God! zuchtte de weduwe van aan de Vrijdagmarkt, zoo menigen keerwat doet of waar gaat onzen Bavo, dat hij op korten tijd zoo goddeloos en zoo bedorven geraakt! Want Bavo, debrave jongen van over eenige jaren, er was nu noch paal noch perk meer aan zijn handelwijze gansche nachten bleef hij uitden huistiran speelde hijspotten met alles wat heilig was, dierf hij met slechte kerels naar huis komen en er samenspraken houden, die Wivina van schaamte deden wegloopen, dat deed hijbijzoover dat de we duwe in haar eigen begon te procedeeren of zij mocht gedoogen dat haar kind, de zedige Wivina, in haar eigen huis gevaar liep voor haar zeden, en of 't hare moederlijke plicht niet was van den verlo ren zoen het ouderlijk huis t'ontzeggen. Zoo ver was het daar gekomen De weduwe was uitgeweend zij betreurde van haren man niet in 't graf gevolgd te zijn; maar een besluit nemen, het ontaard kind den huize uitjagen, waar het met zooveel vreugd ontvangen, met zulke zorg 20 jaren lang was opgevoed, dat kon ©ver haar hert niet. Die slag was t'hard; ze verging als sneeuw voorde zon; en eindelijk moest 't mensch haar leggen. V. Groote Gebeurtenissen. De Vastetijd was aangebroken, de tijd als al die nog christen ge voel heeft, tot ingekeerdheid komt, de bittere Passie van den Zalig maker overweegt en zich van d'aarde lostrekt, om met meer vreugd het Alleluia van Paaschdagte vieren. Die Vastetijd trekt en spreekt; en 't is daarom dat de Socialisten sedert eenige jaren te Gent, al hunne pogingen in 't werk leggen om dien van ouds geëerbiedigden tijd te storen, feesten gevende, conferentiën, voordrachten, etcetra. 't Is zondag avondde Burgers zitten in hun sociéte's en herber gen, te kaarten ofte praten; zells bij de spelers wordt van tijdtottijdde kaart neergelegd om over 't groot nieuws van den dag te spreken de Socialisten hebben een betooging gedaan met 't ontrolde rood vaandel, de gemoederen zijn in opschudding; 't rood vaandel, dat is de Commune, de Regeeringsloosheid, petrool en bloed, opstand en plondering. Menige harde waarheden klinken dien avond in d'ooren van Rijken en Burgers; en worden gezegd door Personen die verder zien als hunnen neus lang is. Dat komt van die slechte propagande, zegt menvan die verwereldlijkte scholen, van die zoogezegde geleerde maar anti-katholieke boeken... 't Volk mocht onder de vaandels der Gilden en Confreriën niet geschaard zijnde Xaverius-vaandels moesten gescheurd worden daar hebt ge 't spel nu de bloedroode vlag.Meer dan een goed voornemen wordt ge maakt maar 's anderdaags zal er veel van vergeten zijn men is in de partij gewikkeld, vastgeklest gelijk mossels aan de zeebank er zijn ander schokken noodig om d'oogen te openen. Ondertusschen zijn de Socialisten in hunne zalen vergaderd d'hoofden, reeds kokende, worden nog meer opgehitst; zang en spel luisteren't feest opde mannen inde blinkende frakken, met welke wij aan 't Justiciepaleis kennis maakten, besturen en verleven digen 't feest, drukken d'handen, groeten van verre, moedigen aan, hitsen op, met hooge woorden die niemand der werklieden kan verstaan ze spreken van ideaal, van vooruitgang, van vereeniging met de Socialisten van alle landen, om iets uit te werken, waaraan zij geenen naam kunnen geven, ot willen geven want de schurken die aan 't hoofd staan, ze weten wel dat hun eenig doel is 't volk van zijn geloof te trekken, een zwijnenleven in te richten en op 't graf van "t Volkswelzijn, lekker en lui te leven.... Bavo is daar ook hij wordt door de kopstukken omringd en gefladijddronkaards en lap pen hebben zij genoeg; ze moeten eenige treffelijke lieden hebben om d'oogen te verblinden en Bavo, ofschoon reeds zoo diep geval len, is in hun oogen nog een toonbeeld van achtbaarheid.... Doch, wat mag er daar achter in de voorkamer, die tot herberg dient, gaande zijn? Men hoort gerucht van stemmen, tafels en stoelen die omvallen; er klinkt in Bavo's ooren eene stem welke hij kent,.... de stem zijner zuster... wat mager zijn?... hij verlaat zijne plaats, vliegt de zaal uit en ziet zijne zuster Wivina vooruitgesleurd door halbedronkene gezellen: Wivina! Wivina! gij hier! Bavo! Bavo moeder sterft, komkom Inderdaad, de brave weduwe lag op haar uiterste; de langdurige droefheid sleep haar in 't graf; zij voelde haar einde naderen, tevrede voor haar zeiven, maar in folterendste onrust voor haar twee kinde ren. En Bavo die van's morgends afwezig was! Waar, hoe hem gevonden? Gelijk het bij de werkende klas gaat, al de geburen wa ren vol zorg en bekommernis, in het huisje aanwezig en schoven eerbiedig weg, toen een Dienaar Gods, een Onderpastoor der Paro chie, de laatste Vertroostingen, de heilige Reispenningen kwam brengen.... Ginds, bij de Socialisten wordt, tusschen flesch en glas, den Priester verwenscht, en hier komt de Priester het slachtoffer der Socialisten troost en hulp brengen, troost en hulp naar ziel en li chaam; ginder is vloek en haat; hier liefde en zegen.... De H. Mys teriën zijn volbracht... Nimmer ziet de Dienaar Gods lijden, of hij brengt er troosten na de vervulling van zijn HAmbt, neigt de heer Onderpastoor nogeens zijn hoofd nevens die ooren die gaan gesloten worden hij kent het geheime lijden dier vrouw; hij weet waarom zij gedurig naar de deur kijkt, waarom zij zoo angstig rondziet, waarom haar adem zoo gejaagd is en haar hert zoo ge weldig kloptmoeder, zegt hij, mijn kind, want hij is vader der zielen, moeder, wees gerust, hij heeft een goede opvoeding genoten, g'hebt 'ne goeden grond gelegd, en uwen Bavo zal op den goeden weg terugkeeren. Och, mijnheer... kon ik., dat zien? Al gelijk 't God blieft, kind, ge zult het zien van uit den hemelen voor hem bidden... Wees gerust, ik zal hem niet uit d'oog verliezen; de verloren zoon zal terugkeerenge laat 'nen Engel achter, Wivina, die in dees huisje zal blijven om den berouwhebbenden Bavo t'ont- vangen. Ik ga u nog eens de Benediktie geven. De oogen der weduwe volgen eerst den Dienaar Gods en vliegen dan 't huisje rond... Waarop denkt de stervende vrouw? al die meubelkes, o't zijn stukken van haar ziel! z'heeft ze daar, met zooveel vreugd ge- kuischt!... Welke vredgd heeft zij in dit huisje niet genoten, o,'twas een hemelken, totdat die slechte nieuwe stelsels van hijpocriet volks geluk haren Bavo hebben veranderdMaar de weduwe is versterkt; z'offert haar lijden op, in vereeniging met het lijden van den Ge- kruisten God voor de bekeering van Bavo.. 't Is negen ure; nie mand vindt Bavo, en zijn moeder wacht daar om te sterven... Wivina loopt zelve zien; ze weet in welke zalen haar Broeder zijn zondag-avonden overbrengt. Dienstwillige geburen waken bij de weduwe een hunner her haalt gedurig de H. Namen; zij besproeit het bed met wijwater en stelt een kruisbeeld op 't nachttafelken, opdat de stervende haren Gekruisten God zou zien. Treffend en eeuwenoud volksgebruik! om in 't lijden van den God-Mensch sterkte te putten voor dien bangen en schrikverwekkenden oogenblik... Iedereen ziet het; de laatste moment nadert; het licht, door de Kerk gezegend, wordt ontsteken en haar in d'hand gegeven, ten bewijze aan hemel en aarde, zij sterft als Christene, brandende van Geloot, brandende van Hoop, brandende van Liefde voor den eeuwigen God, ten bewijze dat de dood geen sterven is, maar een verrijzen tot een beter leven, een reize van den nacht naar den dag... Een der gebuurvrouwen be gint uit den kerkboek de zielroerende gebeden der stervende te bidden: Vertrek Christene ziel.... Op dit oogenblik vliegt de deur open 't Is Wivina, gevolgd van BavoUw moeder sterft... Op die woorden is de jongeling opge sprongen, hij heeft zijne zuster uit de handen der liederlijke kerels getrokken, en als 'ne pijl uit den boog zijn beiden huiswaarts gevlo gen, Wivina, schreiende, en Bavo, zoo bleek als de dood. Op dit oogenblik kwamen al zijn goede gevoelens hem te binnen't waren als duizende slangen die zijn hert afbeten. Hij vliegt binnen. (W.V.) De Moniteur kondigt een koninklijk besluit af dat luidt als volgt Art. 4. Er is kwijtschelding verleend van de straf die zij te ondergaan hebben aan de militairen veroordeeld voor eerste desertie, verknoping of achterhouding van kleedingsstukken of wapens, indien zij geene an dere misdrijven hebben begaan. Art. 2. Er is kwijtschelding verleend aan de militairen door den krijgsraad veroordeeld of tegenwoordig in de correctieafdeeling opge sloten, van alle straffen die voor 1 januari 1879 eindigen. Art. 3. Er wordt verleend f° aan de correctionnarissen der beloo- ningsklas, wier straf slechts na het loopende jaar eindigt, eene vermin dering van straf van de helft van den tijd dien zij nog in hechtenis moe ten blijven 2° aan deandere militairen veroordeelden eene vermindering van straf van 't vierde van denzelfden tijd. Art. 4. Aangaande de veroordeelden tot verscheidene straffen van verschilligen aard, zal de vermindering toepasselijk zijn ten eerste aan de eerste straf en ten tweede aan de andere straffen. Elke fractie van maand zal als eene volle maand verminding aanzien wordens. Art. 5. De korrectiennarissen van de strafklas zullen van het voor der vergaande artikelen niet genieten. Art. 6. Er wordt aan de militairen plichtig aan eene eerste dosertie en veroordeeld tot het verlies dej cocarde, kwijtschelding verleend van de gevolgen die deze straf na zich sleept. Art. 7. Zijn gelijk gesteld met de milicianen, onder het oogpunt der vrijlatingen, de achterblijvers die voor eenen termijn van acht jaren zijn ingelijfd geweest,'alsook de achterblijvers die ter beschikking van het departement van oorlog werden gesteld, ter uitzondering van die gene die na in actieve dienst te zijn getreden, zich hebben plichtig ge maakt aan desertie. Een koninklijk besluit van 23 dezer verleent kwijtschelding van alle gevangenisstraf die de maand niet te boven gaat, en van alle boet die de som van 100 fr. niet overtreft. Die maatregel zal niet toepasse lijk zijn op de voortvluchtige of verdokene veroordeelden. Alle uren ne lepel. Een jodenjongen stond op een plein met 'ne kortewagen vol tinnen lepels en bood zijne waar te koop. Wel Jhakop, vroeg hem een zijner bekenden, hoe ghaat bet met the negotie? Hoe zou het ghaan, antwoordde de jodenjongen, alle uren héén lepel. Een hongaar lag te Weenen ziek. Toen hij aan de beterzij was, zeide de doctor tot hem ga met uw recepten maar voort: gij zult geheel gezond worden. De Hongaar nam het recept, en ging daarmeê naar Pres burg daar liet hij weder een docteur halendeze las het recept van den Weenschen docteur en zeide ik weet geen beter receptc.a met hetzelve maar voort; de Hongaar ging voort naar Pesth, zijne woon plaats, waar zijn Geneesheer hem dat voortgaan verklaarde.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1878 | | pagina 3