den wonderbaren timmermanspst. (Vervolg 7.) c*yflU5ccxtiwCw aOBXjJSSKXSSiSXUSSMi mpAJ nnrtp?Ii!fr!fanS|dila-an 1 Schip Sewerkt hadden, verwachtten n u den Plecntigen en feestelijken dag van't doopsel en vprmltc rIa*lng- Pjeter «as onder 't getal der meest verblijdde,en vermits men hem.had gezegd dat de aflating van een schip in de zee eene gevaarlijke zaak was. naardien 't zeewater dikwijls gansch de brug overspoelde, daarom begon hij na te denken en middels te overwinnen natuurlljken schrik welken hi) va" 't water had, te zou het een al te groote schande geweest zijn, van te mid- den der gezellen, op het groote oogenblik eenige vrees te laten blijken. Wat deed htj? Hij besloot van dien schrikte dempen en eerst een reisje in de zee re doen, niet op een groot schip maar in zoon Jaal °°T' Vr°UW W>'deman had hiï vernomen dat haar Hl j 7 n de.n Q,enft was van ne visscheruit een naburig dorp. Mij wilde Jaak leeren kennen en besloot van hem als stuurman en gezel te nemen van-zijnen eersten uitstap in zee. De schuit lag vastgemaakt en wiegelde vrolijk op de baren. Ze scheen zoo licht als een nootschelp en was als een speelbal in de handen der waters. Pieter kon dit vaartuigje niet bezien, zonder 'ne zekere schrik te gevoelen, peizende dat zulks broos en nietig schuitje hem tegen t geweld der eindelooze zee moest bewaren. Van voren en van achter was er een klein kamerken aan, waar in geval van regen en storm, de lieden van het schuitje eene schuil plaats konden vinden. Het overige was niet gedekt en diende om den viscn te bewaren. Wydeman was op zijn werk en zijn vrouw hielp Jaak om zeilen en riemen aan boord te dragen. Toen alles gereed was, en de zei len aan den mast gehecht, voelde Pieter waarlijk zijn hert van angst kloppen Moeder, sprak hij tot de vrouw, zijt gij wel zeker, dat uw zoon behoorlijk die nootschelp kan besturen en dat zij ons in goede have zal terug brengen? 8 Wees niet bevreesd, M. Pieter, antwoordde zijmen vaart geruster op een klein schuitje als op 'nen drijmaster. Wat Jaak be treft, ge zult te vergeefs in gansch Holland een betere matroos vin den Zonder aarzelen, zou ik met hem eene reis naar d'Indiën doen Alles was nu gereed ze stapten in, Jaak gaf aan roer en zeilen de noodige richting hij toonde aan Pieter eene plaats waar hij best zou zitten, en stak m zee. De grijsachtige zeil zwol onder den-adem van een gunstige wind en t schuitje gleed op de baren met de snelheid van 'ne pijl achter zich een lange spleet in de zee latende en op den voorboog eene franje vergaderende,uit een schuim zoo licht en zoo wit als neteldoek Maar 1 leter, die zulks bewonderde, begon alras te ondervinden hetgeen iedereen ondervindt, die voor de eerste maal op zee gaat en er héén en weer wordt geschokthij kreeg de zeeziekte. Eerst voelde hij zich ongemakkelijk aan de borst; dan werd zijn ademha ling lastig; hij was beschaamd voor laak, keerde zich langs den an deren kant en sloot de oogen om ald^us de bedwelming Vontsnap pen welke de schittering der zee, en 't aanhoudend gewemel der baren doet ondergaan. Hij bleef eenige oogenblikken in dien pijnlij ken toestand, doch met het vast besluit van er aan te wederstaan en dank aan zijn sterke wilskracht, kwam hij zegevierend uit deze eerste preuf. Dan begon hij moedig den schokkenden dans der wol ven te aanstaren en ïedermaal dat hij de bezwijmeling voelde ko men, sloot hij d oogen en stelde al zijn zielskracht in 't werk om zijn lichaam te overmeesteren. Als hij nu zeker van zijn zei ven was, begon hij aandachtiglijk de positie der mast, het spel der zeilen te onderzoeken, alsmede het roer welk Jaak met eene sterke hand vasthield. Dan ondervroeg hij den jongen matroos over al de kleinigheden van 't vaartuigen over de kunst om ten schip te besturen. Nu waren zij gekomen aan de hoogte van het dorp Saardam en aanschouwden het verrukkelijk tooneel der honderde windmolens die het hemelsblauw doorsneden en in alle richtingen hunne grijze zeden vertoonden; zezagen de verschillige zaten, wdar de krachtige timmermans aan den arbeid waren, maar wat bijzonderlijk uitstak was de reusachtige fregat, die's anderdaags moest in zee gelaten worden. Niet ver van daar, zag Jaak zijn vaderlijk huis en hij werd weemoedig: «M. Pieter, vroeg hij,hebt gij reeds getracht mijn vader te bewegen Qm mij in genade t'ontvangen? Het Wezen van den jongen timmerman verdonkerde eensklaps Jongen, zeide hij, op eenigzins misnoegden toon, laat ons heden daarover niet spteken. Al te peizen hoe stuur soms het menschelijk hert is, zou ik vreezen van niet volkomen genoeg het verhevene schouwspel te genieten, dat de goedheid Gods ons hierteziengeeft. En zijn oogen wendende en rustende op de Zuiderzee, die, zoo ver als het oog kan reiken, dezelfdi waters vertoont en op het'einde met eenen grijzen boord de hemelsblauwe lucht vastkleeft dit ziende en bewonderende, Pieter zat verbaasd en verstomd 'over die schoonheid en pracht der natuur, tusschen welke de schitteren de zonnestralen spelen en bijwijlen 'en schip of een schuit veran dering komt brengen. Jaak had ondertusschen spijt van zoo ongepast zijnen gezel ge stoord te hebben en zocht een middel om zijne fout te herstellen door d'eene of d'andere gepaste bemerking over den toestand der zee M. Pieter, vroeg hij, is t niet vermakelijk van de zee te be varen, nu dat ze zoo kalm is, het weer zoo schoon en de wind zoo frisch en zoo zacht Ha sa, jongeling, antwoordde Michaelow, gelooft gij dat ik hier ben voor mijn plezier, en dat ik mijn leven aan deze noot schelp toevertrouw, gelijk de onvoorzichtige ruiter, die zich overle vert aan de grillen van een temmeloos jong paard? Vriend, als gij,in den keus van uwen staat, geen edeler en verhevener inzicht hebt dan beklaag ik u en ben bijna geneigd mij langs den kant uws Va ders te stellen? Weihoe gij ziet in de zee niets dan een vermaak g hebt dan nooit gepeisd dat de Oceaan en de andere zeïen, die er aan palen een oneindige band vormen, door God in zijne goedheid daargesteld, om al de Volkeren van al de landstreken te verbinden Want, indien de zee en de zeevaart niet bestonden, de rijkste ge westen der aarde zouden zijn gelijk in den grond gedolven schat ten de bewoners van een arme landstreek zouden moeielijk vinden wat ze noodig hebben, om te leven 't licht der beschaving en de veroveringen van't menschelijk vernuft zouden zich over gansch den aardbol met kunnen verspreiden. Dank aan handel en scheep vaart, de weldaden en rijkdommen der wereld zijn gemeen tusschen alle landen een land dar te sterk bewoond is, kan zijn overvloed van volk elders sturen; de menschen gevoelen dat zij allen broeders zijn, kinderen van denzelfden God, die in alle landstreken verschil lige gewassen heeft laten groeien en dezelve door de zee t elks be reik gesteld. Jaak aanhoorde deze woorden met aandachtige gretigheid en staarde nu in de zee met meer wellust dan vroeger. Eensklaps za» hij en bemerkte niet ver van de schuit, de zee die in bewegin* ge raakte, op een buitengewone wijze, zonder dat de minste windslag zich deed gevoelen of dat de lucht hare kalmte en helderheid had verloren. «Houdt u sterk vastriep hij tot den Rus, met ontroerde stem, maar zonder iets te verliezen van de koelbloedigheid, welke de matrozen in de drtigendste gevaren weten te behouden.' Terzelvertijde wendde hij schielijk 't roer in een ander 'richting als degene welke de schuit tot heden had genomen. Maar, vooraleer dat Pieter den tijd had, zich aan de verschansing vast te klampen hij werd opgelicht, rolde halsoverkop gelijk nen baal goed, in 't binnenste der schuit, die eenen geweldigen schok kwam te onder gaan. Hi) wist niet wat er gebeurd was, en bleef eenige oogenblik ken als bedwelmd liggen; dan, na d'eerste oogenblikken van schrik sukkelde hij recht zooveel hij kon hij was nai tot op zijn vel want de schuit had op het punt geweest van omgekeerd te worden! en er stond 'n'en halve-voet water inzoo ver geraakt zijnde van recht te staan, op zijn beenen, was zijn verwondering niet klein van te zien den jongen matroos in de rechterhand de koorde van 't zeil vast houdende en met de linkerhand voortgaande 't roer te besturen dit alles met eene kalmte, alsof ze verscheide uren van land geen twee vingers van hun dood geweest waren. De schuit stond terug op de. baren, alhoewel ze nog geweldig, gelijk een man bij drank heen en weer slobberdemaar ze was reeds op redelijken afstand van de plaats waar de golven voortdurend opeenspatteden en groote brok ken schuim deden opspringen. Parbleu, vroeg de jonge timmerman, zooveel mogelijk zijnen schrik overmeesterende; wat was het daar een zandplaat? een draaikolk, of wat weet ik? Jongeling, ge kent dus de waters dezer zee met, dat gij ons in zulk dreigend gevaar bracht! Mij dunkt dat uwe moeder al te zeer uwe lofspraak heeft gedaan ('t Vervolgt). eX?A> Werkman. X. den 8 December 18?!). Waarlijk,gij hebt gelijk, van de Ouders op te wekken om hunne kin ders uit de geuzenschool te trékken Ik zeg geuzenschool,en dat ziin ze- want luistert wat mij gebeurd is. Ik zat op 't convoi, te Dendermonde' m de statie, op nen avond van do gepasseerde week. In een comnarti ment nevens t mijne,zaten er drij manskerels te klappen en te razenea ren, en ze razeneerden zoo luide dat ik alles kon verstaan. Ze zaten on t kapittel politiek, en natuurlijk er wierd van de schoolwet en van de Bisschoppen gesproken. Eenen van de drij sprak ook over hét Social is mus, en hij verklaarde dat een deftig man, die met rede en verstand he gaafd is, noch het socialismus noch hot katholicismus mocht volden dat men bijgevolg niet moot luisteren naar de fanatieke pastoors en'ook met naar de opruiers van het werkvolk, maar dat men eenen'midden Godsdienst moest kiezen. j.)e stem van dien persoon was mij niet onbe kond I; die klonk in mijne ooren als sterk gelijkende aan eene stem die eertijds Catechismus uitlegde in de gemeenteschool van nnin dorr En inderdaad, aan de statie stapten uit het compartiment twee hulnonder wijzers ofte geleiders der onzijdige jeugd. Zoodan, werkman, de mannen door Pietje Van Humbeeck aangesteld om kateehismus te ieeren aan de kinderen, zijn bezig eenen middelweg te zoeken tusschen het Katholiek Geloof en het soeiaüsnjus. Waarschijnlijk zal onze geleider aan het werk zijn den Catechismus van die leering op te steller, en zal hii'niet vergeten er de volgende vraag in te doen voorkomen V. Mag men brieven schrijven met valsche handteekens A. Neen, want dan riskeert men de gendarmen op den nek te krii<*en - Uitlegging Kinderen, dat leert ons de ondervinding. Nog een woordje en ik sluit Geachte Werkman, hoe kunnen zulke mannen den Catechismus lee- Hoe zullen zij aan de kinderen vragén? V. Hebben de ketters het Waarachtig Geloof die eenige stukken» voor goed houden en andere verachten A En zeggen dat er nog Ouders zijudiezich in dit punt laten misleiden Alia t is ziende blinde zijn Een lezer van de Werkman. Limburg. Te Tongeren is een kind van 2 jaar en half alleen gelatende zijnde thuis, in 'ne ketel kokende water gevallen die op den vloer stond, 't Is eenige uren nadien overleden. Rond Hasselt, te Wintershoven, moet er een dievenbende resideeren- v/ant d'een diefte verwacht d'ander niet; donderdag is er nu qo fr' gestolen bij een naaister, welke juist dien nacht bij hare zuster ver^ bleef. Gent. D'ander week zijn twee geweerschoten geschoten in de katholieke school van 't klein Beggijnhof; verscheide kinders zijn erg gekwetst.... Zoover gaat tegenwoordig de goddelooze haat 'ne Vader van zes kinderen is op de fabriek van M p. Visschery

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1879 | | pagina 3