PIETER, den wonderbaren timmermansgast. (Vervolg 11.) Dank, mijn goede Vrienden, dank over de hulp welke gij mij zoo edelmoediglijk komt bieden; doch ik heb ze niet noodig; wees zeker, het licht verschil dat hier bestaat zal weldra opgeklaard zijn en dan zult gij zien dat ik in 't geheel d'intentie niet heb u tegen de wettige overheid te doen opkomen. Dan, den funktionnaris terugroepende M. den baillu van Holland, zegde hij hem, ik ben bereid u mijn geheim mede te deelen, als gij zoo goed wilt zijn tot mij te naderen, uwen hoed ii. d'hand. Ha ha riep op triomfantelijken toon de man der wet, wij beginnen menschelijke manieren te krijgen, M. de Moscoviet. Wij zijn bevreesd, ongetwijfeldten ware dat gij voor inzicht haddet mij door valsche beleefdheid in uw hut te krijgen en mij daar den hals om te wringen. Ge bedriegt u, mijn lieve barbaar, als ge peist dat ik mij goedsmoedig in uw handen ga leveren. Wacht eenige oogenblikskes, als 't u blieft, en laat mij den tijd om een bataillons- ken der schutterij te gaan halen, ten einde u mijn laatste woord te zeggen. Parbleu dit ontbrak er nog riep Pieter uit, schaterende van lachen. Op 't oogenblik dat de baillu en zijn volk zich omkeerden en dat dat de menigte openschoof, zag men naar de zaat komen gereden een lange rij van prachtige rijtuigen. 't Zijn de hooge en gestrenge heeren der Staten-Generaal riep elkcndeen. Terzelver tijde, aller hoofden werden eerbiedig ontbloot; want een lange kortege personnagiën, gekleed in groot hofkostuum en geleid door drie heeren, in 't goud en zilver gekleed en de borst ver sierd van eerekruisen, die lange kortege trad met gemeten en defti- gen stap naar de woning van Pieter; deze bleef, d'handen gekruist, gerust en kalm, op zijnen dorpel staan. Op mijn ziel, murmelde de baillu zijnen klerk in d'ooren; in 't begin peisde ik dat mijn oogen mij bedrogen; doch er is geen twij fel meer: 't zijn de hooge en gestrenge heeren der Staten-Generaal. 't Zijn zij, in vleesch en in beenderen, riep de klerk in zijn groote verbaasdheid; wat zullen wij vandaag nog hooren en zien? Maar 't en is daarmeê nog niet al; ziet eensaan 't hoofd ko men d'ambassadeurs van Frankrijk, Engeland en Rusland, dan een vierde welken ik niet ken. De vierde? antwoordde de klerk, dengenen die aan 't hoofd van den stoet gaat? Ha, 't is 'ne Russischen Prins onlangs in Am sterdam gekomen. Ge wilt zeggen, 'ne moscovietsche prins. Is 't niet hetzelfde Er is veischil in, antwoordde de baillu weinig is er aan gele genmaar ziet eens, hoe majestueus d'heeren daar défileeren; 't is alsof ze 'ne koning of'ne keizer te gemoet gingenEn, bemerkt gij het niet, klerk Wat is er, edele heef? 't Is dat er geen eenen naar ons omziet. 't Is waar; al d'oogen zijn gekeerd naar onzen Moscoviet van de zaat. Inderdaad, uit gansch de Stoet, was er geen een oog, die niet eerbiedig naar Pieter gevestigd wasen als ze nog 'ne langen af stand van hem waren, al d'edele en gestrenge heeren hadden den hoed van hun hoofd genomen. De vier personnagiën, die vooraan gingen, naderden met diepe eerbetuigingen en groote reverentiën tot den timmermansgast, en de russische ambassadeur nam 't woord en sprak in dezer voegen Zeer genadige heer en Czar, de aanwezigheid en de hoedanig heid van Uwe Majesteit konden niet langer meer onbekend blijven. Hunne Excellentiën, d'ambassadeurs van Frankrijk en Engeland, alsmede de hooge en gestrenge heeren van Holland branden van verlangen om Uwe Majesteit hunne eerbiedige hulde te bewijzen. Kom, kom, Besuschuff, antwoordde Pieter op slechtgezinden toonvergeet niet hoe een Rus tot zijnen Czar mag spreken. Welnu, Sire, antwoordde de diplomaat, ik zal doen wat ge vraagtmaar gedoog dat deze heeren U 't woord toerichten. Dan, te midden der algemeene verbazing, naderden d'Ambassa- deurs der Mogendheden en den Spreker der Staten-Generaal en ieder van hen deed eene aanspraak, waarin de Czar van al de Rus landen, Pieter de Groote, in hooge bewoordingen gecomplimeerd werd over het schitterend voorbeeld van leerzaamheid,dathijhad ge geven met als eenvoudigen timmerman te willen arbeiden. Inderdaad, Pieter de timmerman was niemand anders dan de toenmalige Keizer van Rusland, de man van vernuft, die den roem van Rusland opbouwde en die door tijdgenoten en nakomelingen Pieter-de-Groote wordt genoemd Pieter antwoordde op hertelijke wijze dan voegde hij er deze woorden bij 't !s jammer dat de goede en de slechte daden der Prinsen niet lang kunnen onbekend blijven. Maar, 't is misschien de schikking van God, opdat zij geen ander akten zouden daarstellen, als dezulke die mogen gekend zijn. Mijnheer, aan u en aan de wereld ben ik verschuldigd te verklaren de rol welke ik hier gespeeld heb. Denkt niet dat het geweest is uit pure gril of ijdele glorie. Gedurende mijn verblijf te Saardam, heb ik geen oogenblik de heilige plicht verge ten die ik te vervullen heb, als vorst van een groot rijk; van uit deze nederige woning heb ik dag en nacht gewaakt over 'l welzijn van mijn bemind volk. Dit was de oorzaak der talrijke bezoeken die ik er ontving en omrede der welke ik verdacht geworden was bij den grooten baillu van Holland. Mijne Russen zijnwat ruw van natuur, maar werkzaam, leergierig en goed. 't Zijn grootendeels halve sla ven die in d'onwetendheid kruipen en beheerscht worden door edelen, die trotsch over hunne geborte, peizen dat d ander menschen maar goed zijn om hun te dienen. De middenklas, die kunsten en wetenschappen beoefent en die 't licht en de zedelijkheid verspreidt in de kringen van boven en van beneden, die middenklas is bijna onbekend in mijn land. Daarom heb ik door mijn eigen voorbeeld aan de russische heeren willen toonen dat de arbeid niemand ont- eert, dat't vernuft zelfs de hooge klassen veredelt. Ik heb hier den arbeider leeren kennen, met zijne gebreken, zijne hoedanigheden en zijne noodwendigheden. En 'k mag u verklaren, Mijnheeren 'k heb veel ondervonden en veel geleerd; 'k heb gezien met eigen oogen dat er onder 't werkende volk zoowel edelmoedige gevoelens zijn, als bij d'hoogste klassen der samenleving'k heb ook gezien en ondervonden dat de gelukkigen der wereld op den troon ol in zijne nabijheid niet zijnIk bedank u dus, Heeren, over uwe huldebe tuiging; van heden leg ik mijne rol van schrijnwerker af; ik ben niet meer Pieter de Timmerman, maar Pieter, door Gods genade, kei zer der Russen. Men kan zich de verwondering inbeelden, die onder de menigte heerschtte; men kan denken hoe de balju, zijn klerk enzijn sergean ten daar stonden; de balju bijzonderlijk, die Pieter bedreigd en be spot had, zou zich liever duizend uren van daar gewenscht hebben hij bad en hij zocht naar een gelegenheid om te kunnen ontsnappen, zonder te moeten spreken en onder d'oogen van den Czar komen. Maar hij stond daar verdrongen tusschen de Ministers en Ambassa deurs en kon noch voor- noch achterwaarts. Eindelijk, al zijnen moed samenvattende, als de Keizer eenige oogenblikken had gezwe gen, de balju deed een stap voorwaarts, buigde diep en sprak op eerbiedigen en nederigen toon Sire, Majesteit, vergeef uwe ootmoedige dienaars de vrijpostig heid welke zij ten uwen achtbaren opzichte hebben genomen De wetwij wisten waarachtig niet,hadden wij u gekend... wij zouden Kom! kom! sprak de Keizer; mijn waarde man; ik neem niets kwalijk; g'hebt uw plicht gedaan; 't Gerecht moet er zijnen geëerbiedigd worden; maar ge zult nu toch verstaan, waarom ik u mijn papieren niet liet doorsnuffelen, en ge zult niet verder aandrin gen, om een onderzoek op mijn kamer te doen? O, Sire, Majesteit, al wat wij vragen is verschooning en ver giffenis. Deze, sprak Pieter de Groote, zijn u sinds lang geschonken en zelfs geen bittere gedachtenis zal mij van onze ontmoeting over blijven. ('t Vervolgt). i-«o»e»o«- OYERZICIIT. Keizer Willem en zijnen kanselier bismarek. Willem. na, 't is onze dappere kanselier die we daar hebben, en hoe is 't met de gezondheid Bismarck. Stillekens, majesteit, er liggen zwaro pakken op mijn hert, mijn asem kort, mijn beenen wankelen, mijn oogen verllauwen; ik zou willen stillekes op mijn gemak gaan leven. Willem. 'k Versta! 'k versta! uw politiek trekt niet we moeten een ander speur in, man, of te teufel houdt te fakkel. Bismarck. Mijn gedacht was nogtans zoo verheven Ge zoudt Keizer geweest zijn over de lichamen en over de ziolen. Willem. Bismarek, God alleen mag Keizer zijn over de ziolen al ander politiek is een Torenvanbabelbou wen; d'oudervinding heeft het ons geleerd... En wat nieuws in de wijde wereld! welke depèchen zijn er? Bismarck; Majesteit, een telegram uit Asia, dat d'Engeisckmans hunne overwinning tegen d'Af'ghans overroepen hebben. Willem. Naturlich, d'Engelschen staan alleen aan den telegraf naar Europa. Bismarck. -- De zoogezegde veldslag is maar oen schermutseling geweest; maar de positie der Engelschmans verbetert. Willem. Ze mag wel; want wie weet of straks den Rus niet op hun valt. Sebastopol is nog niet vergeten bij den Rus; en 'k zou wel die twee Staten malkander een lating willen zien toedienen. Van d^ander hebben wij niets te vreezen; Oostenrijk hangt aan ons sleppen Frank rijk ligt schrikkelijk op zijnen achternoen, iioe is't daar met 't nieuw ministerie Bismarck. 't Houdt zich stillekens achter Gambetta verborgen. Goed voor ons dat Frankrijk op zijnen draai en doebber is, want ware er een goed Nationaal Ministerie geweest, 't zou leelijk op onzen toren geluid hebben. Willem. Frankrijk, zeg ik, zwaddert en kan ons niet aanvallen Italië is jilleke leei't nog; Spanjo ligt achter zijn bergen; hoe is 't daar, met de Koninklijke Familie Bismarck I)e Koning is droef, de Koningin is ziek. en Oostenrijk speelt op,omdat zijn Prinses zulke wreede ontvangst geniet... Majesteit, ze telegrafeeron dat Rusland aan ons grenzen veel troepen bijeenschert. Willem. Goed! 'k zal u daarin 't geheim over spreken. Geen an der groot nieuws? En wat wordt er in Beigenland gedaan Gaat de Religie-Oorlog voort Bismarck. De Belgen willen hoegenaamd van de Staatsscholen niet hooren; hunne scholen zijn ingang en zelfs in de groote steden, ver boven de Staatsche. Willem. Een hevig en koppig volk, die Belgen't Is altijd te zien geweest. Josef II van Oostenrijk is van arragie gestorven, omdat hij die Belgen van hun Religie en Vrijheid niet kon krijgen.,.. En is 't Volk anderszins te vrede Bi'smarck. De lasten slaan op, de convois slaan op, de telegrams slaan op er is een groote wanorde er is daar 'ne Minister van Open bare Werken van d'onkababelste die er kunnen bomenen terwijl 't arm volk veel afziet, dat boer en burger moeten rekenen en cijfferen, om elk 't zijn te geven, de Minister der scholen.... Willem. Ha Van Humbeeckske wat gedacht toch, van 'ne Kornel der garde-civik aan 't bestuur te brengen.En wat doet hij 'r Bismarck. Met de Belgen lachen spelen in 't geld, gelijk de kin deren in 't zand figureert u 't volgende Niet ver van de poörfabriek van Wetteren, ligt het dorp Laarne de Staatsmeester is daar geble ven met 23 scholieren!

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1880 | | pagina 3