PIETER,
den wonderbaren timmermansgast.
biil" SïïSfc Mit.'n* w«f bor.,.1
HELSCHE PARLEMENTEN.
(ECHTE GESCHIEDENIS).
ie Vervolg.
II. 'ne Stoute vleugel bij meester Blondwyk
De kinderkes liepen met hun zaksken meel, alsof zi) het gestolen
hadden ze zagen het reeds beslagen, in schoone broodjes gekneed,
welgebakken, en dik geboterd ze voelden reeds dat fijn kramik-
kenbrood onder hunne tanden
Wacht maar, zegde 't jongsken, als 't nog eens oogst ^°r.dt>
we zullen elk groote schoven rapenEn Vader zal ons ne kleine
dorschvleugel maken, en ik en gij, wij zullen ons tarwe dorschen...
Ik ken dat al! 'k heb het al menigen keer zien doenEn, al wer
kende, we zingen dan een liedeken. „r„pm
't Meisje durfde niet veel zeggen, ze was verlegen van den vreem
deling. Daarbij, ze werd vermoeid van 't meel te dragen en zette
het neer op een der steilen, die langs den weg stonden als zi] het
weder meinde op te nemen: Anna, zegde haar broeder; t is mij
nen toer van te dragen, we zijn bijna halverwegen.
- Een oogenblikske, sprak de vreemdeling; ge wijst mi, den
weg, 'k zal ik uw pak dragen, en zoo rap als de wind bijl en win
kelhaakwaren op zijn linker schouder en met de rechter hand, nam
hii 't zaksken, alsof het maar een pluim geweest warezie, zegde
hi zoo kunnen wij marcheeren.En hoe heet uw Vader, kinders?
Vader? vroeg de jongen; zijn naam is Wydeman.
En gij, vriendje, wat is voornaam?
Ik heet Willem en mijne zuster, Anna.
't Zusterken, hoorende dat de vreemdeling hunnen naam vroeg,
wat stouter geworden, en ook iets willende zeggen- toonde zij aan
den man zijne floeren broek die wit was van de bloemGe ziet er
en 't zal weg zijn ze gingen dus alle drij voort en na korte oogen
blikken ze waren aan 't huis van den Hollandschen scheepsmaker,
een woning die er niet al te rijk uitzag, maar die onderhouden was
met een propreteit welke plezier deed om te ziener waren groene
blaffeturen aan, en 't huis was in 't grijs geverfd van aan den grond
tot het duivenhok, dat boven het dak uitstak.
Mijnheer, zegde Willemtje, 't is hier dat meester Blondwyk
W°^ntDank u, vriendekes.. Zie, hier is uw zakje weer; vaarwel, of
liever, tot wederomziens, want k zal hier waarschijnlijk blijven
W(Meester Blondwyk, de vermaarde scheepsmaker,waspreciesthuis
Verbeeldt u een manneken, kort van gestalte, maar zoo dik als
een tonne. Hij -is gezeten voor een tafel, waarop van den eenen kant
liggen: passers, winkelhaken, potlooden, plans vantl^es^eFC?ï
schetsen van teekeningen, rekeningen, papieren van allen aard. Al
ion nnrteren kant laeen zaken gerangeerd die wel van den stiel met
warei! edoch onmisbaar voor eiken Hollander: allerhande soorten
van lange gebakken pijpen, wel gevuld met een toterken, een klein
komfoorken van rood koper, dat blonk als 'ne spiegel en waarin een
stuksken keers branddedaarnevens reepkens papier, om deFJPen
r'ontsteken - en een kruik van zandsteen, bijna den vorm hebbende
van meester Blondwyk, kort en dik, gedekt met een groot kurken
stoosel een glas van den drank stond nog halfvol; de kleur zou u
gezegd hebben 't is water, maar de scherpe geur moest u geen oo
genblik doen dubben't was Schiedam, mijnheer! crV,ppn<.
Op 't oogenblik dat de vreemdeling de kamer van den sche=Ps'
baas binnentrad, vond hij dezen, de lange pijp in den mond en om
ringd van een dikke wolk rookonze vent moest ervan hoesten
doch dit belette hem niet, van de complimenten t hernieuwen welke
hij bij den mulder had gepleegd, te weten van zijn muts op de lin-
^De^chee^psman" die 'ne vent van autoriteit was en wilde geëerbie
digd worden, als hij die drollige saluade zag, trok een groot koppel
oogen en voelde zich door gramschap bewegen. Maar de brave man
overmeesterde zich aanstonds, verwijderde zijn pijp van zijn lippen
*ot de distanse van b a zes duim, en den vreemdeling beziende, hij
zegde met de koelbloedigheid der Hollanders:
D~eOnbekende' deed zijn muts af en liet op zijn schouder een
zwartbhnkendrhair yroeg Blondwyk kortweg.
Op uwe zaat te mogen werken.
Van waar komt gij
Van Amsterdam.
Laat uw paspoort zien.
Én de vreemdeling trok uit zijnen zak een papier en behandigde
het aad^,e? ^s°weimzegde'meester Blondwyk, na het officieel papier
overt oopén te hebben fPieter Michaëlow, van Moscou, oud 25 ,a-
rC1l:"Soglnblikskf, ds tuTheft, hernam de vreemdeling, en
van drift gloeien zijn oogen; ik hoor dat Moskoviet hier als ne
hmiSf^kwTad1; 'als'hi'Hplatvisch genoemd
wordt! Maar, 4 is gelijk, ge begeert dus op mijn zaat te werken?
Z Weffiue$wer zullen probeeren of't gaat. Kom morgen vroeg,
op de timmerwerf n' 3. Vooraleer uw daghuur vast te stellen, we
zullen zien wat u kan.
Och Heerede daghuur trek ik mij weinig aan, riep de jon
geling met eene hevigheid die den scheepsmaker verwonderdede
daghuur is mij 't minste, als ik maar wel leer.
Jongeling, sprak Blondwyck, daar spreekt gi) uitmuntend weh
Ook, meester, ge zult zoo goed zijn mij te plaatsen, derwijze
dat ik 't eerste stnk van de kiel eens schips zie maken.
De pijp viel bijna uit d'handen van den werimeester, als hij den
Rus alzoo hoorde spreken. 1 1
Welhoe! riep hij met groote hevigheid. Heb ik wel gehoord
gij durft uwen meester in den eersten persoon van t enkelvoud
aanspreken! hoort, mijn ruwe jongen, al werktet gi) hier twintig
jaar, noj zou zulke lompheid u niet toegelaten zijn.
't Is nogtans de gewoonte in Rusland!
Dat bewijst simpel en alleen dat uw land scholen noodigneelt
waar de beleefdheid u wordt aangeleerd. Wat mij aangaat, ik per-
metteer aan mijn onderzaten niet van mij op russische wijze aan te
spreken. Met uw gelijken kunt ge dat doen, maar met mij met. Nu,
morgen op gezegde uur, zult gij op de werf n- 3, het kiel zien stel
len eener fregat van zestig kanons.
Meester, antwoordde Pieter Michaëlow met een uitdrukking
van buitengewone voldoening, ge zijt... u is wel bedankt. Maar,
een woordeken nog tot hoe hoog komt de prijs van een zulkdamg
sehip, met houtwerk en al't verder toebehoorte
Die som, jongen, zult gij nooit of nooit in t onderste van
uwen zak hebben, sprak Blondwyk, denkende dat de jongeling met
hem wildeden spot drijven. Ook, als gij hier wilt blijven, kraadu
van beter op uw tong te letten. Daarmee ontstak hij zijn pijp,
Pieter mocht de deur uit.
III. Den eersten dag op de zaat.
We zijn 's anderdaags aan 't krieken van den dag. Over de zee
lag een ligte nevel, bijna gelijk aan een blauwachtige tul, die er was
over gespreid en die met de kalme baren zich heen en weer bewoog.
Talrijke Visschersschuiten ontspanden hunne witte of grijze «den.
en doorkruisten malkander in alle richtingen, op het sP^8f^iar
zeewater, terwijl van tijd tot tijd een straal der zonne door den ne
vel brak en aankondigde dat de lichtgeefster der wereld baar dage
lijks bezoek kwam doen. In de verte zag men t gewemel van dnj-
masters die onbewegelijk schenen en zoo klein als nootschelpen.
Was er reeds beweging op zee, aan land heerschtte nog de 6™°
ste stilte. In de scheeptimmerwerven stonden de geraamten der
aangelegde zeeschepen als houten monsters, in slaap liggende, an
deren reeds verder gebouwd, geleken aan eenen wondergrooten
walvisch er waren er reeds van al hun hout en touwerk voorzien
end ie maarden borstel der schilders verwachtten, om m zee te ste
ken naar al de werelddeelen van den aardbol.
Od 't oogenblik als 't op de kerk van Saardam kwaart voor 5 ure
sloeg de deur van een klein huizeken gingjopen en een timmerman
stapte er uit, ging op dezaatn.3, naar een klokje dat tusschen
twee dikke balken hing. 't Was de werkklok, die weldra hare zilve
ren klanken liet hooren. Op dit geluid, zag men van alle kanten
de gezellen bijkomen, en zich begeven1 naar eene ruime OP^ P^
te midden van welke een reusachtige boomstam lag. Als t vijf uren
sloeg, waren allen op hunnen post.
Lucifer (aan Nero, die terugkeert). - Awó, wat is er was t ne
dlLuciFS».°—nH»Ui». hi, hi, ze zijn daar al, en hoe zagen z'er uit?
X-Biina gelijk palingen op de panne, bleek en gejaagd.
LuciFEr - Hi, hfl ze komen voor den groeten Helleraad die binnen
drh dagen Plaats heeft. Nero, ons zaken staan slecht in Belgenland.
EK.O. Al wie vandaar komt, zegt het, meester.
Lucifer. Ons campagne is mislukt.
Lucifer -Zeg mifniet' achterna, of 'k breek uden nek.... Ons cam-
is misluktde Grootmeesters hebben ons bedrogen, als ze zeg*
§en dat Belgenland onder, hun voeten lag.Nero.ge moet luisteren en daar
niet zitten tedroomen. of....
Lucifer" ^nfim'ons positie van Belgenland is schandeleus in
ZljNERO. - Meester, w'hebben nog ander pijlen op onzen boog.
Lucifer. Laat hooren welke?
Nhro Uw scholen staan leeg in Belgenland?
Lucifer. - Ja, zoo goed als leeg want van die er gedwongen in-
irrtmAn rullen er veel nog grooterenliaat tegen ons hebben.
Nero - Uw opzichters en meesters loopen al drupneuzende, gelijk
b°^US'"o^e met dat volkals z'ons rechtzinnig
maar deeeen die als jippenees loopen omdat ze d absolutie
niet kunnen krijgendie maar blijven voor 'tgeld.dat z'oppassen
niet kunn J° (loQ uw ton„ uitrukken wat zoudt ge doen
Nfro G'hebt do macht'k zou al de vrije scholen doen sluiton en
de kffiders met geweld, door boet en kot, bij ons meesters doen komen.
G L« - Ha"? zo'dt ÏE Maar*wffiebben dat nog gedaan
I" U"WKuTe' wffiebbdenn frSeT J22££Ww^.
In "Sstolê Btoed werd sterker om sterker... Moesten wij nu de
kinders met de marchessés naar de Staatsschool doen opleiden, o s
meestersTerden nu veracht, maar ze zouden aanzien worden, erger als
krawKu Enfln we zullen zien in den Raad ge moet komen
er zjn er d e met geweld cn avaot willen er zim er die willen buigen,