De Vlucht uit Siberië. (ECHT VERHAAL UIT ONZE DAGEN). 12° Vervolg. Wij moeten er over, herhaalde de Franschman. Wacht, zegde Cesar, ik geloof iets gevonden te hebben; eene bres, 5, 6 stappen van hier; misschien zullen wij er opgeraken. Laat mij gaan. Welnu, beproef hel, maar wees voorzichtig De Polak daalde met veel voorzichtigheid twintig meters naar be neden, en verdween dan achter den uitsprong eener rots. Vijf a zes minuten vervlogen in den grootsten angst; eensklaps, op de plaats waar Cesar achter de rots verdwenen was, eendof gerucht, van rollende steenblokken werd gehoord en te midden van eenen hagel van rotsstukken, zag men een zwarte schaduwe, met onbe- scrhijfbare snelheid, in de diepte rollen. Zonder aarzelen, lieten Marfa en Hendrik zich afglijden naar den uitsprong der rotseen schrei van wanhoop ze zagen Cesar niet meer; waarschijnlijk, verscheurd door den val, lag hij reeds vermor zeld en verpletterd in de onafzienbare diepte. Zoo is het einde van vele vluchtelingen. De Franschman had nog eenige hoopindien het zijn vriend was die daar neergeploft had, hij zou toch geschreid hebben; in alle ge val, hij boog zich over den afgrond en riep zij nen duurbaren rampgenoot Ik ben er reeds en heb eenen weg gevonden, antwoordde eene vrolijke stem, boven hun hoofd. Waar zijt ge dan? vroeg Hendrik die zijn eigen oogen niet kon gelooven. Daardaarop 't hoogste der rots, antwoordde Marfa bleek en bevende. Einde goed, alles goed riep Cesar; alles wel; hieris eenprach- tige grot en een opene baan; ziet eens langs waar ikopgeklommen ben. En hij toonde de steile rots op welke hij geklefferd was de vluch telingen stonden verbaasd; zelfs Hendrik kon niet gelooven dat men zulke rots kon beklimmenhier en daar was een steen die uitstak, bij middel van welke Cesar met handen en voeten in d'hoogte was geraakt; 't scholt maar een haar van 't hoofd, of hij had zijne ver metelheid duur bekocht en eenige steenen gevolgd die door 't ge wicht van zijn lichaam afgescheurd waren. Wat gedaan? er moest niet lang beraadslaagd worden; de leêren riemen weiden aaneengeknoopt, en eerst de Polonèse werd bij haren echtgenoot gewipt. Haar klein gewicht kwam hier zeer wel te pas. Cesar liet de koorde neer voor den Franschman: Permetteert, zegde hij, ik ga doen gelijk de kapitein van een schip dat gaat zin ken. Eerst al de manschappen. Nox!» de hond snelde bij.Stil en braaf! de riemen rond zijn lichaam gedraaid. Trek op! komman deerde Hendrik Nox spartelde in d'hoogte en kwam uit bij zijn meesters; nu aan mijriep den Artist; maak vijt, zes knoopen in de riemen, zegde hij; dit werd gedaan; de ladder werd afgelaten; Hen drik greep ze vast, zijn beenen slingerden vijf zes keeren over den afgrond, maar hij was rap en gezwind bij de vrienden. C'est ca, zegde hijnu een pijp gerooktw'hebben ze ver diend. En hij haalde uit zijnen giletzak een houten pijp, met koor dekens gerepareerd, een zwartgerookt dolleken, dat hij, den avond voor zijn vertrek naar Polen, gekocht had te Parijs, augustijnerlei n° 55 en waaruit hij zoo menigen smakelijken trok had gedaan. Cesar en Marfa alhoewel vermoeid, hun eerste werk was toch van de naburige grot te onderzoekenze vonden een tooverachtig pa leis, schitterende van kristalen, van albater, van andere kostelijke steenen welke de Schepper voor die onbewoonde ijsstreken heeft be waard, waarschijnlijk om een afbeeldsel te geven van d'andere schat ten, die Zijn Almacht en Goedheid voor zijn edelste Schepsel, ach terden proeftijd heeft bewaard. Op die hemelhooge bergen, in die zuivere lucht, als de zon, van den witten sneeuw, in die grotten weerkaatst tegen het fonkelend licht der kristalen, der gestemde al- baters, die daar in allerhanden vormen, gelijk ijskegels van de ge welven dalen, er is niets prachtiger! Doch dit maakte de rekening onzer vrienden niet; ze keerden dus bij den Schilder terug en vonden hem onbewegelijk, op zijn zelfde plaats zitten en in een soort van opgetogenheid. Hendrik, vroeg de Polonèse hem; wat beziet ge daar? Ik beschouw den niet, antwoordde hij met trillende stem. En de hand vooruitstekende, herhaalde hij Ja, de NIETzoo moest de wereld zijn voor de Schepping, eer dat de Geest des Almachtigen alles deed ontstaan. Inderdaad, niemand, zelfs de ongevoeligste mensch, zou zonder verrukking gebleven zijn, bij het schouwspel dat zich voor de oogen der vluchtelingen ontrolde. Het punt waar zij waren, in de hooge hoogte, vormde eenen scherpen hoek, verheven tusschen hemel en aardeboven hun za gen zij de heldere blauwe lucht en beneden niets dan eene zee van nevels, die daar zweefden en plooiden, rolden en bolden, die onder den minsten windblaas allerhande vormen namen en gedurig door nieuwe nevelwolken werden ingenomen; nu eens maakte de wind, diepe afgronden in de nevels, welke een oogenblik nadien opzwollen en als een machtig leger zich in de lucht verhieven. Hoe diep het oog ook peilde, door die nevels kon het niets onderscheiden, noch boom, noch plant, noch huis, noch rots, noch rivier, niets! de mensch zat daar alleen, afgescheiden van alle gemeenschap met de bewoonde aarde. Hendrik, de schilder, de dichterlijke ziel, die Frankrijk verlaten had om de Natuur in hare gaheimen te volgen, die voor Polen ge streden en geleden had, uit geestdrift voor hare rechtveerdige en heilige zaak, hij zat daar opgetogen en in eene soort van verruk king hij hoorde ofvoeldè niets meer, maar droomde al wakende. De Polakken deelden zijnen geestdrift en bleven langen tijd in geestdrift voor het schouwspel dat misschien nooit geen vijf aardbe woners hebben mogen bewonderen. Eindelijk sprak Cesar den artist aan en poogde hem op te wekken om de reis voort te zetten; er was nog een lange tocht te doen, hoo- ger den berg op en dan langs den anderen kant, in de bosschen. Maar Hendrik, hij zag noch hij hoorde: prachtig! prachtig! riep hijik beklaag mijn lijden niet! hier zien wij de grootheid van God en den niet van alles wat daar beneden omgaat!..., Hier DeVogulen! de barbaren! riep Cesar eensklaps. Wie? waar? vroeg Hendrik uit zijne droomerij schietende. Ik zie ze niet, maatvast en zeker, ze zijn daar onder de nevel wolken, en zullen ons, als 't opklaart, bemerken... Vriend-lief, ging de Polak voort, 't is mij leed van uwe zoete droomerijen te moeten stooren. Och, ja. gelukkige oogenblikkenmaar ge doet wel; de Sy- beriaansche dagen zijn kort; we moeten hooger op, naar nieuwe lotgevallen en nieuwe gevaren. Welke wij, met Gods bijstand, zullen doorstaan, bemerkte Marfa; ge ziet toch wel dat de hand Gods ons beschermt? Welnu, laat ons gaan, ik ben gereed. Pak en zak werden opgenomen, en de karavaan trok vooruit, of beter trok hooger op, langs den weg door den Polak zoo wonderbaar gevonden. Ze gingen, zig-zag, links, rechts, kwamen op plaatsen, waar de rotsen een soort van hoogen trap maakten en geraakten ein delijk aan eenen tweeden rotsmuur, nog hooger dan den eersten, en waarin door tijd van jaren of door onweders, diepe spleten en scheu ringen waren gekomen. Rond den avond geraakten zij doodvermoeid aan eene effene plaats waar 't eerste deel van den Oural eindigt. Er heerschtte eene koude van 40 graden en vrat ze nu boven hunne hoofden zagen, zoo hoog als hun oogen reiken konden, was eenen warklomp van ijsrots en van sneeuw. De Franschman bleef staan. Gaan wij niet verder? vroeg de Polak. Ge zult den Heer uwen God niet tergen, zegde Hendrik; onze lichamen zijn dood vermoeid. Voor mij, bemerkte Marfa, En als ik onze kloekmoedige gezellin onderbreken mag, een ander rede dwingt ons hier van de tenten op te slaan. De warmte van den dag heeft den sneeuw malsch gemaakt en de ijsbruggen van menige afgrond zijn nu maar pellekes. Laat ons hier wachten tot morgen vroeg; de koele nacht zal het ijs en den sneeuw vastermaken. De Franschman maakte met stukken rots eene soort van schouw, het vochtige, mos diende voor hout, weldra verschenen rookenvlam; de laatste provisie vischblöem diende tot avondmaal; er werd niet veel gesproken, en na een kort doch vurig gebed, wentelden onze Vrienden zich in hun vellen en legden zich nevens 'tvuur. De hond, Nox, was hun schildwacht. (Wordt voortgezet). LOOPENDE NIEUWS. Ze klagen t'Antwerpen van de slechte boeken die als prijs op de stads-avondscholen gegeven wor den; en op Góeden-Vrijdag hebben de Pompiers aldaar niets te eten gekregen als vleesch en vet.... 't Is schandaleus! Meester Van den Berg, te Brugge, die verloren gezegd was, is teruggekomenhij was op reis gegaan, incognito, gelijk de koningen. Er zijn te Geneven plakkaten aangeplakt met doodsbedreigingen tegen koning Humbert. De koningin van Engeland schikte van morgen al terug thuis te zijn. Oost west, thuis best. Er gaat te Brugge voor d'aanstaande Assisen, een groote dievenbende geoordeeld wor den; gedurig aan komen er nieuwe komparanten bij. Tusschen Ronsse en Kortrijk is de vrouw van den baanwachter Van den Bosch, door den trein overreden en 3 uren nadien bezweken. Te Luik, bij 'ne voiturier, is brand geweest, zondag morgend, er zijn verbrand 11 rijtuigen en 7 peerden. Te Cheffield, in Enge land, is een dief schrikkelijk gevaren hij liet zich langs de schouw afglijden, doch de opening versmalde langs beneden; en hij kon er niet meer in of uit, en verstikte zoohaast er vuur gemaakt werd; de bewoners hoorden kermen en zuchten en als ze den kerel vonden, was hij een lijk. Te Brussel is overleden den E. H. Pastoor van Sl Nikolaas; een gevoelig verlies veor die Parochie. Op Goeden Vrijdag 's avonds, heeft te Bergen in een huis zonder naam, 'ne marchal-logie van de lanciers twee slagen op zijn hoofd gekregen, van 'ne casse-tête. Te Charleroi is 'ne muldersgast den arm afge rukt door't machien.Zondag te Sint-Vaast, de Pastoor lag ziek en eenige ongelukkigeGeuzen zijn lawijt gaan maken voor zijn huis en hebben steenen door de ruiten gesmeten. 't Sneeuwt in Zwit serland; teeken dat de Winter zich nog eens zal omkeeren, eer hij zijnen korten adieu maakt.Te Waarschoot, op de foor, waren 36o peerden, 35 veulens, 18 melkkoeien, 233 verkens. Ten half elf waren reeds verkocht: i85 peerden, aan den middelprijs van i3oo fr.meest voor Duitschland 35 veulens, aan 800 fr.de ver kens gezegd loopers gingen aan prijzen in opslag. Zondag, op den trein van Parijs naar Brussel, kregen al de reizigers van eenen waggon 'ne schok van aandoening: een manneken van 5 jaren, dat op zijns vaders kniën zat, was door het vensterken gevallen. Aan stonds werd 't alarm gegeven, de trein stil gelegd en op zoek gegaan- 't manneken had gelukkiglijk maar eenige kleine kwetsuren aan 't aan 't hoofd. HoH! de boterkoopman die te Brugge verdwenen is. had er redens toe; hij is nu in failliet geslagen; In Frankrijk is veel schade aan de wijngaarden, door den rijm; langs ons kanten heeft 't fijn fruit 'ne geweldigen krak gekregen; Er trekken weer veel menschen uit Duitschland naar Amerika... |Nood zoekt-In Rusland is 'ne convoi met volk in den grond gezonken; 9 personen gedood en r»ndde 3oerg gekwetst,

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1879 | | pagina 3