De Vlucht uit Siberië. w cö .-Sla J Ml! J •- .*2 1 ^■S-iasl-g 5-tlii s-a! (ECHT VERHAAL UIT ONZE DAGEN). 7® Vervolg. VI. Op Rotsen en Bergen. Rusland heeft Siberië veroverd, met al zijne schatten inbosschen, in waters, en in de diepte der aarde; maar Rusland kon de bewo ners dier streken niet temmen noch overwinnen, en moest zich ver genoegen met ze achteruit te drijven naar de arme sneeuwvlakten, naar de naakte ijswoestijnen die aan de wreede IJszee grenzen die volkeren, de Tartaren, de Vogulen, de Ostiaks, blijven nu in de gebuurte hunner vroegere landen, en beminnen toch dat Vaderland, waar zij niets dan lijden, ellenden en gevaren tegenkomen; zij blij ven er, met eenen haat in hun hert tegen alle vreemdelingen;en dien haat hebben de Russen benuttigd, om van Siberië een gevang te ma ken waar niemand zonder hunne toelating in of uit kan. Met den tijd van jaren heeft Rusland die wilde volksstammen zoover overmees terd, dat zij eenen jaarlijkschen tol aan den Czar betalen, doch voor het overige gansch vrij en onafhankelijk mogen zijn. Om Siberië nog meer van de wereld af te scheiden, heeft Rusland eene somme gelds gezet op 't hoofd van eiken vluchteling die in de wilde streken gevangen wordt ot gedood. 't Was in eene hut der Ostiakers, dat onze bannelingen een schuilplaats hadden gekregen. Krasna-Gora had beloofd en gezworen hun geheim te eerbiedigen en den weg te toonen naar de groote bergketen van den Oural. Eene groote som was hem als loon be loofd eene zekere dood als straf. Ze zaten daar nu, in eene hut on der den grond gedolven, waar nauwelijks een straaltje daglicht in kan, en voelden toch hun hert, voor de eerste maal sedert zoo lang, van vreugde trillen: vrij zijnver van d'oogen dier wreede russische cipiers! vrij mogen spreken en bidden! op weg zijn naar de volko menevrijheid! welk geluk!.... Maar de Franschman had ander zaken te doen, als verheugd te zijn over zijn tegenwoordigen toestand... De gevaren waren nog groot en menigvuldig; ze moesten over ber gen, waar misschien sedert de Schepping, geen 20 man gepasseerd waren; z'hadden woestijnen te doorloopen, waar de wilde volks stammen, met gierenoogen aan de jacht lagen; ze konden honderde uien van hunnen weg verdolen en dan, na al die gevaren doorwor steld te hebben, ze moesten op Russisch grondgebied komen en een gelegenheid zoeken om naar Europa over te steken. 't Was dus niet zonder rede dat Hendrik gedurig aan 't studeeren lag op de kaart van de landstreek, door hem zelf gemaakt, volgens de opgaaf der bannelingen.... Er viel te beraadslagen gelijk 'ne ge neraal die slag gaat leveren«'tis een geluk van God, sprak de Schilder; Marfa moet eenige dagen rusten en dien tijd zullen wij ge bruiken om onze vlucht te wikken en te wegen. Den morgend van den derden dag stonden onze drij vrienden en hunnen trouwen hond reizensgereed. Krasna-Gora was met pijl en boog uitgegaan, in schijn om te jagen, maar inderdaad om 't omlig gende te bespeurengeen levende ziel had hij ontmoetde vluchte lingen mochten dus voorwaarts, np overeengekomen te zijn, van hunne vuurwapens niet af te schieten; pijl en boog zouden het w ild tteffen verders besloten zij geen vuur te maken dan 's nachts in spelonken; want rook in de lucht verraadt altijd de tegenwoordig heid van redelijke aardbewoners. De streek, tot hiertoe een effen moerasgrond, was nu hobbelig en afwisselend, doorsneden van waters, bedekt van hoog struikgewas en beerendruiven, een soort van blauwe bees, die toont dat er veel beeren in 't omliggende zwerven. Dit bedroefde onze vrienden niet, integendeel, die bezen, bij gebrek van ander voedsel, kwamen zeer wel te pas, want de provisie visch en kruiden moest zooveel mogelijk gespaard worden. Knolwortels waren er ook in overvloed, en daarbij de cedernoten voegende die een goeden thé leverden, waren zij ze ker van eiken avond in deen of d'ander spelonk, verzadigd te kon- nen rusten. Volgens de berekening van Hendrik, zouden zij op tien dagen taans aan de groote bergketen van den Oural komen; van deneenen ant zijn die hemelhooge bergen met sneeuw en ijs bedekt, van den anderen kant, met dikke zwarte bosschen. Den eersten dag ging zonder ongeval voorbijna in de rivier een goede vangst van groote kreeften gedaan te hebben, vonden zij in de gebuurte eene grot, waar zij dan vernachtten om 's anderdaags frisch en gezond hunnen weg te vervoorderen. Na eenige uren werd de streek wilder en woester en eindelijk kwa men zij aan eene bergengte, gesloten door eene rots, die bijna lijn recht ging; onmogelijk zou het geweest zijn langs daar voort te trekken, indien de bewoners dier streek, de Vogulen, er geenen weg d -e _-0- a c o u od34>w(".-:c «,5 o s arso.a» 3} f" - N -• - r- a i» 3 3 2 - S »*3 §J a •^>yo--"iS»a4>ê*oc h ss o o C A N c *ra o o o a - B~J-= S O X C V O J ïl - O ty i -^ 3 3 'a 8 1 o-E-c 2 O O 5 _C T. .Sc t<. a. b O-' o s n O O 0 ff - c E - tn-,2 O 2 o S a o g dc. o a «o _E aj rr J5 o - - >2®o?s'53w,oo O) - O "3 c^-* a o rz. -Q O GJ p -C J-" •=-3'S'=i's£'0.,s-3 U2Q.= tc c .2 5 a SS a> v •O fcfl -3 1; w 2* TJ..5 .0 c?" C TT a "-» 03 rr, c5ü.2®S®®®®0O };»c4'5£:c'33 2 'o c tr S - c o j O N te o -C p, r-l r. rr 2 t g 12 c a to c S 2 a o o 09 a w oa hadden gekapt,die steil opging en hier en daar doorsneden was van diepe afgronden, waarover stukken rots of boomen als brug waren gelegd. Hier moest dubbel opgepast wordenin dit steil en eng straatje kon men jagers of beeren ontmoetenen om in de muil van den wolf niet te loopen, er stond niet ver van daar een hooge boom en de Schilder klom erop, ten einde het omliggende te inspekteeren. In de bergengte was geen levende ziel te bespeuren; men hoorde 't wild watergeklots in de afgronden, en van op zijnen boom zag Hendrik een aantal grijze eeckhorens, die gerust op de bruggen speelden, een teeken dat geen mensch zich daar vertoond had. Vergenoegd van zijn onderzoek,ging Hendrik teeken doen van voort te gaan, als een gerucht in de verte hem deed sidderen en om zoo te zeggen aan zijnen boomtak nagelde. Een halve minuut verliep, en 't zelfde gerucht werd gehoord, maar digterbij. Komt gij af? riep Cesar aan den voet van den boom. Zwijgen en luisteren, antwoordde hij, de open hand aan den mond stellende, om van zijn makkers alleen gehoord te worden. Zwijgen en luisteren, ik vrees voor gevaar! Alle drij hoorden als vinken. Een derde maal klonk 't gerucht en de Franschman liet zich van den boom glijden. Laat ons vluchten! riep Hendrik, de Russen achtervolgen ons. De Russen? vroegen Cesar en Marfa. Ja, de Russenen eenige Ostiakers: er moet verraad gewekt zijnlaat ons de zakken op ons schouders nemen; er valt ge*èn oogenblik te verliezen. Langs waar vluchten wij Door de bergengte vooruit! altijd vooruit; de weg is zoo smal dat geen twee mannen er nevens een kunnen. Wij zullen ons verde digen. De Russen hebben karabienen, bemerkte Marfa. Welnu, brulde Hendrik, ze kunnen ons dooden, maar ons ge vangen nemennooit. - Naar de rotsen dus riep Cesar; lieverdedooddande slavernij. Nauwelijks waren zij eenige stappen op de bergstraat geklefferd en de eerste brug over, als er een kogel boven hun hoofden vloog. De Franschman antwoordde door een scherp gefluit en moedigde zijne vrienden aan om zonder opzien opwaarts te stijgen. Hij hoop te, tegen alle hoop in, door d'eene of d'andere omstandigheid gered te worden, want hun toestand was allerbedroelstreeds stonden.de IJslanders met hunne breede messen in d'hand, aan den voet dei- rotsen en onmiddelijk achterna kwamen de Kozakken, onder 't ge leide van Polosikot, die gezworen had de vluchtelingen onder de wreedste pijnen te doen bezwijken, en van Ivan die schuimde van afgunst, omdat hij, de fijne menschenjager, reeds tweemaal was afgevangen.- De steile weg, met diepe afgronden doorsneden, zou op ander tij den doen schudden en griezelen hebben; maar nood doet oude wij ven loopen en onze vrienden klefferden en klauterden zou stout en zoo behendig als ervarene bergbewoners, en waren alras over de vierde brug. Indien wij de brug deden vallen, vroeg Cesar, en stelde zich gereed om den boom in de onafzienbare diepte te smijten. Neen, sprak Hendrik laat ons vluchten! Aan de vijfde brug was de weg zoo smal dat men moest drum men om erdoor te geraken. Den bevond men zich op het hoogste van den berg, eene enge platvorm, omringd van ontzachelijke blok ken rots, door den hevigen vorst losgemaakt en die onder de voeten waggelden Hier, zegde Hendrik, hier wachten wij den vijand af! (Wordt voortgezet). DE UITGEHONGERDE. In d'Annalen der Voortplanting van 't Geloof, komt geen éenen brief, of de Missionnarissen geven er de hartverscheurenaste bijzonderheden over den hongersnood, en steken hun armen naar Europa, opdat er toch aalmoesen zouden komen. Te Roomen, in 't Algemeen Bureel der Voortplanting, ko men met eiken post, smeekbrieven toe. 't hs ijselijk en ongehoord!.. Reeds millioenen menschen zijn daar van honger gestorven voor een weinig eten worden de vrouwen en kinders als slaven verkocht; al wat de volkeren daar hebben om te bestaan, is een handsvol rijs, dat 't Goevernement uitdeelt aan elke Familie er is niet genoeg voor een persoon, en leeft daarmeê dan al te samen!.... Is er in ons Europa ooit een kopie geweest van zulke armoede Mogen wij ons ooren sluiten voor die arme uitgehongerde? Een liefdadig Persoon van Aalst is ons over den druk van die arme Landen komen spreken en gaf een milde karitaat van 5o franken... Wij voegen er 5 fran ken bij, van 2 nieuweabonnementen, die dees week ingekomen zijn. In Gods naam! van aalmoesen te geven is nog nooit iemand verarmd; en in 't kort of in 't lang, wij moeten toch allen eens ver schijnen voor den Almachtigen God, die gewild heeft dat er op de wereld rijken zijn en armen, opdat deen hunnen Hemel zouden winnen door de Liefdadigheid en d'ander, door de Verduldigheid... Ons inschrijving blijft dus open. PRIJSRAADSEL N" 9. Men kan op mij varen, men kan op mij schrijven. AI ben ik noch ponte, noch schuit,e, noch schip. Dat raden wollicht ook de kinders en wijven: Ik stel hun het raadselwoord schier op de lip. Abonnementen op DE WERKMAN worden aanveerd op alle tijd stippen des jaars.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1879 | | pagina 3