Achtste Jaar TV" 357.
22 Augusti 1879.
OVERWEGINGEN.
Die scholen zijn ingericht tegen
de Katholieke Kerk.
Bijgevolg, geen Huisvader, geene
Muismoeder mogen volgens consciën
tie hunne kinderen op een openbare
school plaatsen^ die aan het beheer
der nieuwe Wet onderworpen is.
De katholieken mogen geene
schoolbedieningen aanveerden.
P4DS PIES IX,
n?Njfc, '*NA^*sJh, «P *X*. '■^vA--*xAx ^Ax '*v
erkman
't Ware aan onze geachte Lezers een affront aandoen van te zeg
gen dat de tijd gekomen is, om tusschen de scholen te kiezen.
De keus is sedert lang gedaan, bij alle vrije en welbedachte Ouders.
de Staatsscholen zijn door de vrijmassons ingepalmd.
ALLEN.
Er werd in de Kamer gevraagd aan den minister van onderwijs,
die een kopstuk der Vrijmaconnerie is: of ook de Bewaarscholen
aan de nieuwe wet zouden onderworpen zijn
Ja, antwoordde hij, de Bewaarscholen moet ik ook hebben.
Zoodat, van als z'uit de wieg komen, korts na hunnen Doop, de
klein kinderkes zouden moeten geleverd worden, om tegen het
Christene Geloof opgebracht te wezen.
Van over 20 jaar, de vrijdenkers en solidairs hebben geroepen
Geen Priester in de school! geen Priester voor 't Huwelijkgeen
Priester aan 't Sterfbedde
Nu is hunnen stek geslagen, en willen zij dit helsch plan verwe-
zentlijken.
Gaat, Christene Ouders,de bureelen staan open,levert uw kinders
aan de Vrijmetselarij, aan 't leger van den duivel, maar weet dat gij
grootelijks misdoet tegen uw plichten van Ouder en van Christen
en dat gij een schrikkelijke malediktie op uw hoofd trekt.
Van als België beschaafd is en Roomsch-Katholiek, de scholen
zijn godsdienstig geweest.
Zonder Religie is er geenen wereld mogelijk.
De Religie, immers, is de vereeniging van den mensch met God,
de Religiedeert ons de waarheden en de plichten welke wij moeten
gelooven en vervullen.
Zonder Religie, schreef Voltaire, 't is niet mogelijk een gehucht
te besturen zonder Religie, de mensch wordt slechter als een dier,
omdat hij met rede en verstand begaafd is, en bijgevolg meer
kwaad kan doen.
En ze durven, in 't Katholiek Belgenland, de Religie uit de
Staatsscholen bannen z'hebben het zeif gezegd, niet éenen keer,
maar 20, 3o, 40 keeren, in Kamer en Senaat en in gazetten en nu,
omdat ze de dapperheid en de deftigheid van t Belgisch Volk zien, nu
hebben de wolven een schaapskleed aangetrokken en de Vrijmas
sons, de mannen, die uit de kerk gesloten zijn, nemen 'ne schijn
van godsdienstigheid aan.
Nu, ze komen met een skadron leugens afmaar al de fijnste en
stoutste leugens der wereld kunnen d'eenvoudige Waarheid niet
overwinnen.
En d eenvoudige klare waarheid is
Ten eerstenDat de makers en d'ondersteuners der Wet in me
nigvuldige omstandigheden verklaard hebbenDe scholen moeten
in ons handen dienen, om 't Christene Bloed te verdelgen;
Ten tweeden, de Waarheid is dat de Belgische Bisschoppen op de
duidelijkste wijze de scholen der nieuwe wet hebben afgekeurd en
veroordeeld: Hoort nogmaals, geachte Lezers, hun eigene woorden:
Dit zijn de woorden, niet van éenen Bisschop, maar van al de
Belgische Bisschoppen, niet alleen van al de Belgische Bisschop
pen. maar van al de Bisschoppen der wereld, -niet alleen van al
de Bisschoppen, maar van al de Pauzen, die ooit jgeregeerd hebben
en die nog zullen regeeren.
Den 14 Juli 1864, toen er nog in Belgenland geen spraak was
van de scholen te vergeuzen,
van roemvolle en zalige gedachtenis,
die groote Paus, de rampen der samenleving overwegende, schreef
deze woorden aan de Christene Wereld:
(i Aan niemand zou het mogen onbekend wezen, dat de aller
droevigste en betreurensweerdige toestand, waarin de tegenwoor
dige maatschappij meer en meer dagelijks vervalt, voortvloeit uit
zooveel rampzalige listen, welke men aanwendt, om van de Staats
instellingen en huisgezinnen, Christus' heilig Geloof, de Godsdienst
en haar gelukbrengende leer, dagelijks meer te verwilderen.
De pogingen der goddeloozen. zoo schreef Paus Pius IX,
strekken bijzonderlijk om de openbare onderwijzing en de opvoe
ding der jeugd aan de Kerk te onttrekken.
En welken regel heeft nu de Kerk te volgen in de plaatsen en
landen, waar men het kerkelijk gezag uit de scholen verdrijft en de
jeugd aan geloofsgevaar blootstelt?
Dan, 't zijn d'eigene woorden van den grooten en heiligen
PAUS PIUS IX, dan zou de Kerk niet alleen geene zorgen
moeten sparen, dat de jeugd de noodzakelijke christelijke onder-
richting en opvoeding verkrijge maar ook genoodzaakt worden,
om alle Geloovigen te vermanen en hun te verklaren dat zooda-
nige scholen aan de Kerk tegenstrijdig, in geweten niet kunnen
bezocht worden
Ziedaar dus eenen vasten regel door PAUS PIUS IX gesteld,
voor alle landen^ voor alle volkeren, voor alle tijden.
De plicht is dus klaar, en 't belang niet min. In Gods zegen, men-
schen, is alles gelegenja, zelfs buiten 't Geloof, 't kan niet geloo
chend worden, dat elke zaak, hier op de wereld, zijn loon of zijn
straf meébrengt. Nooit heeft men gezien, dat slechte, ongehoor
zame, ondankbare kinderen welvaarden nooit heeft men gezien
dat dieven van kerken en kloosters, vervolgers of beulen van Pries
ters dat zij een gelukkig einde hadden nooit is 't gebeurd, dat on-
rechtveerdig goed geluk bijbrachtaltijd en in alle landen zijn de
verdrukkers der weduwen en der weezen, de verdrukkers der chris
tene vrijheid, zelfs in hun tijdelijk leven, zienelijk gestraft, en zon
der twijfel, de sacrificiën die gedaan worden voor 't Christel:,k
Onderwijs, de menigvuldige giften, zonder welke 't Christelijk On
derwijs niet kan bestaan, zonder twijfel zal dit eene bron zijn van
hemelsche zegeningen.
Ons Heer is almachtig.
Ons Heer blijft toch overwinnaar en deze die hem dienen,met hem.
Ge zijt zoo rijk als de zee diep is, zoo sterk als een ijzeren aam
beeld, zoo slim als een millioen advokaten, ge moogt u in de diep
ste koolmijnen wegsteken, of op d'noogste bergen van den Oural
klimmen, de hand van God zal u vinden en u loon naar werken
geven... Deze gedachte moet ons opwekken om met iever mede te
helpen aan 't verdienstigste werk van onzen tijd, aan t Christelijk
Onderwijs,
Antwoorden op de Prijsraadsels uit De Werkman, sedert
10 Januari 1879.
(Conferentie bij de Koffijtafel.)
Sophie. Dag Lisa, Mietje en Trien, wilt allen binnen komen,
't Congres begint terstond, want zoo gij hebt vernomen,
En in den Werkman leest, het is reeds hooge tijd,
Dat gij de raadsels kent,
En uw antwoorden zendt.
Lisa. Laat hooren, Triene lief, hoe verre dat gij zijt.
Mietje. Oh, 't eerste kan ik ook, dat staat heel klaar ie lezen
Voor Petrol opgeielwat zou het anders wezen
Aan 't tweede durf ik wel niet toetsen:
Trien. Dan moet gij maar de plaat gaan poetsen,
En hebt gij zand bij uwe plaat,
Zoo vindt gij zandplaat, kameraad.
Mietje. !t Is waar wat volgt er dan
Trien Ach, waren het maar droomen
Dat nu de Pauzenstad, dat schoon en heilig Roomen
Is gansch onteerd, besmet door 't booze geuzenras
Doch 't is maar al te waar! wat droeve zaak, helas
Sophie. Ach zwijgt er van, het is te wreed
Trien. Ziet 't vierde raadsel, dat is liieed.
Lisa. Eu 't rijkste dekt het grootste leed
Mietje. En wat is 't dan? men spreekt van witten,
Van branden, warmen en verhitten,
Parbleu, 't gaat mijn verstand te boven.