lil de Fraiisclie llevolulie.
r mnnnrrT—mnrnTin
2cVervoIg.
Mme Meyler, in wiens appartementen de Goeverneur van 's ko-
nings paleis verbleef, 't mensch leed schrikkelijke angstenze vrees
de en niet zonder rede, dat de tegenwoordigheid van M. de Cham-
panné aan d'ooren zou komen van dander Familiën die 't huis be
woonden. In die Familiën waren ongetwijfeld Jacobijnen, waren
vast en zeker bevreesde lieden, die alles zouden uitgebracht hebben.
Wat gedaan? wat gedaan? In Parijs zou niemand den Goeverneur
ontvangen hebben niemand; er moest dus elders een schuilplaats
gezocht worden en de dame peisde op een harer landgenoten, ook
een Engelsche, welke na de wreede moorderijen van 10 augusti Pa
rijs had verlaten en nu woonachtig was te Meudon. Ze zond haar
dus met 'nen bedelaar eenen brief en verzocht haar van zoo gauw
mogelijk met een rijtuig te komen; met een paspoort voor eenen
domestiek die met haar zou terugkeeren.
De bedelaar kwam met zijn brief goed te rechteMm2 Eliot las
hem, en ging aanstonds bij den meijer van Meudon, die de twee
pasporten afleveide, op conditie dat ze den eigensten dag zou terug
zijn. Zij huurde een rijtuig en reed juistbinnen Parijs, 's morgends
van den 2 september, dag die ook een bloedige reputatie heeft ge
kregen.
Aan de barreel van Vaugirard, toonde zij haar pasport aan de
soldaten, dan aan de sektie; men was wel verwonderd dat de knecht
er niet b'ij was, maar Mme Eliot zegde dat hij eenige papieren was
gaan halen, en men liet haar doorgaan.
Ze kwam zonder ongeval bij haar vriendin en hoorde er met ver
wondering dat M. de Champanne' nog leefde en dat zij verzocht was
hem buiten Parijs te brengen, onder den naam van haren dienst
knecht
Zonder aarzelen aanveerdde die edele vrouw dezen hoogst ge
vaarlijken post; ten anderen, 't is in de Fransche Revolutie besta-
tigd, dat 't vrouwelijk geslacht dikwijls wonderen van fijnen en
scherpzinnigen moed heeft aan den dag gelegd, om slachtoffers aan
de guillotien te onttrekken.
Mme Eliot wist 't gevaar waaraan zij zich blootstelde, de Markies
was ziek en zwak; van hem kon zijne geene medehulp verwachten
no°tans, zij wankelde niet... De dag was bloedwreed; groote moor
derijen hadden plaats, en onmenschen, Geuzemeesters zouden
schrijven ondieren, onmenschen, zegden wij, wangedrochten
trokken al huilende voorbij 'thuis van Mme Meyler en op hunne pij
ken stak 't hoofd van prinses Lamballe, een der hofdammen van
Louis Seize zijn Echtgenote.
Men besloot dus van tot laat in den avond te wachten;...... ten
half negen werd de Markies, als domestiek verkleed, in t rijtuig ge
bracht en 't kon 9 ure zijn, als de vluchtelingen voor den barreel
van Vaugirard stonden... Gevraagd om te mogen doorrijden, de
oasoorten getoonder werd geantwoord dat de strenge consigne
was ii Niemand hoegenaamd uit Parijs te laten. Mme Eliot pro
testeerde zegde dat ze thuis van doen was, dat ze niet wist waar
gaan en nu misschien g'heelden nacht in Parijs zou moeten verdwa
len Er werd haar geantwoord^ dat dit zeker spijtig was en zeer
SDiitig vermits eens tien ure geslagen, zij riskeerde aangehouden te
worden door de patroeljen, die last hadden van al de rijtuigen op
straat in beslas te nemen.
De toestand was gevaarvol. Mmc Eliot bad, smeekte, sprak, gelijk
een ziel in 't Vagevuurmaar al hare woorden botsten at tegen de
consigne, dat er niemand buiten Parijs mocht.
De Markies trilde als een blad, de koetsier speelde op; hij vreesde
zijn koets en peerd afgenomen te worden; Mme Eliot durfde niet
verder aandrhrgen, om geen vermoeden op te wekken; zi, durfde
ook den Markies in haar huis met brengen omdat er onder haar
meissenseen geslepen Jacobijnster was... De wacht had reeds t
neerd bij den toom genomen en omgekeerd; de koetsier legde
ziin zweep op den rug van 't peerd en vroeg: Waar naartoe Madam
meke?... Eensklaps kreeg zij 't gedacht van langs een ander poort
te pogen uit Parijs te geraken en deed zich naar de barreel der Helle
voeren Zelfde hinderpalen: «Niemand! hoegenaamd niemand
buiten Parijs! De koetsier was kwaad als 'ne getergden kater; 't
ging .0 uren zijn; de patroeljen zouden komen; en hij wilde met
aangehouden worden! Waarom met ergens een legist zoeken!
morde hij- w'hebben toch geen rede, om zoo haastig te zijn? of zou
een rede bestaan... Zoo grolde de koetsier en Mme Eliot, in zijne
woorden een begin van vermoeden hoerende, voor erger zaken vree-
Tende en toch tot een besluit moetende komen, zegde hem, om toch
voort te kunnen, dat hij zou gereden hebben naar een straatje aan
den bolvard der Invalieden, waar een arme hovenier harer kennis
W Danadregekomen zijnde,zonder slechte renconters, stapte zij uit het
rijtuig; maar ziet nu eens! de Markies was onbekwaam zich op te
rechten niet dat de moed hem ontbrak; maar t schrikkelijk lijden
dezer dagen had zijn lichaamskrachten uitgeput; de koetsier moest
komen, om hem uit zijn rijtuig te helpen; en om uit dezen gevaar
ten toestand te komen,wat doet Mme Eliot? zij veinst eene hevige
gramschap, roept dat de domestiek bedronken is en dat hl, mag
zeker zijn, zijnen opzeg te krijgen, zoohaast zi, zullen thuis zijn....
Dan laat zij den koetsier weggaan en logement zoeken
Ze stonden daar nu alleen, met wetende waarin o waarheen
Nadat de Markies eemgen tijd tegen eenen boom geleund heeft,
zegt hij te kunnen voortgaan.... t Was een prachtige nacht, gelijk
de maand September er leveren kan; heldere lucht, zoele warmte,
zacht geflikker der sterren; maar geen ziel was op de bol/ards! Een
weinig gerust gesteld zijnde door die eenzaamheid, de Markies en
zijne geleidster begeven zich op den weg die naar t hu,s van den
hovenier le,dt; maar nauwelijks zijn ze ,00 stappen gevorderd, als
ij een patroelje bemerken die rechts op komt; ze moeten achteruit
wijken of ze zijn verloren; Mme Eliot voelt haren moed zinken en
berst los in tranen.
Och, smeekt de Markies, madame, edelmoedige vrouw, laat
mij over aan mijn ongelukkig lot; g'hebt reeds meer gedaan, als ge
moest of kondet doen; ge ziet, ik ben verloren; laat mij hier, éen
slachtoffer is genoeg; gauw! gauw! redt uw leven!
Maar d'edelmoedige vrouw, een eer voor haar geslacht, zegt dat
zij voor niets ter wereld hem in zijn ongeluk zal verlaten.
Zonder ander inzicht als de patroelje van den bolvard der Invalie
den te vermijden, verwijderen de vluchtelingen zich in de richting
van de brug Bourbon en komen weldra aan d'Elyzsesche velden, na
nog twee patroeljen vermeden te hebben. Elf uren sloeg het op't
Paleis; de Markies kon niet meer voort, Mme Eliot was ook t'einde
harer krachten; maar toch verwierp zij 's Gouverneurs bede, als
deze haar vroeg om hem aan zijn lot over te laten.
Mme Eliot was niet ver van haar huis; doch zij had goede redens
er niet in te gaan; de Markies stelde haar voor, van naar Monceaux
te gaan, waarde hertog van Orleans woonde; daar toch zouden er
geen opzoekingen gedaan worden, vermits hij voor de Jacobijnen
sprak en stemde; er waren groote hoven rond dit kasteel; men kon
er zich gemakkelijk verbergen, en tijd winnen was veel.
Bij gebrek van iets beters, werd dit plan goedgekeurd; men trok
dus naar't verblijf van Orleans langs zijstraatjes en in eene dier
zijstraatjes stond het huis van Mme Eliot. Op den hoek der rue de
Mireme'nil gekomen, Mrae Eliot zag dat al haar domcstieken nog op
straat stonden te klappen. Men was juist bezig met op dien hoek
een nieuw gebouw te zetten; de Dame zegde aan den Markies van
zich daar te verbergen, terwijl zij ging zien hoe het er in haar huis
uitzag, en misschien middels zou gevonden hebben, om hem te red
den.
De verwondering der domestieken was groot, als zij hun madam
zagen komen, bijna half nacht, te voet, terwijl zij peisden dat ze ge
rust op haar buitengoedje van Meudon was. Zij zegde hun in korte
woorden, dat zij, in grooten angst over de gebeurtenissen, terugge
komen was; haar gerij was aan den barreel tegengehouden, en uit
vrees voor patroeljen, was zij verdoold geraakt.
Er werd dan natuurlijk gesproken over de moorderijen van den
dag, en Mme Eliot, die absoluut de keukenmeid wilde verwijderen,
zegde haar dat zij dood van honger was, en al moest het 10 louis
kosten, dat zij een kieken met salade wilde; 't was te vergeefs dat de
kokin zegde dat op dit uur al de winkels gesloten waren, dat zij schrik
had van de patroeljen, haar meesteresse drong zoo sterk aan, dat
zij, al murmurerende, 't kieken ging koopen, toen M. de Champanne
zich in d'opening der deur vertoonde. ('t Vervolgt).
--
ANTWERPEN. 't Is wreed, schrijven ze, gelijk er op de
karnavaldagen, door de geuzensoort de prij en de beest is gespeeld
ze vonden geen liêkes slecht of walgelijk genoeg. Leopold I, niet
tegenstaande protestant zijnde, als hij die Vrijdenkerij zag opko
men, schreef met het inzicht van zijn woorden publiek te maken:
Dat volk brengt ons naar de barbaarschheidDe stoomboot
van Rallus vaarde van Antwerpen naar Liverpooldaar aangeko
men zijnde, werd 't schip door de policie omringd en werden al de
matroozen aangehouden; de Douanen hadden in 'nen uitgeholden
mast van 't schip 25o pond gefabrikeerden tabak gevonden.
Zaterdag 7 dezer, rond 3 ure namiddag, stond een waggon
kolen op de spoorbaan nabij de statie van Schellebelle, toen een
speciale trein aankwam en met geweld tegen den waggon reed. De
werklieden, die bezig waren de kolen te lossen, werden van den
waggon geworpen. De genaamde A. Seghers, van Wetteren, viel
achterover en geraakte onder de wielen der lokomotief, die zijn arm
en zijn linkerhiel verpletterden. De jongeling is onmiddellijk naar
het hospitaal te Wetteren gebracht.
KORTRIJK, 16 februari. Verleden week wilde de genaamde
B.... 's avonds naar huis keeren, doch vond de deur zijner woning
langs binnen gesloten. Hij klom over een muur en kwam alzoo in
huis; toen hij in de keuken kwam. strunkelde hij over een voor
werp', dat hij uit hoofde der duisternis niet kon herkennen. Hij
stak eene lamp aan en zag dat hij bijna gevallen was over het lijk
van zijne vrouw, dat op den trap van den kelder lag, het hoofd naar
beneden en de voeten buiten de kelderdeur. De justicie heeft onder
zoek ingesteld en de lijkschouwing bevolen.
Donderdag 12 dezer was het volop feest le Bassevelde, 't was
de plechtige wijding der Vrije Katholieke School. 426 kinderen trok
ken, door het muziekkorps geleid, stoetsgewijze uit het klooster
naar de parochiekerk. Hier had eene Solemneele Mis plaats, waar
onder een treffend omstandigheids-Sermoen. Na de H. Mis trok de
Stoet gevolgd van ontelbare geloovigen, naar de nieuwe school om
er de wijding van bij te woonen. Ge zoudt onze Basseveldsche geu
zen moeten zien kijken hebben! dezen die er den dulsten uitzag,
had oogen gelijk aan twee zwaarte kanonballen. Nu t en is de
schuld niet der Katholieken. De vrije School is een groot, ruim,
gezond lokaal, gebouwd in eerste order, zoo dat al de Geuzen-No
tarissen, Kommissarissen, klakpotters enz,, mogen komen kijken?...
Als zij maarbinnen gelaten worden!.. Dat is, verdikke, de kwestie.
BRUGGE. Op Aschewoensdag morgend kwamen zes jonge
Geuzen in de Kerk der Jesuieten ze waren van 's dijnsdags nog
niet slapen gegaan en begonnen in de kerk te klappen een patr.r
kwam uit zijnen biechtstoel en verzocht hen te zwijgen vier gin
gen er weg; de pater naderde tot de 2 anderen ze wilden noch
zwijgen noch weggaanhij greep een der Geuskes bij de kraag, en
bracht hem tot aan 't portaal, alwaar de Geus aan de Pater een
hevige vuistslag in't wezen toebrachtterwijlent vroeg de andere
Geus aan de stoeltjeszetster, wanneer men te Communie gaf; een
getuige riep: Schijnheilige! gij te Communie gaan! gij, die van
't bal komt!.... Zegt, geachte Lezers, begint het met te ver te gaan?
Zijn de Voltaires niet dik gezaaid? Tusschen zondag en maan
dag hebben te Brugge jagers te peerd en burgers gevochten.