-
Nut en Vermaak Verdediging
der Reepten an't Ylaamsche Folk.
■-P0=?
Pü*LEfflE»T.
Op't zicht van dien stoutmoedigen, stelde de beerin zich iccht,
om hem met eenen klauwslag af te maken. Doch Hendrik liet haar
den tijd niet van aan te randen, hij zelf sprong vooruit en stampte
zijn mes in 't monster, met znlken hevigen schok, dat zi) beide op
den grond rolden.
Met eene snelle beweging sprong de Franschman recht, deene
hand vooruit en d'andere rond zijn hoofd zwaaiende, om met zpn
mes dat van 't bloed rookte, nog te steken.
De beerin sprong ook'recht, doch bleel staanzij beefde op haar
pooten, gelijk een dronkaard, en scheen zich aan den sneeuw te wi -
len vastklessen.
Dan, na eenige seconden, keerde zij 't hoofd langs den kant waar
haar jongskes lagen, liet een dof en treurig geloei hooren en vie op
haar zijde. Het mes van den Franschman had het hert getro en.
De overwinnaar maakte een kruis, veegde t bloed van zijn mes
en zonder naar den Bruidegom om te zien, ging hi) den kozak helpen
die onder zijn peerd lag te spartelen.
Weldra was hij omringd door jagers en drijvers, die hem kwa
men d'hand drukken, gelukwenschen en toejuichen. De luitenant
stamelde ook eenige bedankingen, doch zoo droog at zij eercer p
eene bedreiging trokken. r
Onder de mannen die hem rechtzinnig geluk wenschten, was Ce-
sar op d'eerste plaatshij drukte zijnen,vriend in d armen en mur
melde in zijn ooren eenige woorden die beteekenden
Aanstaande verlossing 0
Arme vriend, zegde Hendrik, gij kent neg de Russen niet
integendeel, ik ben een verloren man en omdat ik hem tweemaal
verlost heb, in tegenwoordigheid zijner vrienden, zal hij mij
De doode beerin werd met de levende jongskes op een®le^ oelfgd
en als men de kommandantsvrouw en haar gevolg inhaalde, dan
tierde en duivelde deze tegen den koetsier en beloofde hem 5o knout-
slagen, omdat hij 't gerij niet ingehouden had als de lu^tenanm
De kommandant Pavel lachtte dat hl) schokte, met de gemaakt
gramschap zijner vrouw en den schrik zijner dochter, wan z
hij op den schouder zijns schoonzoons slaande, ware dien duivel van
'ne Fransjouse daar niet gekomen, ge zoudt tegenwoordig....
Zijn vrouw liet hem niet uitspreken, Vera vroeg met eene koele
beleefdheid of haar echtgenoot niet gekwetst was, en ging dan
vurige woorden Marfa bedanken.
De luitenant stond daar voor zijn kameraden, beschaamd als een
SCD\0ja0cnhStwas geëindigd; de zon ging achter de benevelde sneeuw-
hoopen verdwijnen; de terugkeer werd bevolen; ^och jermits ne
arme Ivan te ziek was om vervoerd te worden werd ei besloten at
Marfa hem met Cesar naar de hut van Hendrik zou vergezellen,
om d'eerste verzorging aan zijn wonden te geven, en dat
derdaags naar de stad zou terugkeeren. j i vnn
Een halve uur later was er niemand meer te vindon in dit
den bosch, en met de grootste voorzorgen, stap voor stap, werd
gekwetste naar het verblijf van den garde-chasse gedragen.
X. Zomer en Winterverblijf in Syberië.
Een kwartuur later bleef de slede met den gekwetste staan voor
eene hut gemaakt gelijk al de hutten in de russische bosschen van
boomtakken tusschen malkaar gevlochten, d opemngein gesstop>t met
mos en potaarde, en aan de vensters sterke ijzeren baren, eene on
misbare voorzorg in die bosschen, waar beeren en wolven in gioot
getal 's nachts rondzwerven.
Door eene spleet der deur stak de schilder zijn mes om de deur te
openen; het inwendige der hut was aller.envoudigsr; "en aarden
vloer, drooge bladeren, waarop Nox sliep, eene houten bank met
vellen bedektin den hoek eenen breeden steen cmwuur te maken
eene tafel aan den muur vastgemaakt en daarop ëemge aarden krui-
ken stonden, en aan den muur eenige nagels om t kaïabien en
kleederen van den Fransjouse aan te hangen terende bin-
Wel Heere! was is 't hier koud riep Marfa al tastende, bin
nengaande want 't was al donker't is onmogelijk da onze arme
gekwetste hier eenige uren blijft, zonder vervrozen te zun. En waar
is de kachel, dat ik't vuur aansteke? niet lans
Er is hier geen kacheldoch zijt gerust, hij zal hiei met Ia 0
blijven, sprak de eigenaar des huizes: wij gaan hem hier^voor een, e
oogenblikken afzetten en de rennen insluiten; want k hoor-reeds
wolven huilen; achterna zullen wij een beter verblijf zoeken voorden
af Dit"1 zeggende had de Franschman een handvol droog hooi geno
men, mrt eenen kei op den hecht van zijn mes doppende vuur ge
slagen en volgens de gewoonte der russische boeren, een klein lak
keltje van dennenhout ontsteken.
Dan terwijl de Polonèse de endieren uitspande had hij metCe
sar den armen gekwetsten die buiten kennis lag, binnengedragen i en
eenige vellen op hem geworpen; Marfa, zegde hij, zorg wel dat de
deur gesloten blijve; Cesar en ik gaan u allen in ons winterkwartier
ee^TaTrenvr£d°:8zegde Cesar, zijne fakkel in d'hoogte stekende,
ik zie rechts, links, maar nergens iets dat op een winterhuis trekt.
W- TkTebheTflezegd: juist twalf stappen van mijn zomerpaleis;
ge^O'firmogehjk1; maar 'k heb schoon den sneeuw te peilen k en
vinde niets.
Nox, riep de Fransjouse, toont hem de deur.
Den hand sprong vlijtig op, en naar Cesar loopende, begon hij
den grond open te krabben.
Na eenige oogenblikken zagen zij eene soort van valdeur, sterk
vastgehecht door eeneu dweersbalk.
Ge ziet wel, sprak de Franschman, dat ik u juist gezegd had.
12 stappen.
Ach 'ja,"ik had vergeten dat gij korter zijtdoch laat mij eerst
gaan, want aan den trap liggen stroppen, man
Wat gedacht
't Gedacht van de ongenoodigde bezoekers te verwurgen me
's nachts mijne keuken zouden willen bezoeken, en zich ten koste van
mijnen armen Nox willen voeden. Niet langer als gepasseerd jaar,
vond iker aeii sehoon grijs beerken in ge zult beneden zijne visiet-
kaart vinden, onder form van eene gerookte hesp en een goed vel.
Hij kwam om mij op te eten en nu eet ik hem op; oog voor oog,
tand voortand. Kom, volg mij nu!
Hendrik, Cesar en Nox gingen de trappen at en bevonden zich in
eene soort van oven, 12 a i5 voeten groot, in den vervrozen grond
gegraven, op't einde der kamer was eenen breeden steen, waar
droog hout op lag de schilder stak vuur aan en de vlam in d hoogte
kronkelende verlichte gansch dit verblijf: boven den neerd hingen
aan ijzsrdraden vischnetten, gedroogde visschen en de fameus,e bca-
renhesp. Hier en daar in kleine kaskes in den aarden muur gekapt,
stonden aarden of steenen potten, eenen moor en zelis eenen ijzeren
P°!l Vriendlief, zegde Cesar al lachende, uw keuken is goe.1 voor
zien maar uw mobilair laat te wcnschen en waar slaapt ge dan
In mijne kamer, djanters toch! denkt ge misschien dat ik mi)
's nachts zal te droogen hangen, gelijk die zalmen? Alhoewel temid
den der bosschen, men is toch Parijzenaar. Zie, mijnheer, ontsteek
een tweede houten bougie en gelief binnen te treden.
Waar wilt gij dat ik intreed
Wel mijn allerliefste, in mijn appartement, sprak de schilder,
een groot beerenvel openschuivende. Ge ziet dat ik geen armoede
van kamers heb. Ziehier, ten eersten, mijnen salon, en vermits mijn
lakeien niet verwittigd waren, zal ik zelt den luster ontsteken
Die luster was anders niets dan een aarden potje met gestold bee-
renvet en eene wiek. (Wordt voortgezet).
President. Eerst de serieuse kwestiën wat nieuws in de wereld.1
iarWeen heeft 't woord, voor eenen spreek.
Nelmn Mij dunkt, Vrienden en Bondgenoten, dat ons Belgenland
tr'heel dtf wereld door op de tong gaat rijden voor zijne dwaasheid: het
gaat dezelfde geuzenkaberdees in, waar Pruisen uitKomt, van zijn beste
vewaad beroofd, mager, doodsbleek en t gezicht open^ekrabt, Och
heers, och amen, kermt den Pruis; wat ben ik toch stomen lomp, en
beest en prij geweest van 't Katheliek Geloei te bevechten.
Zander. D'ander week hebben de groote Geuzen te Brussel, d
grondige diepte van hun zielement getoond z hebben geweigerd in
d'antwoord namens 't Land, aan deh Koning, van daarin te zetten: Bel-
o-ië hoopt, met de bescherming Gods in 1880 eenen gelukk ïgen Jubilé te
vieren ze willen van God zelf niet meer hooren of weten. Ze roepen ge
lijk Lucifer en d'afgevallen Engelen Wij hebben God met noodig;wy
kunnen votrt, zonder hem
jEF En och heere! och armen Indien den Al machtigen, maar
voor éenen «ogenblik,'t licht der Zon introk, wij lagen allen in den ïjs-
kouden donkeren, zonder licht, zonder leven; wij hangen van onzen
SeheüDor af meer dan 't blad van den boom
Sis. Ons Vaderland is omringd van bedriegputten; de Framagon-
noria heeft een Afdeeling gevormd die, onder den schijn van voor de
Rechten van 't Werkvolk te strijden, het schandaligst Ongelooi ver
spreidt en de goede Zeden op alle manieren te kort doet; waarom, om
eenige lichtgeloovige werklieden knechten der Vrijmagons te maken.
Rrcus. Hoe minder Geloof in de wereld hoe slechter voor de W-
kende klas! Hoe minder Geloof, hoe meer ikzucht en wreedheid. l
zien 't door den Hongersnood in India en China; het ongeloov'i,, volk
laat zijn «debroeders van honger sterven, en de gelooviga Christenen,
van duizande uren ver, zenden giften in overvloed. r
LIPPEN. Wij moeten ons, met t begin van 1879 een ^oed, s
Kruis maken. Het einde der jaren 70zal voor Belgenland f begm mjn
van a-«en hevigen stormloop van *1 d'helsehe duivels tegen het Ko
liek Geloof in ons Land. Al de Vrijmagons van g heel Belgenland leggen
nit en spannen samen om de kleine steden en de dorpen tevei0euzc
De stemming der liberalen tegen GOD bewijst ons genoeg wat dat zij
willen en beoogen.
LATERE TIJDINGEN. Keizer Wilhem werd te Berlijn
met vlaggen en vanen ingehaalden nogtans, zijn eerste woord
was een vermaning en een berisping aan die groote hoofdstad -
Te Gent eergisteren, een beenhouwersgast die een flesch it
droeg, in de Brugschestraat gevallen, door de 1 S diericx
hand gekwetst en zijn wezen door den vitriool verbrand. Diencx
van Berlare, beschuldigd van brandstichting, is tot 5 jaren gevang
veroordeeld. De hopmarkten blijven in denzelfden toestand de
granen dalen een weinig; te Leuven de tarwe 25 centiemen en de
rogge 5o c. Te Brussel, in de Madelenestraat, is woensdag het
magazijn van nieuwigheden van! M. Coppe afgebrand. De schade
beloopt tot 100,000 fr - Te Brussel, Schaarbeek, is een vrouw
van 60 jaar, met petrol op 't vuur te gieten, dood verbrand.
Raadsel N° 4. Wie is er die verlangt eenoogig te zijn?
Wat staat tusschen berg en dal
In Engeland is een groote werkstaking onder de spinnerijen,
om rede en uit oorzake dat men de daghuren wilt verminderen en