De Vlucht uit Siberië. (ECHT VERHAAL UIT ONZE DAGEN). 10« Vervolg. De woede der beerin was veranderd in eene pijnlijke ongerustheid en haar gegrol was nu een gesnik, doch als ze gewaar werd dat haar jongsken dood was, dan vloog de beerin recht, haar fonkelende oogen schoten vuurstralen, 't werd eene hyè'na en met een onbe schrijfelijke woede sloeg zij haar ruige pooten rondden steen welken Hendrik trachtte vast te leggen; zij rukte hem half omver en stak door d'opening een harer vreeselijke klauwen. Cesar stond juist ge bukt naar 't licht om zijne karabien in orde te brengen de scherpe klauwen der beerin sloten zich gelijk een wijs op zijnen schouder; de Polak werd met lijf en ziel door d'opening getrokken. Hulp! hulp! schreide hij. De fakkel! de fakkel! huilde Hendrik; en op risko van den arm afgebeten te zijn, stak hij zijn hand diep in de muil der beerin en schoot zijn pistool af. Het monster was erg gekwetst, doch liet zijne prooi niet los en viel achterover met den 'Polak en het stuk rots. Och God red hemschreide Marfa, en't mensch, geen vrees voor de dood meer hebbende, stak haar brandende fakkel aan de muil der beerin, die, verblind door de vlam.eenige stappen achteruit deinsde vreeselijk schouwspel! de spelonk lag open; de beerin had een bloedig schuim, op hare afschuwelijke muil; zij hield den Polak in haren klauw, gereed om hem 't hoofd in stukken te bijten; Hen drik had in d eene hand zijn mes en in d'anderzijn herladen pistool; Marfa werkte met de fakkel. Nogtans. al hunne pogingen konden niet baten en de arme Polak ging doodgebeten en vertrappeld worden, als een onverwachte hulp opdaagde Nox.de hond, 't gevaar zijns meesters ziende, sprong buiten, wierp zich op 't lijf der beerin en plantte zijne scherpe tan den in hare keel. De beerin, dien nieuwen vijand ziende, liet hare prooi een oo- genblik los en rechtte zich op haar achterste pooten,om in hare armen den hond te versmachten. Hendrik had dit oogenblik waargenomen en stond nu, met vree selijke kalmte, nevens het dier. dat hem bijna raakte; als de beerin haar klauwen ging toenijpen, richtte hij zijn pistool juist in hare oor en gaf vuur. Een wolk van vuur en rook overdekte de strijders men hoorde eene ontploffing, een doodsgebrul, en de reus der IJs landen viel neer, gelijk eenen eik onder de bijl van den houthakker haar hersens waren doorschoten. De Polak, bedwelmd en zijpende van't bloed, stond recht. Waar zijt ge gekwetst? vroeg Marfa. Goddank, nergens! de klauwen der beerin hadden gelukkig- lijk maar 't .leer van mijn overkleed gevat en 't vel nauwelijks geraakt. Maar dit bloed 't Is het mijne niet God zij gedanktik dacht u dood, sprakHendrik met bevende stem en bleek als de deod. Vriend, vriend, antwoordde Cesar hem d'hand drukkende, ge kent dus maar de vrees voor d'andere. Wat schoone beestdeed Hendrik, om niet te moeten ant woorden; een magnifieke beest, voegde hij erbij, het kadaver met den voet stootende. Z'is inderdaad reusachtig en nog vervaarlijker na de dood. Ik heb er zelden schooner gezien, en welk prachtig vel! hoe spijtig dat wij het niet kunnen zenden aan onzen vriend Krasna-Göra! Wilt gij ze dragen? in dit geval, verzoek hem tevens van met ons een der bee'fstukken te komen eten, die ik voor onzen dejeuner ga afsnijden, want nu zijn wij heer en meester in huis. Merci, voor de boodschap maar inderdaad, ik krijg honger. De provisie ontbreekt ons niet; twee beeren en 'nen haas. Wij kunnen hier een beenhouwerij openen. Twee beeren, ja, sprak Cesar tot de diepte naderende!... Ho, ho, riep hij uit, God zij gedankt, dat wij ons ingehouden hebben en hoe diep en hoe breed nooit zou ik geloofd hebben dat een hert daarover kon. Hoe daarover geraakt? vroeg Marfa aan Hendrik. Wij zullen wel ievers een plaats vindende afgrond versmalt reeds eenige stappen van ons. Ondertusschen, zegde Marfa, zal ik trachten vuur te maken; Cesar zal voor water zorgen en Hendrik den beenhouwer spelen Zeer gewillig, als Cesar mij zijn mes leent. 't Is in de spelonk gebleven. Naar de spelonk gaande, al voorbij 't kadaver passeerende, bleven zij stommelings staan in het dier, dat zij beweegloos gelaten had den, was nu leven gekomen. Digterbijkomende, zagenzijd'oorzaak: de beerin leefde niet meer, maar 't jongsken was tusschen de pooten gekropen en lag met de muil aan de uiers om het laatste zog met bloed gemengd, te ontfangen. Arm jobgske! 't is ijselijk! zuchtte de jonge viouw. Och, Hendrik, ge zult het toch geen kwaad doen 't Best ware het in den afgrond te smijten: 't gaat anders toch van honger sterven Is er geen middel om het dier te redden Inderwaarheid, die vrouwen zijn wonderbaar, zegde Cesar daar straks wildet gij de moeder dooden, en nu zoekt gij 't jonk té redden! Ik verdedigde mij tegen een dier dat ons wilde verscheuren maar nu wil ik een beestje redden dat ons niets gedaan heelt en door ons, wees is gemaakt. Die vrouwen zijn beter dan wij, bemerkte Hendrik, in de spelonk tredende. Korts nadien, over een goed vuur, in 't midden der spelonk ont steken, zong in een koperen moorken, 't water voor den thé, terwijl over brandende houtkolen lange stukken zwartachtig vleesch krissel- den d eene om aanstonds geëeten te worden en d andere tot provi and voor verscheide dagen. Nox was voor den ingang der grot aan 't smullen aan den haas die hem in vollen eigendom gelaten was, had hij eene maaltijd, die al de vroegere vastendagen deed vergeten. Weldra was het eten klaar; men dankte God voor de redding uit t gevaar en voor de gejonde spijzen; na smakelijk geëeten en ge dronken te hebben, namen onze vrienden eenige uren rust.z'hadden het zoowel verdienddaarna onderzochten zij hunne wapens, maak ten pak en zak, zoo dicht opeen mogelijk, zegden vaarwel aan de spelonk, die bijna de begraafplaats hunner beenderen was geweest en hernamen hunnen weg langs het Noorden. Op het einde der vlakte gekomen, bleven zij staan, vol bewonde ring door de verschrikkelijke grootschheid van 'tgezichtdatzichvoor hunne oogen ontrolde. Daar stonden zij voor de reusachtige barreel die Asia van Europa scheidt, een muur. door de Almacht des Scheppers gebouwd en waartegen alle menschelijk geweld niets vermag; van onder rood achtig grijs, zich bijna stijlrecht verheffende tot in de hoogste hoogte,en daar bekroond met eene sterkte van graniet, naalden en innen, van ijs en sneeuw, die in de zon schitteren als millioenen ristalen. Hier en daar, door scheuren of rotsinstortingen, desneeuw spreidt zich open, en schijnt met grootsche bevalligheid een breed behangsel te werpen op de schouders van den Oural, die met recht den Reus van 't Noorden wordt genoemd. Tusschen deze vervaarlijke steile rotsen, die hunne hoogste top pen in de wolken verbergen, daar ziet het oog noch weg noch baan van onder tot boven, geen enkel hol, geen enkele boomstruik, maar e'en ineengedrongene blok, een bijna loodrechte, onover- schrijdbare oppervlakte. Zoo is de Oural, gezien van het punt waar onze bannelingen zich bevonden. Om den omheiningsmuur van't somberste gevang te geraken, is eene ladder voldoende; om uit't prison van Syberië te vluchten, zijn arendsvleugelen noodzakelijk. De vluchtelingen stonden stom van schrik. Over dien onafzienba- ren muur van rots en ijs, bezaaid met afgronden door .sneeuw be dekt, hoe daarover geraakt? de Polonèse viel op haar kmën de twee manspersonen volgden haar voorbeeld: «Zaligen Bobola (i), be schermervan Polen, bad Marfa met luider stem ge ziet het'drin gende gevaar uwer landgenoten kom ons bij God en Zijne heilige Moeder ter hulp, door uwe machtige voorspraak, en al ons levensda gen, wij zullen dankbaar werken om uwen eeredienst te versprei den. n Amen, zegden Hendrik en Cesar, rechtstaande. W. V. (li Andreas Bobola, zoon eener edele ea rijke familie uit Polen, werd geboren in 1590. ging te iJna in 't Noviciaat der Paters Jesuieten in 1611, werd Priester in 1622 e« was 32 jaren werkzaam als Missionnaris. Predikanten Biechtvader. In 1657 werd hij door deko. zakken ter dood gebracht, tot den luatstea oogenblik kloekmoedig het Christene Geloof be lijdende en zijne beulen met liefde vermanende. Aaustonds nazijno dood werd do Eorw. Pater Bobola iu Polen als nen heiligen door't Volk aanroepen en talrijke mirakelen bovosügden deze openbare denkwijze. In 1711 werd 't lichaam van den Marulaur onderzocht en zonder oenig bederf gevonden. Van dan af begon men de wonderbare genezingen aan te toekenen. In 17o5 werd Bobola door de Kerk Martelaar verklaard. Nooit, zegde d« Congregatie van onderzoek, nooit hebben wij zulke wreede mandie te onderzoeken (-«kregen. - Jn 1S35 ver klaarde Paus Gregorius XVI, mirakuleus de bewaring Tan 't lichaam, en in 1853, 200 jaren na de dood,werd do zaligverklaring uitgesproken en den feestdag gesteld op 23 Mei. KERKELIJK NIEUWS. Wij hebben vroeger nog geschreven ovor den Jongeling van Amsterdam, Bernard Hafkenscbeid, die, na op schitterende wijze te Roomen zijne studiën gedaan te hebben en uitge roepen geweest te zijn als Romeinschen Doktor, die Redemptorist werd, twintig jaren lang door zijn machtig woord de Volkeren in Holland! Belgie en Duitschland bewoog, en daarna als Missionnaris naar Amerika werd gezondenDaar werkte hij met veel vruchten bekeerde er met duizenden: onder anderen vinden wij in zijne Geschiedenis het volgende: Op eene der missiën te New-York kwam een bejaard zeeman tot be- keering, welke, na door een slechten vader opgevoed te zijn, bijna zijn gunscho leven op schip had doorgebracht. Ééns slechts in zijn leven had luj gebiecht; hij kende thans ter nauwernood één uebed meer, en alleen bet schietgebedje: Jesus, Maria, Joseph! hetwelk hij gewoon was nu en dan te herhalen, was hem in het geheugen gebleven. Onlangs op een zijner zeereizen in groot levensgevaar verkeerende, had hij gedurende den storm aan God gevraagd, dat Hij hem niet in doodzonde zon laten sterven, tevens belovende, dat hij zijn leven zou verbeteren, indien hij behouden aan wal mocht komen. Gods goedheid schonk hem die wel daad; maar de zeeman vergat weldra zijne belofte on leefde als voorheen. Op zekeren avond evenwei hoorde hij toevallig eene preek der missie, on zie thans werd hij door Gods genado zoodanig getroffen, dat hij' aanstonds ging biechten en van dat oofenbük. af oou gebed au,lór leven begon te leiden. Een ander zondaar verhaalde na zijne bekeering Lij eene missie te New-York openlijk het volgende: Zijn ganscho loven had hij in dronken schap en ontucht doorgebracht, maar altijd eene bijzondere godsvrucht gehad tot de H. Moeder Gods. Op zekeren nacht ontwaakte hij in vree sdij ken angst en bittere droefheid, hij riep Maria aan om hem 'te helpen en beloofde te zullen gaan biechten. Aanstonds gevoelde bij zich ver licht weldra bevond bij zich in den biechtstoel, maar werd niet geabsolveerd. Weinigen tijd later had hetzelfde voorval wederom plaats, en hij herviel gelijk te voren. Daar vernam hij dat een missie in de St Patriciuskerk te New York gepredikt werd, hij ging er henen, doch vast besloten eene bepaalde zonde niet te zullen iaten wel hoorde hij dagelijks, wanneer hij de oefening van den rozenkrans bijwoonde, als de stem der H. Maagd hem inwendig uitnoodigeu om zijne zondige gewoonten af te breken; dat wilde hij, als die ééne zonda hem slechts niet verboden werd Eindelijk toch ging hij te biechton, en dank zij de hulp van 's Heeren Heilige Moeder, - hij ontving de genade vaneen itstekend en buitengewoon berouw; wesnende eu herhaaldeffik tot

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1879 | | pagina 3