P I E T E II
den wonderbaren timmermansgast. (Vervolg 6.)
VI De kaaksmeet
De kleine Wilhem sprak natuurlijk thuis van den rijken heer
welken hij in de woning van Pieter had gezien. Men begon van dan
af, meer aandacht op die woning te slaan en men zag inderdaad dat
er dikwijls vreemde heeren in dat huizeken gingen en met Pieter
spraken in eene taal welke niemand verstond. Het algemeen besluit
was dat die heeren met hem kwamen handelen over 't koopen van
t groot zeeschip. En inderdaad, een vreemdeling, na lang met Pie
ter gesproken te hebben, ging bij meester Blondwyk, teekende de
koopakte en betaalde 't vaartuig in goede wissels op een der beste
bankhuizen van Amsterdam. Na dat die zaak vereffend was, ging
die vreemdeling terug bij Pieter, die er ten uiterste verheugd uit
zag, die hem d'hand drukte en hem een endeken uitgeleide deed op
den weg naar Amsterdam.
't Geval wilde nu dat, juist als hij een oogenblikske weg was,
Wydeman zijnen jongen gezel kwam bezoeken vermits de deur
half open was, ging Wydeman recht binnen en was verwonderd er
niemand te vinden; want Pieter ging niet uit, zonder zijn deur met
dobbel slotte sluiten. De oude timmerman ging dus binnen, zette
zich op eenen stoel aan de tafel en liet onvrijwillig zijn oogen val
len op de papieren en schriften die de tafel vervulden. Juist op dit
-oogenblik keerde Pieter terug; als hij den timmerman voor zijn ta
fel zag, de akten en schriften beziende, de aders van zijn voorhoofd
zwollen op, zijn oogen schoten vuurstralen, met eenen sprong was
hij bij Wydeman, nam hem met een ijzeren vuist bij de keel en
hem verscbeide oogenblikken, met ongehoorde woede schuddende:
Brigand, riep hij, wie heeft u toegelaten in mijne kamer te dringen
en in mijn papieren te snuffelen?
Wydeman was zeer opvliegend van karakter en werd zoo bleek
als een witte doek doch zijn onsteltenis en verwondering waren
zoo groot dat hij in't begin geen woord kon spreken; er broeide
een hevig onweder in die manhaftige ziel, maar de schok'was te ge
weldig om aanstonds los te branden.Na eenige oogenblikken,kwam
Wydeman tot spraak en hij zegde met heesche stem
Pieter Michaelow, hoortik was in uw huis gekomen om u
over uwe edelmoedigheid te bedanken; want ik heb daar vernomen,
dat gij, benevens al uw goedheden voor onze kinderen, nog uwen
loon hebt willen afstaan. Nu, we zijn effen; ik heb, zonder u te
vermorzelen, d'onrechtveerdige woorden gehoord, welke gij mij in
't wezen komt te werpen aldus is mijne schuld van herkentenis je
gens u voldaan en, voor uw eigen welzijn, 'k rade u aan van alle
gemeens met mij en met de mijnen te vermijden. Jongen, jongen,
ge kent mij nog niet, anders zoudt gij alzoo te mijnen opzichte niet
gehandeld hebben. Dit gezegd hebbende, Wydeman stond recht,
ging den huize uit, 't hoofd statig in de lucht, gelijk 'ne rechter die
zijn vonnis komt uit te spreken.
Nauwelijks was Pieter alleen, of hij begon zijn papieren t'over-
zien;ze lagen allen op hun zelfde plaats,geen hand had eraan geraakt.
Dan begon hij na te denkenden kreeg spijt over zijn handelwijze
tegen Wydeman want, was hij opvliegend, haatdragen dat kende
hij niet. Ten anderen, aan de woorden en aan 't wezen van Wyde
man had hij genoeg gezien, dat de brave man onschuldig was van
de minste onbescheidenheid. Aanstonds was zijn besluit genomen
hij zou aan zijnen ouden kameraad gaan verschooning vragen.
Zoo gezegd, zoo gedaan, 't Was de vrouw die kwam opendoen.
Is uw man thuis?
Neen, M. Pieter; maar lang zal hij toch niet weg blijven; hij
is daar eens bij Meester Blondwyk gegaan. Zet u een oogenblik
neêr, als gij hem begeert te wachten en te spreken.
En ze schoof eenen stoel vooruit, maar Pieter bedankte haar voor
den stoel en ging naar een open kasken, waarop jt gerief van Wy
deman lag. Altijd er op uit zijnde om te leeren, hij onderzocht ze
neerstiglijk een voor éen; maar bijzonderlijk een kleine zaag, hand
zaag op schrobzaag genoemd, was 't voorwerp zijner aandacht.
Nooit had hij eene dusdanige zaag gezien hij wilde probeeren hoe
ze ging en een stuksken hout nemende, begon hij ie zagen, en was
zoodanig ingenomen met zijn werk en met dit zaagsken, dat hij
Wydeman niet hoorde binnenkomen. Eensklaps hoort hij een ge
snor, dan 't plat van een holle hand op zijn kaak en eene trillende
stem'die roept: Brigand, wie heeft u toegelaten in mijn huis te
dringen en in mijn gerief te snuffelen?
'ne Getergde leeuw kon niet woedender opsptingen als de jonge
ling het deed; g'heel zijn uitwendig had de trekken eener woedende
gramschaphij nam de zaag terug welke zijne hand had laten
schieten: Ellendigaard, brulde hij, ellendigaard! Weihoe! ge durft
uw hand op mij leggen, op mij die u....
Maar van razernij kon hij niet voortsprekenzoo stonden die
twee kerels van ijzeren wil overeen; nog 'ne minuut en ze gingen
handgemeen worden en een worsteling beginnen die een wreede
bloedstorting kon worden. Nogtans, voor dat de bevende vrouw
den tijd had zich tusschen beide te weipen, reeds had Pieter zijn
gemoed overmeesterd, zijn wezen werd kalm, zijn houding, die
van een zachtaardig man, en d'hand uitstekende, zegde hij op kal-
men toon tot zijn tegenstrever: Kameraad, 'k ben ik die ongelijk
heb gehad ik heb u den eersten beleedigddus vergeef mij.
Wydeman verwachtte zich aan die woorden niethij wist niet
wat peizen en na een oogslag van verachting op^ den jongeling ge
worpen te hebben, hij ging zonder spreken de deur uit. Nadat de
deken der timmermans weg was, begon Pieter in diepe gedachten
te vallen op de plint der venster zijn ellebogen leunende, zijn hoofd
met de twee handen vasthoudende, bleef hij m diepe overweging
MWB—MaufBaa—H— iyti i
ondertusschen was de vrouw genaderd om door zachte ensmeekend
woorden 't gedrag van haren man te doen verschooneneerst wilde
Pieter niet luisteren maar achter eenige minuten keerde hij zich
om en zegde: Vrouw, zegde hij, ge verstaat niet, ge kunt niet
begrijpen de schromelijkheid van hetgeen komt plaats te hebben.
Over eenige dagen heb ik mijn z5 jaar bereikt,en tot den dag van
heden, hoort wel, tot den dag van heden heeft nooit eene hand zich
tegen mij durven verheffen; en hoort mijnen eed, 't is noodig dat ik
het verklare om mij kalm te houden, nooit, al leefdeik tien eeuwen,
zal eene hand mij nog durven treffen. Ge moogt mij gelooven, 't
schilde weinig of 't bloed vloeide in dees huis; ik kon met de dood
de beleediging straffen, die mij is aangedaan, u weef doen worden
en uwekinJeren weezen. Hetgeen mij tegengehouden heeft, is niet
de vrees der Rechters of der Staten-Gencraal't is alleenlijk de wet
van Christus, onzen Heer. Dank God dus, dat hij mij de kracht
geschonken heeft van mij te overwinnen
De vrouw dierfgeen woord spreken; Pieter scheen haar dezelfde
man niet meer te zijn zij had ontzag, vrees en eerbied voor hem.
Pas wel op, zegde hij verder, pas wel op en prent het uwen
man vast in 't geheugen, dat hij aan niemand ter wereld spreke van
hetgeen hij mij komt aan te doen. Niet dat ik vrees hierdoor verne
derd te worden de overwinning welke ik van mijn zeiven kom te
doen, is mij de allergrootste glorie; doch verwittig hem voor zijn
eigene veiligheidwant't zou gebeuren dat ander personen, zelfs
ondanks mij, wraak zouden willen nemen over den smaad mij aan
gedaan, en de schande in zijn bloed uitwisschen.»
Alhoewel de vrouw den vollen zin dezer woorden niet verstond,
nogtans, ze was ten uiterste getroffen, nam de hand van den jongen
timmerman, besproeide ze met haar tranen: Och, M. Pieter,zegde
zij, ge zijt altoos zoo goed voor ons geweest! Gaat gij ons nu kwaad
willen, voor 'nen oogenblik gramschap van mijnen man
God beware mij daarvan, brave vrouw; verre zij van daar; ik
zal alles doen om u mijn genegenheid te bewijzen.
Dit gezegd hebbende, nam hij afscheid van de familie en ging ge
rust naar zijn huizeken. Onderweg zegde hij in zijn eigen: God
dank toch nu ben ik zeker dat hij de papieren op mijn tafel niet
gelezen heeft, want anders zou hij zich wel gewacht hebben de
hand op mij te leggen.
VII. Een eerste Reisje op Zee.
De fregat was voltrokken en de dag naderde op welke zij ging in
zee gelaten worden. Reeds was men aan 't werk, om de steunsels
en balken weg te nemen, die langs beide kanten het reusachtig ge
wrocht recht hielden, en 't schip werd derwijze geplaatst, dat het
van voren af helde naar't water, waarin het voortaan moest leven
en zich bewegen.
PRIJSKAMP UIT KEMSEKE. UITSLAG.
Oplossing. Een volledig gebit van den mensch bestaande uit de
'S2 tanden, (zestien van onder en zestien van boven).
Erzijnonslügoede oplossingen gezonden.De prijs is bij loting toegekend
aan J. B Volkaert, Nederiiasselt.
P. S. Wij verzoeken vriendelijk, J. B. Volkaert, ons te laten Weten
hoe hij best acht, zijnen wandelstok te huis te hebben.
OVERZICHT
De telegraf ligt stil door den schrik van sneeuw, en het politiek ook
is in afwachting. Te Parijs is 't ministerie voor 't oogenblik gered, de
president Waddington heeft stoutweg gesproken, en de republikeinen
kunnen geen gemeen programma opstellen om de ministers te vervan
gen. Om van de sneeuw verlost te zijn in zijne straten, zal Parijs om
trent één Miilioen franken moeten uitgeven, De oppervlakte van Parijs
telt 14 miilioen meters de sneeuw iigt op 'nen kalven meter hoogte en
men rekent tet 3 franken om écnen kubiok meter sneeuw weg te nemen.
Indien men don dooi niet afwachtte om dit werk to verkorten, zou't
aan de fransche hoofdstad millioenen en millioenen kosten om den vloer
harer stad weèr te zien.
Welk is nu de staat der onderhandelingen tusschen Berlijn en 't Va-
tikaau? gaatde gewenschte vredo gesloton weiden, en de verbannen
priesters zuilen zij in 'tduitsch Vadsriand terugkeeren
De eene zoggeu dat de toestand hoopvol is, de andere dat de onder
handelingen mislukt zijn.
Het groot katholiek dagblad van Berlijn, de Gkrmania, zegt dat de
onderhandelingen, zonder onderbroken te zijn, toch voor het oogenblik
niet vooruitgaan.
Een ander duitseii blad zegt dat de onderhandelaar de nuntius Jaco-
bini van Wëenen naar Rome vertrekt om de staatssekretaris van den
Paus te worden en den vrede met Berlijn te sluiten. In alle geval,
de Paus heeft zelfverklaard dat'hij alle pogingen aanwendt om den
langgewenschten vrede te bekomen, en dat hij de hoop koestert in zijne
pogingen te gelukken. E11 inderdaad do wijze en voorzichtige Leo XIII
schijnt door de Voorzienigheid bestemd om aan de maatschappij en
aan de Kerk een tijdperk van vrede te verschaffen
In Rusland heeft do kanselier Gortchakoff het bestuur van 't land
terug in d'handen genomen In do woorden welke de czar na den nieu
wen moordaanslag heeft uitgesproken, bezweert hij al de goede bur
gers hem te helpen in de beteugeling der revolutie. De hand van
God drukt op dit land, en de vervolging van 't katholiek Polen wordt
bitter uitgeboet. Spanje heeft een nieuw Ministerie en in Albanië en
Montenegro vechten ze gelijk de heeren
Raadsel-Prijskamp uit St-Pauwels, Lijkvelde.
Het eerste is een deel van Roomen, G'ontmoet het ook nog wel in droomen,
Het tweede, wis, clat kent de Waal, Want l is een woord derf ransche taal,
't Bediedt den naam van eene plant. Die woold'rig groeit in 't waassehe land.
Die wordt bewerkt, ook geëkeld soms tot snuit, Als gij nog meer ervan wilt weten.
Het heele is een vieze guit Aan 't hooger staatsroer nu gezeten,
PRIJS; 300 Noten; Voorwaarden: le Vrachtvrij in te zenden ter herberg De Valk
te St Pauwels Lijkvelde 2« De mededingers moeten hunnen echten naam en woonplaats
doen kennen 3«s De Prijskamp wordt gesloten op Zondag 18 Januari 18804o De over
winnaar moet den prijs komen afhalen of doen zenden; indien hij do afzending verzoeke zal
zulks op zijnen koste geschieden.
Grondregels Laat ons do Broederlijkheid beminnen.
Die bermhertig is voor den Armen, God zal hem bermhartig zijn.
Doen wij beden het goed; morgen is 't misschien ^e laat voor ons.