I! o o r t
land zijn fijnste douaniers geplaatst, om de arme vluchtelingen te
vangen op het oogenblik dat ze 't beloofde land gaan binnentreden
t scheen aan onze Vrienden dat elke policieman, elke douanier d'oo-
gen op hun gevestigd had.
Ze zagen daar schepen die reeds hun lading hadden en die gingen
vertrekkenandere schepen lagen gereed om hunne lading te ont
vangen en wiegelden van vreugd op de baren.
Ze zochten hun oogen uit, om een schip te vinden met de fransche
kleuren; en hadden zij er nog gezien, hoe er op geraakt? op de
brug van elk schip wandelde een Russische sentinel, met geladen
geweer, en een lange linie van schildwachten spande de kaai af, nie
mand doorlatende of hij moest zijn biljet van goedkeuring toonen.
Welke pijn voor die brave zielen! Daar was de verlossing,de vrij
heid welke zij ten prijze van zooveel gevaren hadden gezocht.... Ziet,
een schip vertrekt, de Russische sentinel wordt met een boot aan
wal gezet; het scheepsvolk zingt en juicht; och, konden ze daarbij
geraken,er was geen Russische Policie,geen Russische dwingelandij
te vreezenMaar, hoe er op geraakt? Elk schip dat vertrok, was
ne moordpriem in hun hert.
Laat ons weggaan van hier, zegde Hendrik, eiken oogenblik dat
wij blijven, is een gevaar te meer; de douaniers gaan zien dat wij
de schepen benijden en bespieden!
En waarheen gegaan? vroeg Cesar.
De stad in, op Gods genade; we zijn hier al te lang gebleven;
Polosikof, onze oude vijand, is hier douanier; en moest hij onszien,
aanstonds waren wij aangeklaagd!
God, Godkermde Cesarzoover gesukkeld en hier misschien
in de muil van den wolf gaan loopen!
Heb moed, sprak Marfa, zijne dappere vrouw; de Heilige
Maagd en de Gelukzalige Bobola zullen ons beschermen! we moes
ten toch niet verwachten van op den eersten oogenblik hier een schip
te vinden?
De Vluchtelingen waren t'ende gesukkeld;
En niet zonder rede
Na, in t midden van den winter woestijnen van sneeuw en ijs
doorkruist te hebben; na hemelhooge rotsen overgeklauterd te zijn;
na geworsteld te hebben tegen wilde menschen en wilde dieren;dan,
na een gansch jaar, aan de grenzen van 't Russisch Grondgebied ko
men, zien met d oogen, bijna tasten met d'handen, schepen dienaar
t LAND DER VRIJHEID gaan vliegen, naar 't welbeminde
Frankrijk, en moeten zien dat die schepen vertrekken, moeten wach
ten in een sombere wanhoop! daar die Russische schildwachten zien
en peizen dat morgen en overmorgen en volgende dagen, dezelfde
hinderpalen voor uw oogen zullen staan, en weten dat na korten
tijd, de winter gaat komen, die Europa en Arkangel met eene poort
van ijs zal sluiten, o, is dat niet vreeselijk, niet hartverscheurend?
Ze gingen dus naar de stad, met een wezen dat zij trachten on
verschillig te maken, doch inderdaad met de dood in hun ziel; ze
gingen naar de stad en zochten een logementna veel vragen en her-
vragen, na talrijke nuttelooze loojdmerkten, ze vonden een oude ba
zin die toestemde hen te logeeren, zonder de declaratie aan de Poli-
cie te doen, en op uitdrukkelijke voorwaarde, dat ze niet langer als
drij dagen zouden blijven aanstonds begaven zij zich in hun ellen
dig kamerken en scheerden er raad; wat gedaan? wat gedaan? in
de stad blijven, terug naar de have keeren, om er dezelfde hinderpa
len te ontmoeten, ofwel terug gaan naar de steppen,langs over stroo
men en rivieren, trachten een nieuw engagement op eene schuit te
krijgen, om tot Ladoga te geraken, en van daar, als 't zijn kon, tot
aan de rivier Tornea, de grens van Zweden.
Met onwegen en beklimmingen, was dit eene nieuwe reis van 800
uren.
800 uren! te voetzonder reismiddelen of hulpmiddelen, zonder
kruis oi munt, zonder paspoort,en geen hoop van ievers cenige ken-
nis aan te treffenwelk vreeselijk vooruitzicht! Nogtans, Cesar wilde
denzelfden avond vertrekken; Marfa aarzelde; maar Hendrik hield
voet bij stek en vroeg de drij dagen uit te doen, hun door de Rus
sische bazinne verleend.
Met zijn Russische kleeding, zijn langen baard en zijn hairenrond
afgesneden, hij was niet meer kennelijk, dan aan zijn vreemde uit
spraak, en vast stond zijn besluit van de kans te wagen.
Hoort, zegde hij tot zijne vrienden, aanstonds ga ik op zoek
en wat er ook gebeure, blijft hier, en houdt Nox wel bij u. Ik zal
trachten eiken avond terug te komen. Gebeurt er mij iets en kom ik
den derden avond niet weer, vertrekt zonder naar mij te vragen, we
zullen malkander in Frankrijk terugzien.
Och neen, bad Marfa.
We zijn samen vertrokken, sprak Cesar, en wij zullen samen
de gevaren deelen. Gaat gij uit, ik ga mee.
Alles wel en goed, mijn lieve vriend, antwoordde Hendrik
maar éen alleen kan passeeren, waar er drij zouden aangehouden
worden. Laat mij doen, ik heb geenszins lust om mij te laten pak
ken, en zulks zou onfeilbaar gebeuren, indien wij gelijk de vier Ay-
raondskinderen ons op straat gingen vertoonen. Laat mij doen, zeg
ik u, en vind ik niets, wij zullen dan te voet ons wandelingske voort
zetten.
Als de Franschman iets in 't hoofd had, 't welk hij redelijk oor
deelde, er was niets aan te doen. Cesar en Marfa moesten zich on
derwerpen.
Met een stuk hout op de schouders en "nen hamer, welke hij ge
leend had, in d'hand.ging de Schilder uit en begaf zich naar de have.
Denzelfden dag was hij aanveerd als zakdrager en hielp zakken
bloem in een groot zeeschip van Hamburg dragen.
Als hij thuis kwam; welnu, vroegen zijn vrienden, wat nieuws?
Ziehier, antwoordde hij, 5 kopecks en eetwaren ik ben zak
drager; mijn schouders doen mij zeer, maar algelijk, de faktionnairs
kennen mij nu.
Welke angstige dag hebben wij hier overgebracht, zegdeMarfa!
Och, houdt maar moed, 't en is maar twee dagen meer, en wie
weet? gedurig komen er nieuwe schepen toe.
Fransche?
Ik zal het morgen weten. Laat ons eten; 'k scheur open van
honger.
's Anderdaags, van ten 5 ure 's morgends, onze zakdrager vertrok
en tot 's avonds, men zag hem niet weer.
De Polakken zaten op hun kamerken, gelijk twee beschuldigden,
die in 't gehang, afgezonderd, zijn opgesloten.
Op 't gerucht van voetstappen, snelden zij hem te gemoet.
De aangekomene zijn Engelschmans, zegde hij.
Zij lieten een diep gezucht.
Maar, hij was nogtans vrolijk van humeur, en vertelde zoo drollig
den twist van een Deen, die geen woord Russisch kon, met eenen
Rus, die nooit de Deensche taal had gehoord, hij gaf dit zoo kluch
tig af, dat onze Vrienden, in al hun verdriet, eindigden met ook te
lachen.
Hendrik had een rede van blijgeestig te zijn, maar hij hield ze ge
heim; onder de schepen, die hunne lading ontvingen, was er een
zonder vlagge, maar van achter, op eenen breeden witten band,
stonden de woorden: DE POMONA, van Bordeaux.
(Wordt voortgezet).
De WERKMAN kan deze week niet veel over de Schoolkwestie
schrijven; maar éene zaak moet hij zeggen;die durven zeggen dat de
scholen door de nieuwe wet niet zullen veranderen, dat zijn de
grootste valschaards der wereld; Judas moet tegen die laplanders
MEESTER zeggen... De Paus en al de Bisschoppen veroordeelen de
Schoolwet; de Vrijmacons hebben van in 1846 verklaard dat zij
met die wet het Christene Geloof gaan begraven; er wordt in de
Kamers gezegd dat er volgens de nieuwe wet, van God zal mogen
gesproken worden, maar niet van den God der Christenen;de
bazen der wet verklaren in de Kamer, dat de Christelijke Leering
een verderfelijke leering is, en dat als er iets van den Catechismus
in de scholen zal mogen geleerd worden, er toch drij van de tien
geboden zullen afgeschaft zijn; in de Kamers, de bazen der wet, -
ze spotten met Ons Heer en met Ons Lieve Vrouw; ze zeggen dat
het Beeld der H. Maagd vereeren, een supperstitie is; en de
gazetten liberaal, ze vloeken gelijk helsche dragonders; ze schrijven:
Ja, katholieken, ja Christenen, 't is uw Religie welke wij aanran
den en zullen blijven aanranden, tot dat ze vernietigd is.En we
staan borg, in lijf en leven, voor de waarheid van al het boven
staande.... En dan durven er personen komen bij Ouders en kin-
aers, ja zelfs tot in de scholen, met valsche protocollen, zeggende
dat er niets zal veranderd worden.
Hoe zinken ze van schaamte niet in den grond! de lafhertigc
volksbedriegers!
Er zal niets veranderd worden!
En zoohaast de wet uitgeioepen is, al de Gemeentescholen van
't Land, allen, z'hangen al aan den Minister van Onderwijs die ge
zegd heeft dat er maar 7 geboden Gods mogen onderwezen worden;
z'hangen van hem af, gelijk 't biad van den boom; de Gemeente
scholen worden Staatscholen, maar de Steden en Parochiën MOE
TEN blijven betalen.
Zoodra de wet uitgeroepen is, de Priesters moeten uit de scholen
blijven, 't is het streng gebod van al de Bisschoppen; de Priester
mag maar zijnen voet in die scholen zetten, als er daar iemand in
stervensnood zou zijn, om hem d'Heilige Rechten te bedienen;
anders niet, de plicht van zijn Ambt, zijn plicht van Dienaar Gods
verbiedt het hem.
Achteruit dan, valsche profeten, met uw valsche protocollen, met
uw kinderachtig geraas, dat er niets zal veranderd worden. Zou de
Vrijmaconnerie zooveel geweld doen op Koning, op Senateurs en
Representanten, om TOT NIETS uit te komen? Zou prins de Ligne,
dien edelen grijsaard, zou hij zoo krachtdadig spreken, voor'NE
NIET? Zou de Koning aarzelen en maar al zuchtende teekenen voor
'NE NIET?'t Schijnt dat Pruisen zelfs hem afraadt van die wet te
teekenen. Maar hij heeft den eersten stap gedaan, Leopold is gebon
den en moet eilaas vooruit.... Een laatste woord tegen de valsche
protocollen: Durven ze ter bevestiging van hun woorden, eenige
duizende franken te pande stellen? Vraagt hun dat eens, geachte
Lezers, die in 't geval zijt, en ge zult ze zien rijen gelijk den ava-
peur
Ondertusschenzien wij in Belgenland een schouwspel, dat moed
en troost geeft; de zachtaardige, krachtdadige en bijna eenpa
rige beweging om scholen op te rechten, waar, volgens 't oud ge
bruik, zal onderwezen worden de Christelijke Leering, de plicht
der kinders jegens God, jegens hun Ouders, jegens hun zeiven. In
d'eerste Christene tijden, 't bloed der Martelaars was een zaad van
nieuwe Christenen; nu, in de 19° eeuw, zal 't zweet en 't geld van
edelmoedige zielen een zout zijn om 't Christene Geloof in ons
Belgenland in vollen bloei te behouden. Langs alle kanten, elk geeft
volgens zijn vermogen; wij hebben akten van grooteedelmoedigheid
aan te stippen, giften van duizenden en duizenden, aankoop van
gebouwen om er een school van te maken, gelijk te Hofstade en in
honderde andere plaatsen, 't Is te veel om te melden, maar 't zal een
troostvolle hoop blijven voor d'achtbare Begiftigers en voor eeuwig
aangeteekend bij den Almachtigen God, die der zielen zaligheid als
't hoogste en 't grootste werk schat.