Oe Wreedheden van den Sus. Nu en Vermaak; Verdediging der Rechten van 't Vlaamsche Volk. Er is in Amerika een badstad afgebrand de stad Cape-May 9 hotels, -19 kosthuizen en eene menigte winkels en partikel.iero woningen zijn afgebrand. De schade komt óp 300,000 dollars. Óliva Moncasi, is tot de doodstraf'veroordeeld. Te Odessa, in Rusland, zitten in 't prison 340 Nihilisten, en 6 van die Russische liefhebbers zijn te Berlijn aangehouden. Den Pruis had nog geen spel genoeg met zijn Socialisten.... De verdrukking in Rusland werd te groot. Te Semur, in Frankrijk,hebben al de bakkersden paal ver brand ze bakken niet meer, omdat de stad eenen tarief op 't brood gesteld heelt en in de militaire school van Parijs zijn de cadetten in opstand gekomen; maar 't is al gedaan; 17 zijn er weggestuurd en 20 op de discipline gezet. (7 Vervolg). .Ik was op weg naar Syberië, herhaalde Hendrik; maar ziende dat Maria d oogen vol tranen kreeg, want 't mensch dacht op haren vader die ®p dien droeven weg naar ee* nog droever ballingschap °uf was; en toch ging de vrolijke Fransche schilder voort, alliGew gekwetst liggende en op een stoksken gevoed gelijk dé eksteniJ k had meer te vredenheid in mijn hert dan al de Russische krawau 1 die mij omringden en zelfs dan den grooten gekroonden Us daa' :e Petersburg; och, peisde ik, 't is dat ik ook eenige teeke- ningen uit Syberië naar Parijs moest meedragenstil, Fox, sprak hi) tot den hond, hem streelende stil. Fox stakdooren op en liep al grollende naar de deur; Cesar stond recht; Maria ging naar de venster zien. Op t zelfde oogenblik ging de deur open, en eene ruwe stem nep Ha, ge zijt hier' Frantsjouse, ik zoek al eene uur achter u AJlez meê, bij zijneExellencie. VII. Een plechtig-verhoor. De man die zoo ten onpas onze vrienden kwam storen, was nie mand anders dan een oude kennis, Sergeant Gabriël, den ruwen kerel, xves van kop tot teen, bevreesd als een kind, maar die toch op zijnen\post ^ou gestorven zijn, zonder 'ne voet te verzetten dankbaar jegens Marfa die hem verlost had, maar die toch, op t eerste woord zijner overCe, Cesar zou gegeesseld hebben, zonder eenen enkelen slag te sparen ot te verzachten. Zijn kapitein had hem gezegd: Ga en haalt den garde-chasse. En de sergeant had zich aan 't gaan gezet, en snuffelde overal geluk een jagershond, em zijnen man te vinden. Hij had hem nu en zonder op de Polonèse te letten, die hem verzocht binnen te komen, bleef hij met de deur half open staan, waardoor een hevige koude binnenwaaide, en hij riep gedurigAllez. volgt mijzijn Excellen tie wacht. Kom, kom, Edelheid, een glazeken brandewijn zal toch seen kwaad doen. Den Rus stopte zijn hooren, om aan de bekoring te kunnen weêr- staan en nep gedurig: Frantsjouse, njeê, meê! Toch geen erg, zeker? vroeg Marfa. Wat weet ik daarvan! Nox, hi '.r! riep de Franschman. Vriend, je zult aanstonds terugkeeren? vroeg Cesar. ParbleuMondelings; meent ge dat ik bij die beminnelijke Adottia zou w llen blijven Dier! vnoruit riep de Rus. Wij korren, sprak Hendrickx, op zijnen hond wijzende, wij komen, meester, een oogenblikske! mijn vrienden madam, tot seffens - Eenige uren gingen voorbij, 't Werd nacht, een sombere russi- sehemaeht.' de sneeuw viel zwaar en dik op de huizen en buiten hóórde men niets dan 't gesjoer van den wind in 't bosch, 't gehuil der wolven, 't klagend gebas der honden en bijwijlen 't 'scherp ge klingel der bel van eene russische slede, die ten achteren was De twee bannelingen zaten stil en zwijgend; Marfa naaide kleê- ren van rennenvellen en Cesar, d handen op t hoofd, was bezig met dubben en peizen: de Franschman had een gevoel in zijn hart doen lo:springen, 't welk onder eene ijskoude schors van wanhoop be gaven lag. De Polak dacht op zijn Vaderlandhij peisde nu op de vlucht! maar welke moeielijkheid! Alleen, zou hij niet geaarzeld hebbn, maar aanstonds zijn leven blootgesteld om zijn vrijheid te herwi.nen; maar zij, de duurbare Marfa? Na eenige oogenblikken haaldehij eene kaart uit en overliep met d'oogen den verren moei- elijkenjfstand die steile bergengten, die onbewoonde streken, die woestnenvan ijs en dan dien ring van kozakken. En genomen nog dat Goibijna een mirakel doet en dat gij, na maanden en maanden daarovi geraakt, ge valt dan van den eenen kant op de zee en van den aderen kant, op de russische grens die sterk bezet is van russi sche duiniers en schildwachten. Nee? neen! die arme Hendrik is uitzinnig! riep hij uit. ïj is dapper, antwoordde Marfa, zonder van haar werk op te zien r -en dapperheid, 't is uitzinnigheid, riep de Polak uit; 1 't;- '.en tergen Honderde uren gaan door dien doodscheri eeuw, in woestijnen, zonder voedsel, omringd van ;n wilde volksstammen, dat is zot, ja, 't is zot! xval, t is zijne zaak hij dwingt niemand van hem te lar hij doet gevoelens ontwaken, die beter slapende d een onmogelijk is, is mogelijk voor andere, tk Cesar met bitterheid, ik hoopte dat gij hier 't ingschap zoudt gevonden hebben, k zij. Marfa, ik had het moeten voorzien en u geen sa- krachten opleggen; en den balüngzijn oogen scho- s door d'eigen liefde verblind, als ik u ten huwelijk ■dde niet, maar verschoof haren stoel, minuten van pijnlijke stilte. *p de Polonèse haar vver k weg en naar haren man .ij haar armen rond zijn en hals en riep uit: Ocj^ Cesar, ik h«b ongelijk, vergeef mijge zijt zoo goed en ik ben eene ondankbare. Hij sloot haar teederlijk in zijn armen. Arm kind, ik heb u niets te vergeven, ik alleen ben plichtig; ik meende u eenig gelukte kunnen verschaffen en ik heb mij bedrogen. Neen, neen, mijn vriend, 't was een kindergril, anders niets; ik begrijp, gelijk gij, dat vluchten onmogelijk is. Spreken wij er niet meer van kom ik zal die leelijke kaart gauw verbergen kom, laat ons gelukkig zijn En toch ze weenden zoo bitterlijk, die twee brave zielen; ze be minden malkaar zoo vuriglijk en voelden hun hert, den eenen voor de andere, opgepropt van droefheid. Ja zeker, ze riepen geen wraak van den Hemel, maar die tranen moesten naar omhoog trekken, en de gramschap van den algemeenen Vader van 't Menschdom, ingloei- ende schichten op de russische tirans doen neerdalen. De goddelijke wraak vertoeft somwijlen, doch blijft nimmer weg. en hetgeen wij op dees oogenblik in Rusland zien, is 't geen teeken dat de maat der schelmstukken vol is en dat de straf gaat komen? Na eenige oogenblikken klonk er buiten de hut eenvrolijke stem. De Franschman riep Cesar. Marfa stak de landkaart weg. Hewel, vriend hoe zijn de zaken vergaan? vroeg Cesar. Heb ik ooit 'nen drolligen avond doorgebracht, dan was 't nu; binst al den tijd dat ik bij hunne Excellentiën was, moet ik op mijn lippen bijten en in mijnen arm pitsen, om in geenen lach te schie ten maar in 't naar huis keeren is de bom gesprongen'k heb ge lachen, ik alleen voor gansch een bataillon en nu is 't nog niet uit. Wel! wel! riep Marfa; en wij die zoo ongerust waren over dit bezoek Inderwaarheid, het begin was nog al serieus: maar pardon, madam, dat wij vergeten hebben den sneeuw van ons lijf te schud den; Nox, buiten! ik volg; en de kluchtige Franschman ging aan 't 't portaal om de laag sneeuw van zijn kleêren te schuddenen de ijs-polevies van zijn schoenen Kom nu, heer en meester, zegde Marfa, zich geweld doende om den vrolijken toon van Hendrik na te volgen, kom, neem plaats bij 't vuur, 'k zal u een warm drankje gereed maken en vertelt ons eens wat Zijne Excellentie u zoo haastig te bevelen had. 't Was een order, madam, om iets te vinden, waarachter de kommandantinne kost wat kost moet geraken, of ze sterft er nog van. Raadt nu eens? Iets dat in de bosschen is Ja madam. Sneeuwkampernoeliën. Neen. Honing, om bosmee te maken. Neen, iets dat leeft. Bijgevolg een dier Ja. O, 'k ben er, zegde Cesar; hazelhoenders? Noch hazelhoenders, noch berghanen, noch sneeuwhoenen, geen gevogelte. 't Zuilen dan eekhoorentjes zijn, voor moffels tegen den win ter. Neen Man toch, zegde Marfa; eekhoorens voor moffels! sabeldieren of blauwe vossen Nog niet, madam zoekt wel; 't is voor de bruilofstfeest van mammezel Vera. (Wordt voortgezet). SCHRIKKKELIJKE RAMP TE CARVÏn, FRANKRIJK. Donder dag van d'ander week ten half vijf, is in die stad de stoomketel van eene suikerfabriek gesprongen. Er is groote schade in de fabriek en 't omliggende op minstens 60 meters in den omtrek zijn al de hui zen schier van hunne daken bercotd en al de ruiten werden verbrij zeld; maar 't ergste van al, er zijn vele slachtoffers de meestergast der fabriek is als lijk teruggevonden en zeven jonge meisjes die, volgens gewoonte, boven den stoomketel zaten om hunnen vieruren- boterham te eten, zijn allen van 't leven beroofd. De ontdekking der lijken ging gepaard met de hartbrekendste tooneelen en zatur- dag werden de slachtoffers begraven; deGoeverneur, de Burgemees ter, Schepenen, Raadsheeren en meer dan 4000 Ingezetenen woon den die rouw-plechtigheid bij. Meer dan e'en traan werd gestort en zelfs de hardvochtigste konden hunne ontroering niet verbergen, als eene moeder, die haar twee dochters in de ramp verloren had, zich op de lijken harer kinderen wierp. 1 fn den nacht van vrijdag tot zaterdag, is een dief in de hoeve ge drongen der weduwe Van Vaerenberg, landbouwster te Meire, en werd door deze op heeterdaad betrapt van diefstal van kiekens. De booswicht bracht de vrouw twee messietcen toe en nam -arvolgens de vlucht. Ge lukkig zijn hare wonder, niet gevaarlijk. De udder dezer laffe aanran ding, de genaamde D. C., die doer de gendarmen van Aalst zondag na middag is aangehouden, is door bet slachtoffer herkend. D. C. is ter beschikking gesteld van den prokureur des konings te Dendermonde.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1878 | | pagina 3