deken koopen en meê naar huis dragen en dan zeggen: 'k heb van Ni- Komt bij! komt bij! nieuwe LIEDEKES Let op beminde mensehen ea zijt voorzichtig van mijn theater kon niet omver te drummen geen leger zonder orde of geen lucht zonder wolken, gelijk Na poleon zegde voor den slag van Leipzich; ge zult mij toch alle maal heoren en eikendeen kan geriefd zijn.., Let op Let op 'k heb u daar voorgezongen 't liedeken van de wreede ramp in Hongariën', waar dat er een stad door de waters is overstroomd der rivier Thaiss, een stad van 80,000 zielen, gelijk ge zoudt zeggen Gent't water kwam af in den nacht, en eer dat er 'ne boot omtrent was, stond het wa ter 30 meters hoog; peist Yaders en Moeders, die hier staat, peist en overweegt welke rampen, welken druk en welke ellende... G'hebt gezien op de schilderij, hoe dat er in de stad maar alleen lijk de torens der kerken boven 't water steken, en hoe dat de Keizer van Oostenrijk, Frans- Josef, dat is zijnen naam, 'ne flingsche kadé van 't jaar 30, getrouwd met een prinses van Beieren, hoe dat Frans-Josef juist in feestgewaad stond als er gebeld werd 't was de telegraf ist met een depêche de Keizer las 't nieuws der ovestrooming en hij deê zijn beste frak uit en trok naar de plaats der ramp, alwaar hij, den druk en d'ellende ziende, zijne tranen liet vloeien... Dat staat allemaal gedrukt en gedicht op 't hede- ken- laat ons God (de liedjeszanger neemt zijn klak at) bidden, geliefde menschen, boeren en burgers, opdat ons Vaderland van zulke rampen bevriid blij ve en opdat de menschen in Hongarië spoedig solaas ontvan- cen... Nu is er een ander liedeken expres gedicht voor de menschen van Vlaanderen; 't liedeken van de Zielverkoopers; want, menschen, is dat Ons Heer straffen afzendt, 't is voor de boosheid van 't menschdom daarom, al wie een hert, een ziel en een gevoel heeft, eiken vader en moeder 'die liefde heeft voor zijn schaapkes van kinderen, zal dees he- kodeem den liedjeszanger 'ne schat gekocht. Hoort en luistert wel t is op den voïs van Dragon de Villars 'ne Parle pas Rose, ze t en supplie, De strijd komt aan; de hel is uitgebroken En zoekt 't verderf der zielen van ons land 't Is Lucifer die 't krijgswoord heeft gesproken Aan 't metsersvolk, de slaven in zijn hand. Niet lang, riep hij, ter wereld zal ik pralen, Ik wordt weldra geketend voor altijd, Maar niet alleen wil ik in d'helle dalen, Ik wil bij mij een groote sociëteit. Ge ziet daar, geachte menschen, hoe dat Lucifer zijn zwarte lange armen uitspreidt, en lessen geeft aan den grootmeester der Vrijmapons, die voor hem op zijn kniën ligt, gelijk 'ne slaaf voor zyu voeten. Luciter zegt hem dat de wereld niet lang meer zal staan en ge weet dat na t vergaan van de wereld.dat al de duivels dan in d'helle gedreven worden en de poort achter hun voor eeuwig toegezegeld. t Is nu al zooveel eeuwen, zegt Lucifer, dat ik 't menschdom naar mij trek; ik heb zoo menige zielen van hunnen Heer en Meester afgetrokken rnaar nu moet de groote slag gegeven worden; gelijk'nen bankrottier, als t op een einde gaat, naar geen frauden of bedriegerijen meer ziet, alzoo, zegt Lucifer, alzoo zal d'helle zijn laatste galle en zijn laatste termjn op t aardrijk uitspuwen.... Hoort het tweede koepiet, vervolg van eers e en waarin Luciler zijn plannen en streken uitlegt; hoort en weest aan- dachtig; altijd op d'air der Dragons de Villars; Rose, ze t en supplie Wat baat het ons, sprak Lucifer in woede, Geweld te plegen op het Christen volk Het maakt den arm der dwingelanden moede, En vreest noch vuur, noch staal, noch helschen dolk Een ander plan scherpt heden onze zinnen, 't Is met de bron, 't is aan het teeder kind. Dat wij de moord van 't Christendom beginnen, En dat op d'aard God geen aanbidders vindt Zoo spreekt Lucifer, in zijn helsche taal, geachte Rondschouwers, en een bravogeroep weergalmt tegen d'hellegewelven; ze maken al hun ketens en hun boeien gereed, om de Christene Volkeren als slaven te binden, opdat ze zouden opstaan tegen den Almachtigen Schepper van hemel en van aarde, die de zon en de maan en de sterren in t Firmament geplaatst heeften die met zijne Almacht de winden doet draaien, de laisoenen keeren en d'aarde jaarlijks vruchten voortbrengen..... ne Mensch kan mallen, dalen en dwalen,maarzijnen God niet meer herken nen, dat is 't laatste en '^droefste hoort nu in het derde couplet hoe de Grootmeester der Vrijmassons spreekt, en koopt dat liedeken, menschen; en als ge thuis komt, zegt dan: Ik heb ne schat voor mij vrouw en voor miju schaapkes van kinderen, een remedie tegen den duivel en al zijn bedrijf: Hoort nu het derde couplet: eerst de prelude op de viool en dan den zang, die ge van nu afkunt meezingen t is de rij- masson die spreekt ende zegt Wij zijn gereed, met al ons geuzenscharen, Aan 't hoofd van Y Land ons vlagge staat gespreid Door ons het kind, van in zijn vroegste jaren Als godloos stuk zal worden opgeleid Ons wet is klaar, den godsdienst uit de scholen, Het krucifix er gauw de muren af: Geen meesters meer, als die het volk doen dolen En graven meê aan 't Christendom zijn graf. Ja, mensehen van Vlaanderen, alzoo spreekt de Vrijmetselarij; en is er iemand onder Ulieden die een woord kan afdoen, van 't geen ik hier d'eer heb voor 't geacht Publiek te verklaren, dat hij de menschen doe open schuiven en hier compareere, en 'k zal beschaamd staan voor mijn eigen en van mijn tonne komen, en voor altijd vaarwel zeggen aan mijn geëerd emploi... Maar, menschen, al watiku zeg, is heilige Waarheid; van in 1864 is t'Antwerpen op een Vergadering gezegd dat ons Christene Geloof een kadaver is (Ons Heer vereeve die ijselijke blasfemie) en dat dit kadaver in't graf moest.,. En wat zien wij den dag van vandaag? De man, die deze ijselijke blasfemie naar den hemel wierp, hij is minister van 't onderwijs; 't is van hem dat de wet op 't onderwijs komt; 't is hij die als voegd en meester over ai de werkmanskinderen gaat gesteld worden Luistert naar 't vierde complet, hoe dat Lucifer zijn tevredenheid toont en raad geeft aan de Vrijmetselarlij. Goeden moed, zegt hij, maar listig en voorzichtig, of anders zal ons boosheid ge kend zijn en onze handelwijze veracht. Luitstert, menschen, 't vierde complet Bravo, mijn volk, uw iever is te prijzen, En na 't gevecht, dan deelen wij den buit, Ik ga u thans bekwame wapens wijzen, D'oprechtigheid voor ons en deugt geen duit Bekleed uw wet met dikke schapenvachten, Kruipt als 't serpent, venijnig op den grond Zoo krijgt g'in d'hand de jeugd en de geslachten. En brengt z'alhier aan mijnen helschen mond. Ge ziet daar, geachte menschen van Vlaanderen, hoe dat inderdaad, de helsche listen te voorschijn komen in't projekt van wet dat in de Kamers is neergelegd, en waarover in 't kort gaat gesproken en ge stemd worden; ïk wil, zegt de wet, dat alle gedacht van Religie uit de scholen is, ik wil dat de volkskinderen opgekweekt worden, als onrede lijke schepsels; er mag in 't vervolg geenen meester komen, als gefor meerd door ons hand, komende uit een geuzennormaalschool; ik, Frére, Bara, Van Humbeeck, zal de boeken geven waaruit de kinders moeten leeren, ik zal de Burgemeesters en Schepenen, voor al wat goed is, bin den en boeien, er slaven van maken, maar, en hier is 't bedrog, de Christelijke Leering zal buiten de school, let daarop, buiten de school als overschot en onnuttige dingen mogen onderwezen worden aan de kinde ren die 't vragen Daar is de valschheid en 't bedrog... Ja, vaders en moeders, is er van zijn leven grooter valschheid geweest Ze kruisen Ons Heer in de ziel der kinderen gelijk de Joden, ze nemen zijn gezag af en ze geven hem een riet van bespotting in d'hand... Zo willen iets veranderen dat van over eeuwen en eeuwen bestaat, en komen dan met valsche complementen en frauduleuse leugens voor den dag; en ze zen den die stukkon naar den buiten;., maar verloren gelogen, verloren ge drukt, verloren geloopen; die oogen heeft, ziet, en die ooren heeft hoort, die leeft zal zien en die verstand heeft, zal met die geuzencirculairs la- ehen.., Hoort nu, menschen, in het laatste complet, hoe dat het deftig volk van Vlaanderen, 't volk van den ouden eed, opkomt tegen die hel sche verprossing der scholen... En dan ga ik nog een voïsken zingen van de wreede Overstroonaing der Hongaren, en alsdan iedereen zal de twee liedekens kunnen koopen aan den civielen prijs van 5 centiemen, twee eens en half, zoolang als ze duren en ge zult mij komen te vragen: Nikodeem, hoe is 't mogelijk van aan zulken civielen prijs te verkoopen, 't Is maar de weerde van't papier!... Ja, ik doe dat, menschen, uit pure genegenheid voor uw welzijn; vandaag voor geld en morgen voor niet, maar altijd kontant te betalen; hoort nu naar 't laatste compleet: Maar 't Belgisch Volk en wilt zijn hoofd niet bukken Voor 't lage juk, door vreemden bucht gebracht; Nooit Tirannie zal bij de Belgen lukken, Die ermee komt, neervallend wordt veracht 1 Hoort, Vrienden, hoort door 't Vaderland weerklinken In stad en dorp, den kreet van 't eerlijk volk Wij laten d'hel met haar trawanten zinken, In 't kinderhart, wij steken geenen dolk Ja, menschen, wonden in 't lichaam kunnen genezen worden, geld dat verloren is, kan weêrom gewonnen worden maar de wonden van.- 't goddeloos onderwijs blijven tot aan den boord van't Graf; ja, zelfs nog verder, want er aan de Ouders rekening zal gevraagd worden, Ziel voor Ziel... Nu, nog een compleet voor de Borgerij, een momentje, Pachtes subiet leg ik mijn viool neer en 'k begin te verkoopen roeteka af, zonder diffrentie van stand of personen, venterlattèr; hoort nu naar 't laatste compleet Nooit kan ons Land, 't Is de Stemme van 't Volk die spreekt Nooit kan ons Land gerust zijn en floréren, Met 't Onderwijs, gelijk 't de Logie vraagt Het Kind zou hier zijn Moeder doen krevéeeren Wie heeft er ooit die booze wet gevraagd Geen Ouder, neen in 't Land zal zijn gevonden, Die, als de Hel eens in Staatsscholen praalt, Niet zeggen zalDe roozen voor geen honden Ons kinders-lief, die scholen uitgehaald Zoo, beminde Vriendekss, zoo klinkt d'algemeene stem van 't Volk; en ze moet alzoo spreken, of we zouden in de Belgen, de njannen van 't jaar 30 niet meer herkennen... En nu, errrdabi, er wordt verkocht.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1879 | | pagina 2