De Vlucht uit Siberië.
aan een helle gelijken de bedriegerijen
zouden uit den grond komen en in ieder
huis zou 'ne gendarm mogen op faktion
staan en aan den hoek van elke straat
een kanon. Wie komt dat tegenspreken
(ECHT VERHAAL UIT ONZE DAGEN).
14" Vervolg.
XVI. De KoniDgder Ijsbergen.
Hendrik en Cesar zagen om, en hoorden 't geplof eener karabien
tegen de rotsen eene stem die zegde, in de taal der Ostiakers: Wie
zijt gij van waar komt gij waar gaat gij
Die drij vragen waren op zulken hoogen bevelenden toon gezegd,
dat de Franschman, onthutst en verlegen, en alhoewel twee tegen
éen, geen middel tot verdediging zocht.
We zijn vreemdelingen antwoordde hij, hier verdoold op deze
bergen.
Vreemdelingen, vroeg de reus, hem met sture oogen beziende,
vreemdelingen, van wat land
Arbeiders, die werk gaan zoeken in de smederijen van Verkotourié
- Langs over dezen berg en u gedurig van die gestichten verwij
derende! hoort, gij spot met mij, of ge liegt en noch 't een noch 't
ander staat mij aan.
Maar gij zelf, wie zijt gij om ons alzoo Tondervragen, morde
Hendrik, die 't bloed naar zijn hoofd voelde komen.
Ik? ik ben de Koning dezer gewesten ik ben hier op mijnen
grond en eigendom, wie heeft u toegelaten van hier te komen?
Ziehier ons paspoort, als gij ons niet gelooft.
Houdt dit vodde-papier maar' bij u.
't Is geen vodde; 't is geteekend van den goeverneur van Beze-
rof en de zegel der kanselarij staat erop.
De reus der Ijsbergen lachtte spottenderwijze: Ha, zegde hij,
g'hebt dit stuk gestolen van Zijne Hoogheid Pavel; maar dat is hier
valsche munt; ge zijt zeker Rus? voegde hij erbij, met zijn oogen
hem beziende, door vel en vleesch.
Neen, ik ben Franschman.
En d'andere?
Polakken, om u te dienen.
Het wezen van den reus kreeg eene zachte uitdrukking,hij trad na
derbij, en zijn hand op Cesar's schouder leggende, vroeg hij in 't
Poolsch aan den banneling, die nog immer verdiept stond in zijn
droefheid: Is 't waar dat gij Polak zijt?
De jonge man verbleekte als hij zijn moedertaal door een vreem
deling hoorde uitspreken; doch zijn vrouw alleen had zijn aandacht
en hij antwoordde zonder opzien: Help mij, broeder, misschien
kunnen wij haar nog redden.
Ge zijt uit de provincie Mazovië, in Polen, sprak de koning;
ik herken 't aan uwe spraak jt is een jaar dat ik die aangename
klanken niet gehoord heb en de reus der bergen, die ruwe ziel, hij
viel op zijn kniën in den sneeuw, en drukte den Pool in zijn armen
dan nam hij zijne veldflesch, goot eenige druppelkes likeur in den
palm zijner hand en overwreef ermee het voorhoofd der vrouw.
't Is waarschijnlijk uw broeder? vroeg de reus.
't Is mijne vrouw; zij vluchtte met ons, de storm heeft ons
verrast en wij hebben niets teruggevonden dan een....
Trek hare tanden open, dat ik een weinig vodkou in den mond
giete; gij, Franschman, wrijf hare handen en voeten.
Hendrik bukte zich, maar op't zelfde oogenblik vloog de hond
naar hem *"n zette zijne hairige pooten op zijne borst; Nox stond
gereed om zijn meester'te verdedigen.
—Weg! weg! brulde dekoning, achteruit Verwurger! laatonsdoen.
Drij, vier minuten! De reus goot eenige druppelen vochtigheid in
den mond van Marfa; Hendrik volbracht zijn werk aan handen en
voeten. Cesar zuchtte en weende.
Z'is niet dood die vrouw, sprak de vreemdeling, ze ligt in een
kwalikte. Broeder, breng uwe hand aan haren mond.
Een ligtc, bijna ongevoelbare adem betuigde dat er nog leven in
dat lichaam was. Cesar sprong recht en vloog in d'armen zijner twee
vrienden; nu weende hij van vreugd.
Later! later! sprak de reus, geen tijd verloren uw vrouw is
gered; och, wat ben ik juist van pas gekomen... Ziet, de warmte, 't
leven keert terug.... Ze gaat d'oogen openen...
Inderdaad, Marfa opende d'oogen, doch wierp ze met vrceselijken
schrik op den man, die daar in 't kostuum der Vogulen stond.
Marfa, sprak Cesar, geene vrees 't is een vriend
't Gelaat der jonge vrouw klaarde op, er ging over haar lippen 'ne
grimlach en ze sloot wederom heur oogen.
Ho, niet slapen, riep de Mazoviaan; nu ware de slaap den
doodhoudt haar wakker, vrienden
De samenkomst met den vreemdeling, en de verzorging van Marfa
had een ruim tijdje geduurd; de zon was hooger gestegen, had de
lucht verhelderd en op de toppen der bergen den sneeuw doen smel
ten, zoodat Marfa bijna in een soort van moeras lag.
Broeders, zei de reus, de plaats is hier slechthooger zullen
wij beter zijn; als ge wilt, we zullen vertrekken.
Laat ons wachten totdat ze gaan kan, sprak de Franschman, 't
mensch is nog te zwak, en de artist ging zijn plan uitleggen, met
goedkeuring van Cesar, als de Koning aan dezen laatste vroeg:
Broeder, ge zijt zeker uit het platte deel van Mazovië
Ja, van tegen Varsovia.
'k Dacht het wel; maar, ik, ziet ge? ik ben van den kant der
bergen en schrik niet van een stuk rots; raap den reiszak en 't kleed
der vrouw op; ik belast mij met haar.
En ge zult haar zoo hoog dragen?
Ge gaat zien, broeder. Hij trok zijn leerzen uit, deed een soort
van sandalen van rennenvel aan, nam de vrouw in zijn armen en zoo
gemakkelijk als een moeder met haar kind omgaat, zoo bracht hij,
zonder aarzelen, haar op het hoogste der rots en legde haar neêr.
derwijze dat de zonnestralen haar lichaam verwarmden, zonder haar
wezen te hinderen. Alles was reeds geschikt, als Hendrik en Cesar,
gansch afgemat en buiten adem,het einde hunner lastige opklimming
bereikten. Marfa was reeds zoo goed hersteld, dat zij de spraak te
rugkreeg en haren weldoener kon bedanken.
Daarna verhaalde de Bergkoning aan zijn nieuwe vrienden hoe
hij 's avonds tevoren, den rook van hun vuur had gezien en vree-
zende dat het kozakken of rondzwervers waren, zich van den vroe
gen morgend op weg had begeven en getuige geweest der ramp, die
bijna aan Marfa het leven had gekost.
Ons eenigste gedacht, zegde Hendrik, was van ons te verber
gen voor de vijanden langs den kant van 't plein; 't was een groote
onvoorzichtigheid.
Onvoorzichtigheid die uw leven gered heeftzonder den rook,
ik had u niet gezien en ge waart verloren.
Hoe dat
Daarbeneden is de laatste bergvlakte van den Oural, een groot
sneeuwplein, dat langs 't zuiden afdaalt en gedurig doorloopen wordt
van Vogulen, die er achter rendieren en herten jagen. Daar over
gaan, zonder bemerkt te worden en gedood, is zoo onmogelijk als
leven zonder voedsel.
Mijn God, sprak Marfa; en ik die meende dat, eens boven dien
berg, wij niets meer te vreezen hadden van de menschen!
-Niets meer te vreezen, sprak de reus op droeven toon; mijn
goede vrienden, in een vlucht gelijk d'uwe, 't een gevaar volgt het
andere, zonder eenige onderbreking. Ge weet nu al wat het kost om
tot hier te geraken; maar 't is slechts een begin. Van hier af zult gij
te worstelen hebben tegen den eeuwigen sneeuw, tegen de koude,
den honger, de wreede dieren, die er dik loopen in de bosschen, te
gen de bedriegputten, tegen bosschen, zonder baan of weg, in welke
men verloren loopt zonder uitkomst en bijzonderlijk tegen de hin
derlagen en de pijlen der Vogulen, die doodsvijanden van al wie
zonder hunne permissie, den voet op hun grondgebied durft stellen.
De Polak luisterde en stond versteld. Hendrik peilde met d'oogen
den afstand, die hem van de sneeuwvlakte scheidde; t scheen, hij
had reeds lust om al die gevaren te bravéren.
Er is dan niets dat u verschrikt? vroeg de koning, halvelings
in bewondering.
Niets gezworen heb ik van de vrijheid terug te krijgen door
d'overwinning of door de dood, en dien eed zal ik gestand blijven
en gij zelf, die ons spreekt, gij ook hebt al die hinderpalen overwon
nen, vermits gij, zonder de Vogulen te vreezet:, er te midden leelt
en alleen met uwen hond, hun jachtgebied doorloopt.
't Is meer dan éen jaar dat ik dezen berg niet verlaten heb; ons
dorp ligt op 't einde van 't sneeuwplein aan den zoom van 't bosch
door mij beschermd hebt gij hier niet te vreezen, want om de vrij
heid te veroveren die ik bezit, heb ik mij als een der hunnen moeten
doen aannemen, en nu ben ik hun Koning.
Ge zijt Koning der Vogulen
Koning van eenen volkstam. Koning vaneen deel der Vogulen.
ja, maar al de andere stammen zijn ons bevriend; onze vijand dat is
de Rus en al wie als vreemdeling op onzen grond komt. Ja, 'k heb
m'.j als barbaar doen aannemen; even als gij, had ik besloten te vluch
ten of te sterven, hier heeft de moed mij ontbroken; verder kon ik
niet meer,en om mij te wreken, ben ik Vogul geworden.
Hij sprak hevig, al hijgende, met zijn ruwe handen trok hij zijne
borst te saam, als om d'ontsnapping van een 'smartelijk geheim te
beletten, en op weêmoedigen toon, die de tranen uit d'oogen zou
gerukt hebben, riep hij üit
Och, veracht mij niet! ik heb zooveel afgezien
De drij vluchtelingen bezagen malkander met schrik, zij beefden
van 't geheim te raden, dat hun landgenoot verborg; misschien had
hij, om zijn leven te redden, zijn geloof verzaakt, en zij durfden hem
niet ondervragen. t Vervolgt.
Prijsraadsel N° 15.
(Oplossingen te zenden op einde Juni).
Luistert nu eens wel, ik spreek u zonder knepen.
Zes letters zijn mijn heel, en maar twee lettergrepen,
En alle twee gelijk,'ten schilt, vergipt, geen haar!
Keert z'alle twee nu om, ge vindt in elk voorwaart
Vraag het maar aan uw vrouw, iets van den l.euKenraad,
Maar van het woord in 't geheel, als liix daar voor u staat,
Neemt 4 dor letters eerst en g'hebt een plaats verheven,
Die aan 't gefolterd hert kan rust en vrede geven,
Een plaats, wordt zij bezocht met recht christen gemoed
Uit 't heele, ook een' plaats, eenieder vast behoedt:
Ten ware dat die plaats, een proeving in Gods handen
Voor 't Recht geopend werd,door booze dwingelanden.
Gemengd Nieuws. Tegen't goddeloos Onderwijs zijn te
Brussel al toegekomen meer dan 2000 petitiën, bekleed met Twee
honderd en tvijftig duizend handteekens; en alle dagen komen nog
nieuwe petitiën toe... De ^Vilvan t Volk is zonneklaar. Gelijk
op ander jaren wordt t'A a 1 s t een Bedevaart ingericht voor Scher-
penheuvel, om te vertrekken op isten Sinxendag; men schrijft in, tot
8 dagen voor Sinxen, bij R. Meert, klapstraat .I4. Te Gent is de
oudste drukkeren de laatst overblijvende Napoleonist overleden. Ze
waren in hun Sociëteit met 3oo man, die nu allen door de Dood zijn
overwonnen. In Engeland maken ze nu oude boeken na; een ba
ron is alzoo bestolen voor 225o fr.