Hel Ei van Nuremberg. Water gezegd wordt. Ditjes en datjes NUREMBERG is een Duitsch stedeken van rond de 20,000 zie len, vermaard door zijne fijne mecaniciens en waar tegenwoordig bijzonderlijk handel wordt gedreven in speelgoed. De paljaskens, die uit houten doosjes springen, de regimenten soldaten die op de kindertafel deflleeren, de prettige boerenwoningskes welke de lieve kinderhand optimmert, dit komt meest al van Nuremberg. Over eenige honderde jaren, de stadsbaas of burgemeester van Nuremberg zat aanzijn schrijftafel, bezig met bestuurlijke stukken te onderzoeken, als er aan de deur geklopt werd Binnen roept het stadsopperhoofd. Hij zietin zijn kabinet komen een burger van Nuremberg, die reeds zooveel jaren op zijn schouders droeg, dat hij ervan gebukt ging, etn brave werkzame man, die zijn leefbaan in de grootste deftigste stilte had overgebracht en buiten de gewone omstandighe den nooit gemeens had moeten hebben met policie of stadsbestuur. Zijn naam was Pieter Hele. De burgemeester vroeg wat Pieters begeerte was en Pieter ant woordde met smeekende stem dat hij als een genade kwam afsmeeken van in 't gevang opgesloten te worden, om een plan uit te voeren dat hij in 't hoofd had. Maar Pieter, lieve man, waar zijn toch uw arme zinnen? vroeg de burgemeester. Komen vragen om in 't kot te zitten en in de stad uw familie en uw huis hebben!.. Welke rede hebt gij daarvoor Och, mijnheer den burgemeester, ons volk thuis. He wel! wat is ervan? g hebt tot nu toe altijd in goed akkoord geleefd, Burgemeester, ze marterniseeren mij. Wie is 't, die zich niet goed gedraagt En laat hooren op welke manier Och, burgemeester, 'k heb een gedacht van 't grootste belang en dat ik tot nu toe aan niemand mag kenbaar maken. Een wijze mensch moet nooit spreken van zijn denkbeelden die niet uitgevoerd zijn. Mijn vrouw en mijn kinderen, krieus als ze zijn, laten mij geen oogenblik rust; z'overladen mij met vragen, ze zijn achterdochtig, ze "durven mij zelfs verwij tingen toesturen en och Heere, burge meester, zie'k zal er van kreveeren of ziek worden, op mijn klein kamerken laten ze mij geen uurken in vrede. Maar goede man, sprak de burgemeester met zachtheid, ge zijt koperslager en uw kinders ook, en deze stiel brengt natuurlijk ge- - rucht bij. Maar er is toch een plaatsken in uw huis, waar gij gerust kunt denken en werken Helaas! riep de oude koperslager; dat u waarheid sprak, ik zou God op mijn kniè'11 bedanken; maar dat ik boven zit of bene den, op mijnen zolder of in den kelder, de wreedaards komen, zon der'medelijden, de deur instampen, mijn gereedschap kapot slaan en de vruchten van mijnen arbeid vernietigen. De burgemeester peisde een oogenblik, volgens de gewoonte der verstandige lieden, en sprak alsdan Hoort, burger, 'k zal uw klacht onderzoeken, maar jaagt uit uw hoofd't gedacht van in 't kot te zitten. Laat dit verblijf aan de misdadigers die 't verdiend hebben. De plaats der eerlijke lieden is in hun huis. De ambachtsman, die gepeisd had dat zijn vraag aanstonds ging ingewilligd worden, hij was verstomd bij 't hooren van dit gezegde; daarna sprak hij met al d'uitdrukking der wanhoop: Ik zal dan nooit't plan kunnen uitvoeren, dat mij in 't hoofd berust! mijn le ven is dus een gedurig torment! En mijn dagen vliegen voorbij! ach, niemand weet hoe kostbaar de tijd voor mij is. De burgemeester trachtte hem te bedaren, zeggende dat hij moest geduld hebben, en hem verscheide malen aanradende, van eens bij den chirurgyn te gaan, die hem ongetwijfeld iets zou gegeven heb ben om zijn hersens te stillen. Pieter Hele schudde zijn hoofd en ging slijpvoetende weg. De Burgemeester had beloofd de klacht te zullen onderzoeken, en 'ne man wezende van zijn woord, 's anderdaags ontbood hij de vrouw en de zoons van den Grijsaard. Deze wisten reeds wat er gaande was en kwamen in gramschap en verontweerdiging. De vrouw bijzonderlijk gaf een litanie af van alle heiligen: dat sedert eenigen tijd haar huishouden in miserie en desorder was;dat haar man zotte streken nitrechte en zijn kommercie verwaarloosde dat gedurig woorden mompelde die geenen zin hadden; dat hij aan niemand hoegenoemd een redelijk woord toestuurde dat hij tot slecht voorbeeld diende aan zijn zoons die nog jong waren en den stiel moesten leerendat hij, op de minste redelijke obser vatie, in gramschap schoot en zelfs dreigde haar te slaan; eindelijk dat alles m 't huis averecht ging en dat haar man, in plaats van den broodwinner te zijn, den broodverkwister was geworden. Vrouw, ge zijt wel streng, bemerkte de magistraat. Och, mijnheer, 'k zeg het nog den helft niet. 't Is toch op mij dat den last van 't huishouden ligtik moet koken, kleeren koopen, voor alles zorgen en alles betalenstelt u eens in mijn plaats. Vroe ger we waren zoo gelukkig die rijk is, mijnheer, kent de zorgen en d'hoofdbrekingen en d'angsten niet cener vrouw van 'nen ambachts man, bijzonderlijk als ge'ne luie laffe vent hebt die daar gansche uren', d'armen gekruist, zit te dubben. Nogtans, onderbrak de burgemeester, zoover als ik uwen vent ken, 't was'nen braven, werkzamen man? Ja, mijnheer, vroeger er was niets op te zeggen; 't was 'ne schat... maar nu, sedert zes maanden. (1) Wij hebben halvelings gereed een schoon nieuw verhaal over de zen tijd; in afwachting geven wij eenige mengel werkjes, die, hopen wij, den geachten Lezer zullen voldoen. En de vrouw, haren voorschoot aan d oogen brengende, begon te weenen en te krijschen. De burgemeester ondervroeg de oudste zoon Josef, van welken hij vernam dat inderdaad de vader, sedert een jaar, dingen uitrechte die deden peizen dat hij een vijs los had. Onder andere, als hij aan 't werk was, sprak hij in zijn eigen gelijk eenen droomer, ofwel hij sloeg zijn werk in stukken, 't Gebeurde dat hij gansche dagen, in de koperslagerij, stond te dubben, zonder iets te doen; hij negli geerde zijn zaken; dikwijls stond hij 's nachts op rekende dan met luider stem en begon in een geheime plaats te werkenen als zij dan, op 't verzoek hunner moeder, in die kamer drongen, ze von den daar op tafel stukken hout, vijlen, vijzers, raders, en ander zaken die tot niets dienden en nutteloos werden verbruikt. Volgens d'opi- nie van den oudsten zoon,was het noodig dat de vader van zijn gezag werd beroofden onder gehoorzaamheid gesteld van moeder en zoonc De jongste zoon was van 't zelfde gevoelen. Hoe lang duren die moeielijkheden al in uw huis? Mijnheer den burgemeester, antwoordde hij, bijzonderlijk se dert zes maanden,sedert Kerstmis is vader zwijgend, aardig, zwijgen de en grilachtig gewordenhij eet, drinkt en slaapt weinig: hij kijkt 's avonds laat naar de sterren, leest boeken over de sterrekunde, over de pest en dierentijd. Ik zou bijna gelooven dat hij betooverd is, en ziehier waaromrond Kerstmis is in ons huis geweest nen Italiaan van Florenciëhij en vader hebben lang in t secreet gespro ken. De Italianers zijn nog al dikwijls toovenaars en 't ware niet te verwonderen dat die vreemdeling, vader had betooverd. Hij zegt ons dikwijls: Houdt op mij met uwe vragen lastig te vallen. Moest het mijn leven kosten, 'k zal mijn geheim niet leveren maar, zijt gij geduldig, ik maak u allen rijk, ik moet en ik wil mijn werk voleinden. Ja, ja, dat zegt en herhaalt hij, riepen de moeder en de zoons allen gelijk, en in afwachting, we vallen in armoede en miserie. Zijn al uw kinders hier? vroeg de burgemeester. Ikhebnogeene dochter, mijnheer, t oudste kind z is ge- trouwd met den kleermaker Willibaldal drij jaardaarmee kent ze zeer weinig van ons huishouden. 'j Is goed, sprak de burgemeester, ga nu naar huis, ik zal de zaak onderzoeken; ondertusschen recommandeer ik u van den grijsaard, uwen echtgenoot en vader, met eerbied en geduld te be handelen, ten eersten omdat hij uw wettige overheid is en ten twee den omdat hij waarschijnlijk ziek is. Na de vrouw en de zoons moest de dochter compareeren de kleermakersvrouw kwam aanstonds toegeloopen, doch zag er be nauwd en schroomvallig uitmaar alswanneer dat ze gehoord had de rede van 't onderzoek en de vraag om haren vader zinneloos te verklaren, ze vloog op als een getergde leeuwinne, en viel aan 't lawijten met al de hevigheid der Duitsche vrouwen. Als de Magistraat haar door wijze woorden tot kalmte had gebracht, dan verhaalde ze met zachte en klare stem: Mijnheer de Burgemeester, van 't geen er tegenwoordig in ons huis gebeurt, kan ik U zeer weinig juistvertellen; ik ga zelden naar huis, omdat moeder mij niet zien kan en bijzonderlijk, omdat mi)jJ arme vader mishandeld wordt, 't Is geheel den dag een gezaag rond zijn ooren: Waaraan denkt gij, Pieter, roepen zi)? gij verkwist uwen tijd, in plaats van uw brood te winnen; gij reneweert ons, gi] zult nog in't Hospitaal sterven!» en veel ander vijven en zessen; dat moet Vader hooren van den morgend tot den avond; en meer dan eens is de arme man bij ons komen weenen. Men noemt hem luiaard, en't gaat zoover dat hij aan de gemeene tafel met meer eten mag. En liet men hem nog gerust aan zijn wek, Vader zou zwijgen; maar neen! ze breken zijn kamer open en vernietigen met onmenschelijke wreedheid, de vrucht van zijn zweet en van zijnen nachtelijken arbeid. Hebt gij een gedacht van 't werk dat die wonderbare man verricht? 't Vervolgt. Tonia. Maar, Domien mijnen man, gaan die menschen dan nooit 10 DomikïT' Och, vrouw, God alleen weet wat er in d'herten omgaat! Toni a Maar, me dunkt, als die goddelooze menschen nuchter zijn en kalm, als z'een lijk zien, of op de dood peizen, ze moeten schrik kelijke momenten hebben, en van arragie afgeknaagd worden. Domien. 'tlste peizen, vrouw, Luther en Voltaire zeiden het toch in hur. kalme momenten daarbij, ge moogt zoo hard zijn als ijzer en zoo bot als 'ne Rus, daarbinnen, in t hert zit altijd uw Rechtei en Meester, die u oordeelt, vonnist en pijnigtHe-je daar ooit op geP®1-(1» Tonia, hoe wonder dat is ge doet kwaad en aanstonds, uw geweten knaagt en verwijt.... Voor die slecht doen, er is geenen Requiescat in pace, geenen rust in vrede, Brozen. Lummel, ge ziet zoo aardig. Lummel. Ja, 'k heb daar nieuws g'hoord; 't stond in een franscho gazet, dat de Paus ge schreven heeft dat de Geestelijkheid van Belgiè de nieuwe wet moet aannemen. Brozen. Jaan, dat is groot nieuws! En die gazet was zeker een liberale gazet? Lummel. Ja't. Brozen. - C'est ga! Zijn Heiligheid de Paus heeft dat direkt geschreven naar de Geuzen der slechte gazetten, die deel maken der Vrijmetse larij!!!!?? De Ganzen en d'hottentotten zouden zulke leugens tasten... En in den Brief der Bis schoppen staan d'eigene woorden der Pauzen die de wet veroordeelen. Lummel! Lummel als ge nog met zulke leugens atko^t, trekt toch eerst een ezelsvel aan, want ge doet schande aan 't menschdom!

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1879 | | pagina 3