PIETER, den wonderbaren timmermansgast. (ECHTE GESCHIEDENIS). 2° Vervolg. t Sloeg vijf uren, maar de werkklok klepte niet, volgens gewoon te; en tegen de gewoonte, al de timmermans stonden daar in hun zondagsche kleedig. Zij schenen ongeduldig, als moest er iemand komen die zich deed wachten. Eindelijk, kwaart na 5 ure, meester Blondwyk verscheen en 'ne vreugdelach straalde op al de wezens. Ge moest 't baaasken der scheepswerf gezien hebbenmet welken zegevierenden stap hij aankwam, op zijn schouders dragende een verzilverde bijl; ook hij, was op zijn zondagskleeding, maar over zijn rond buiksken was 'ne voorschoot van wit leer gespannen. Zoohaast hij in den groep der timmermans gekomen was, deze namen hun klak af en groetten hem eerbiediglijk. In den beginne kon hij niet spreken, het gaan had hem vermoeid; hij vergenoegde zich met een teeken te doen aan den oppermeester der Werf, die nevens den boomstam stond gelijk 'ne soldaat op zijnen eerepost. 't Was 'ne lange, magere kerel, 'ne rechte Frieslander. Op het teeken van Blondwyk zette hij zich keersrecht, leunde zijn twee handen op de bijl en sprak tot zijn makkers op statigen en indrukwekken- den toon Gezellen en vrienden, 't is niet zonder rede dat de legging van den eersten steen eens huizes bij alle volkeren als een groote plechtigheid wordt aanzien Want het huis is gewonelijk de opkomst en 't grat van den mensch, het middenpunt van zijn liefde, vreugden en droefheid, van zijn werk en van zijne rust. Maar een ander zaak is de opbeuwing van een schip dat bestemd is den onversaagden zeeman te geleiden orer de onpeilbare diepten van de zee,langs klippen en zandplaten, in al de dee- len der wereld. Terwijl de bewoner der steden gerust in zijn steenen huis, zonder schrik de winden en tempeesten braveert, de zeeman is van den afgrond maar gescheiden door de houten plank, welke onze handen gaan timmeren; 15 centimeters dikte alleen beschermt hem te gen de dood. Medegezellen, vergeten wij dus de belangrijkheid van ons werk niet; het moet eenvoudig zijn, kloek, sterk, vast in zijn geheel, nauw ingesloten in al zijne deelen. Wat kennis en berekening is er niet noodig om een schip te maken, volgens 't. gewicht dat het moet dra gen, volgens do zeilen die het moeten geleiden, volgens het roer waar mee het moet bestuurd worden. Ik zie daar voor mij het eerste stuk van dit schip, dat 't grootste schip moet worden, 't welk hier reeds gemaakt is. Deze boomstam is de hoeksteen van 't schip; alles hangt van dezen boomstam af, daarom is hij gekozen uit duizende andere, als den kloek sten en rechtsten, die in menige bosschen stond... Gezellen en vrienden, beginnen wij ons werk, niet met vermetele lichtheid of met onbedachte stoutmoedigheid, maar volgens 't oud gebruik der Voorvaders, eersten vooral den zegen van God gevraagd, den bijstand afgesmeekt van den Vader en Meester van allen, door wien alle goed ons moet toekomen. Dit gezegd hebbende, de Redenaar nam zijne klak af, al d'andere volgden zijn voorbeeld, bogen het hoofd en al die manspersonen, overtuigd van 't gewichtig oogenblik dat zij vierden, allen verhieven eerbiedig hun herten tot den Schepper van hemel en van aarde. Als 't gebed geëindigd was, de lgnge flinke Friesenaar ging voort, zich tot drij personen der aanwezigheid wendende Mijnheer Blondwyk. zegde hij, gij, onze meester; kameraad Magel- hans, die met mij de Werf bestiert, en gij ook gezel Wydeman, die deken zijt der timmermans; nadert en komt dezen stam inhuldigen de zen stam die den hoekbalk moet zijn van het toekomende vaartuig;geeft er elk drij bijlslagen op, in den naam des Vaders, des Zoons en des H. Geestes. Eerst trad meester Blondwyk vooraan, en gaf, niet zonder moeite drij bijlslagen op den boom, zoo flauwkes dat de schors er nauwe lijks af was. De man was't werken niet meer gewoon; de kloeke Magelhans gaf drij bijlhouwen, diep den boom in en juist waar hij met rood krijt was geteekend. Nu was 't de beurt van Wydeman en de deken der gezellen maakte zich gereed om de verzilverde bijl vast te grijpen, als eensklaps de jonge Rus zich 'ne weg baant tus- schen de timmermans en plaats neemt tusschen den boomstam en Wydeman die gaat kappen. Kameraad, zegt hij, ik bid het u, laat mij die drij slagen ge ven. Als ge mij uw recht afstaat, ik laat u mijn loongeld, al den tijd dat ik hier werk. Wydeman, alhoewel reeds in de vijftig jaren, was nog in al de sterkte van zijnen levenstijd. Gewapend met de bijl, stond hij daar gelijk 'ne reus en ging het vreeselijk wapen in d'hoogte heffen. Met verachting den Rus beziende, antwoordde hij met nadruk Voor al 't goud der wereld niet Maar, riep Blondwyk eensklaps uitWydeman, 'k zou hem maar eens laten doen, en toonen wat hij kan. Maken wij voor de zen keer etn uitzondering op den algemeenen regel, met den jong- sten de plaats van den oudsten te laten innemen. Wydeman bleef hardnékkig aan zijn recht houden en verklaarde het aan niemand te willen afstaanhij verroerde niet en hield de bijl sterk vast, totdat M. Blondwyk hem op 'nentoon van gezag riep: Wydeman, ik beveel het u; 't is den wil van mij, den baas der werf waarop wij staan. De timmerman kon nu niet meer wederstaan, want de tucht op de scheepswerven van Holland, is bijna zoo streng als die der ma trozen op zee. Wydeman verwijderde zich en ging beschaamd tus schen zijn gezellen staan in 't weggaan wierp hij op den jongen Rus eenen blik van haat en van gramschap, als wilde hij zeggen kerel, 'k zal u vindenPieter maakte daar geen attentie op; hij was geheel verslonden in 't groot werk, dat hij ging verrichten. Hij schorste zijn hemdsmouwen op, ontblootte twee armen met spieren zoo sterk als staal, wierp zijn muts op den grond, sprong op den boom waarin hij moest kappen en riep uitIn den naam der hei lige Drijvuldigheid! mochten deze drij bijlhouwen mijn vaderland uit zijnen slaap wekken! Mocht het schip dat dezen boom gaat be. ginnen, het begin zijn der zeemacht van Rusland, en 't zal den naam dragen van mijnen Czar. Terwijl d'aanwezigen verbaasd stonden over die woorden, hij hief de bijl op en kapte zoo geweldig in 't hout, dat geheel de stam sid derde de tweede slag was niet min geweldig; op den derden vloog een stuk hout, tien stappen vandaar. Nooit was te Saardam iets dergelijks gezien. Groot en algemeen was de verbazing. Doch, de verbazing rees te zijnen hoogste, als de vreemdeling, trotsch en gelukkig van zijn werk, eensklaps zijn handen in zijn broekzakken stak, en twee volle grepen guldens uitnam en dezelve in 't midden der gezellen te grabbelen wierp, 't Was een onbeschrijfelijk tooneelBlondwyk, de Friezenaar en Wydeman stonden te kijken gelijk arduinen pilaren maar al d'andere vlogen naar de guldens men zag niets dan koppen, ar men, beenen dooreengemengeld; eenieder trachtte zooveel mogelijk gvldens op te oogsten. Eensklaps gaat er een vrolijk gelach op; 't is mijnheer Blondwyk, die schokte van lachen, nevens den vergamden Wydeman: Hé, riep de werfmeester, wat vieze kompeer is die Moscoviet; past op vrien den, 'k vrees dat hij nog ander toeren in de mouw heeft en u de moscowietsche manieren wilt toonen; mijn waarheid, 't en ziet er geenen wrek uit, den dezen 't zal ievers een bedorven kind zijn, van huis gegaan en dat van zijn moeder iets in de zakken heeft ge kregen. Dat kent nog de weerde van't geld niet!... Hola, vrienden, 'tis nu wel; de laatste gulden is opgeraapt; allen, vlug aan't werk en goei koeragie. Daarmeê vertrok meester Blondwyk, terwijl de scheepsmakers zich met meer iever dan ooitnaar hun werkbegaven. IV. Twee koppen! De twee kinderen van Wydeman kwamen in huis, alle twee 'ne groote korf schafelingen dragende. Welge zijt daar al vroeg de Moeder, verwonderd dat de kin- ders reeds voor de tweede maal terugkeerden,met een vracht welke zij moeielijk konden dragen. Dat komt, moeder, antwordde Wilhem, omdat wij bij den Rus geweest zijn; ge moest zien hoe dat in zijn werk gaat bij dien Rus; 't is ongcloofelijk Met ons tweeën konden wij moeielijk de schafelingen oprapen, die hij maakte. En braaf dat hij is!... Hij is den besten van g'heel de zaat.... Ja, maar als wij spraken van de schafelingen te betalen, hij wilde geen centiem; in mijn land, zegde hij, liggen de schafelingen voor niet te rapen.... En hij zegde dat wij alle dagen om een vracht moeten komen, en dat hij voor ons zal betalen. Ja, moeder, zoo vertelde Anna, en vriendelijk dat hïj is en hij kent alles. G'hebt misschien al gehoord dal Hieronymus 'ne splinter hout in zijn oog gekregen heeft. Hij was bijna zot van de pijn; en wat heeft Mijnheer Pieter gedaan? Zoohaast hij 't ongeval hoorde, is hij komen toegeloopen en hij heeft met een fijn stalen tangsken, 't splinterken uit d'oog gehaald en daarna 'nepap op d'oog gelegd van zemelen in melk geweekt. 't Is waar, bevestigde Wilhem 't is precies 'ne chirurgijn; hij heeft zijn zakken vol van tangskes en scheerkeser mag komen wat er wilM. Pieter heeft remedie voor alle kwalen. Ook wordt hij van al 't werkvolk op d'armen gedragen ter onderzondcring van Va der; ja, Vader is kwaad op Pieter. ('t Vervolgt). i«aa3Sw LOOPENDE NIEUWS. Te Tourcoigne is't huis afgebrand der heeren Mazurel, 100,000 fr. schade en ze zeggen dat de Burge meester van Brussel zijn demissie wilt geven; en zijn benoeming is nog niet opgedroogd; hij ligt in dispuut met den Raad; de Raad wil aanstonds voor 600,000 nieuwe belastingen invoeren; de Burge meester wil wachten tot na de feesten van 1880, hij peist dat alsdan de vijffrankstukken in Brussel zullen vallen, gelijk d'hagelbollen uit den Hemel. En van waar zouden ze komen! en van geld sprekende: Philippart, die eene nieuwe bank had gesticht, is reeds gevallen en gevlucht. Hoog vliegen en veel riskeéren, doet er velen op den duur lamenteéren. In Frankrijk, de senateur der Rhone heeft zich gezelfmoord, omdat een lid zijner familie riskeerde zijn eer te ver liezen... Zoo gaat het; men stelt al zijn geloof, al zijn hoop en liefde op de wereldsche zaken; er komt tegenspoed, en men ligt zonder koeragie plat op den grond, men verdoet zich... Ge ziet wel dat dit stelsel van ongeloovigheid de -wereld in een spelonk van roovers, in een renne van wilde dieren zou veranderen. Een oude wijsgeer zegde: De toestand der wereld bewijst mij dat er 'ne God en een ander leven is. TeZEI.E, in dezaal van MmeWeDe Block, komt zondag een Gezelschap uit Lokeren, Tafereelen vertoonenuit het Oud Testament; men zegt dat de vertooningen uitmuntend zijn en de prijzen derwijze geschikt t'elks keus en staat. Te Lahulpe is een excentriekwachter door de loopbank eener lokomotief dood- gepletterd. In de Lakensche straat te Brussel is een dochterken van 18 maand, alleen thuis zijnde, door de venster eene tweede stagie gevallen. Elk peisde; 't is dood! en er mankeerde niets aan. De schilder Leenaerts, die t'Antwerpen bij de Gaz-ontploffing in de bank zoo erg gekwetst was, is dijnsdag overleden, en op een Engelsch schip dat t'Antwerpen in Schelde vaarde, is 'ne matroos uit het mastwerk doodgevallen. jrwgj» Mogen d'avondscholen van den Staat gevolgd worden? s»®»* Neen, want ze vallen ook onder de nieuwe wet. Is 't geraadzaam katholieke avondscholen te stichten? In de ste den en in de groote gemeenten, waar een sterk middenpunt van be volking is, JA, op den buiten NEEN, omdieswille, ten eersten om dat dit 's avondsuitloopen voor kinders gevaarlijk is naar ziel én lichaam, ten tweeden omdat men zondagsche scholen heeft, waar men allerhande onderricht kan bekomen, 't Is best van al dat de jonge volkeren 's avonds thuis blijven, thuis leeren, thuis zich ver maken en er hun Ouders helpen.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1879 | | pagina 3