persoon alleen, verschelde honderde duizende tranken; dat isatschu-
weli|k; 'tgeld, dat uit Brussel komt naar de geuzescholen, is't geld
van u en van mij, 't geld van zoo menige wees en weduwe, 't geld
dat met dreigementen en citatien, bij den ontvanger geraakt.
IV. De verkwisting is grouwelijk, van dorp tot dorp, van
stad tot stad; de verkwisting is moedwillig; om maar éen exempel
te geven: 't Is uitgerekend dat in de Vlaanderen de Gemeentescho
len, die het minste kinderen hebben,voor 432 leerlingen, 724 onder
wijzers bezitten, die te samen éen millioen negen en tachtig duizend
zes honderd en twintig franken trekken, (1,089,620 fr.) zonder den
intrest der gebouwen; ik, Macharis, noem dat wreede landopeterij
n V. Die zijn geld verkwist aan nuttelooze zaken, zal korts na
dien de noodzakelijke missen; ziet eens gepasseerde winter wat er
niet afgezien is; een land in vrede en welvaart, moet sparen tegen
dat er slechte dagen komen; laat hier eens een volksnijverheid stille
vallen, en de werkende Belgen zullen in ander landen hun brood
moeten gaan bedelen VI. 't Kostelijk Belgengeld wordt verkwist
uit nijd, uit razernij; ha, zeggen de Ministers, ge wilt ons school
niet; maar, ge zult toch betalen! de kostelijke Belgenvrijheden wor
den onder de voeten getrappe.d!
VII.—'Wie op de wereld kan dat loochenen? dat hij vooruit trede
Zoo niet, zijn er geen redens, geen kapitale redens om te werken en
te bidden, tot verlossing van 't Vaderland
Uw toegenegen vriend en strijdgenoot,
MAGHARIS.
N. B. Ze zeggen dat Lucifer in persoon de groote zittingen der Fra-
massonnerie presideert, in zienlijke gedaante; en de Volkeren van Al
giers zijn gerevolteerd tegen de verdrijving der Kloosterlingen.
O'OUDE KENNISSEN, DIE SPREKER.
Tonia. Maar, Domien mijnen man, wat wordt de wereld een
droeveprochie! 't is perbliksem, deen moord achter d'ander! gepas
seerde week spraken wij met schrik van de moord te Malonne, van
'ne zoon die zijn eigen vader vermoord .heeft.
Domien. - Ja, 't was daar al lang een droeve positie de zoon
zwierde, vertoonde den Geus, de prisj en de prij, en de vader dronk
zich alle dagen zat in genever. En d'ander week hadden wij een
abuus gehad met van ae moeder te spreken. Ze was van over 2 jaar
gestorven.
Tonia. Gelukkig voor 't mensch
Domien. Van over twee jaar gestorven, zeg ik en dezelfste
zoon, die nu zijn vader vermoordt, hij stond aan de deur als zijn
moeder op sterven lag en verbood den Geestelijken van met Ons Heer
over den dorpel te komen.
Tonia. Wat monster van wreedheid wat wild stekelverken
Is 't van zijn leven g'hoordhoe geraakt 'ne mensch tot zulke wreed
beid!.... Én is't niet rond Antwerpen dat weêr een moord is ge
beurd
Domien. Ja, mensch, te Deurne.
Tonia. - Een pachtersse.
Domien. Een vrouw van 65 jarenvoor eenige honderde frank-
skes die 't mensch gespaard had, is zij van 't leven beroofd.
Tonia. Wat voor 'ne wereld wordt het
Domien. En in al de steden is de policie verdobbeld en de mar-
chossés loopen er dik
Tonia Fleus zal 'ne mensch benauwd zijn van eenig geld te
hebben! 't is reéel affreus, gelijk er schelmstukken bedreven wor
den! En hoe meer wetten dat ze maken, hoe erger het is.
Domien. Vrouw, er kunnen geen wetten gemaakt worden tegen
de deugnieterij der menschen; hoeveel zijn er niet die ongestraft met
't gestolen geld leven en brassen! hoeveel zijn er niet die vrij en
vrank d'opbrengst van een moord blijven genieten, hier in ons land
zoowel als in Frankrijk! En dat stookt de booswichten op iedereen
die steelt of moordt, zegt't en zal niet uitkomen
Tonia. Gelijk den schelm van Mestdag die zijn slachtoffer m
stukken sneed.
Domien. Enden krawat van Meclielen die een kind in den kel
der begroef... Nu, om voort te gaan, met de menschelijke wet alleen
is er geen samenleven mogelijk; de Wet van God moet er zijn en t is
omdat ze die wet uit d'herten bannen, dat er zooveel schelmstukken
komen.
Tonia. Dat is zoo kleer als t licht van den dag. Als ik hierna
geen straf vrees, of geen belooning verwacht,ik zal liegen en bedrie
gen stelen en moorden om aan geld te geraken en mijn lusten te
voldoen Hoe en zien al die groote mannen die groote mannen dat
niet? Een lomp stuk hout zou 't verstaan, en ge vindt groote geleerde
menschen.die diffrente talen kennen en deze eenvoudige redeneering
niet begrijpen. Willen ze niet, of slijpen z'alwillens de menschen
naar hun' verderf?
Domien Mensclilief, ik zalu daarop antwoorden dat dhoo-
veerdigheid een beletsel is om de waarheid te zien Wat heeft Ons
Heer zelf gezegd? Tenzij gij niet gelijk wordt aan kleine kinderen,
ge zult het rijk des Hemels niets bezitten. Is het dan te verwonde-
ren dat hooveerdige menschen d'eenvoudigste waarheid niet begrij-
pen 't is voorzegd: ge moet knielen om in den biechtstoel te gaan,
en ge moet u vernederen om de gaaf van 't Geloof t'ontvangen.
Tonia. Schoon en touchant gezegd, man
Domien. Verstand hebben, is niet genoeg 'k repeteer het: ge
vindt er veel die g'heète bibliotheken leeg gestudeerd hebben en die
zoo dom zijn als 'ne rog in de noodzakelijkste kennissen.
Tonia. Gelijk de liefhebbers van 't officieel onderwijs.
Domien. Ja, daar zullen ze 'nen hennen van dood doen, veel fa-
miliën in den druk. helpen.... Dat is zoo klaar als t licht der zon, het
spreekwoord zegt: Die niet wilt zien, moet gevoelen! maar de dwaze
hooveerdi^e kerels van onzen tijd zien en voelen, dat met al hun
nieuwe slechte planeten en projekten, de samenleving in nen put
van ellenden valt en met de
beenen omhoog tuimelt... Da
gelijks ondervinden een me-
-nigte Ouders, dat zij 't hert
—afgetrapt worden doordejonk-
r heden, die hun christelijke
plichten vergeten; engezoudt
zeggen ze zullen een ander
baantje inslaan! ze zullen den
put vullen! neen, zedoebberen
fedurig voort... en ik vinde
at dom! aartsdom! laplanders
zouden slimmer zijn.
Tonia. 't Is gelijk ge zegt, d'hooveerdigheid die gestraft wordt...
MOEDER DOKa EN M. LftPATTE.
Doka, een brave vrouw der werkende klas, is bezig met patatten
te schellen, terwijl haar dochterken in vakantie, zich met eenig
nuttig werk bezig houdtonze Doka peist en
zegt in haar eigen: 't Is toch wreed, dat mal
heur daar te Blankenbergh twee zoons ver
dronken! Wat is 't geluk dezer wereld broos en
onzeker! rijk zijn, in een badstad wonen, meinen
veel plezier te liebben, en plotselings door dien
slag getroffen worden... Och Heere, geeft ons
altijd de gratie van te vreden te zijn met ons lot,
van in vreugd en verdriet uwen naam te zege
nen en van altijd d'oog t'houden op 't eeuwig
leven.... Want hier, 't is d'een miserie achter
d'ander.... Doka kijkt op en verschiet.... Ei, wie
komt daar weêr af! M. Lapatteü! wat slecht
nieuws mag hij nu aanbrengenOverjaar is hij
mij komen lastig vallen voor de scholen hij zal
mij nu toch gerust latenM. Lapatte, 'ne geus met veel manieren,
maar... ik ken zijn leven... foei.Kindlief, ga 'ne keer voor een half
uurken bij uw tantjen, (want hoe verder de kinderen van geuzen
zijn, hoe beter)... Alia, hij komt, in Godsname! laat ons wijs en
voorzichtig zijn.
M. Lapatte komt stout en stijf binnen en zegt
met veel beleefdheid: Dag moederken.
Dag M. Lapatte
't Gaat hier allemaal wel, gelijk ik zie?
God zij gelofd, M. Lapatte
Mensch-lief, 'k en zal niet lang uwen tijd
afnemen, en u in korte woorden zeggen waar
voor ik kom
Zet u neêr, M. Lapatte
Neemt geen attentie: Ik zie daar uw doch
terken uitgaan.
Ja, mijnheer, op commissie
En ze gaat nog altijd naar school? en uw
manneken ook?
Ja, M., wij trachten ons devoiren te doen en ons kinderen een
edukatie te geven, volgens hunnen staatwant geleerd zijn komt
altijd goed te pas, voor alle stielen en bedrijven; en....
Hoort eens, mqederken, ik kom u van de jaar weêrom verzoe
ken van uw kinders naar ons scholen te zenden. Ze zijn immers zoo
goed als de katholieke.
Zoo dat de kathqlieke scholen ook goed zijn, M.?
Maar d'ons, niet min
Waarom, M. Lapatte, ons dan niet vrij en gerust laten
- 't Is een vriendschap die wij u vragen
M. Lapatte, in al ander zaken zouden wij u geerne voldoen
maar hier staan wij voor een plicht van consciencie; wat kunnen wij
aan ons kinders achterlaten, als een braaf en eerlijk hert! Och,
M. Lapatte, is 't niet wreed dat 'ne mensch daarin moet geconter-
karreerd worden? Ge zegt: ons school is ook goed de Protestanten
zeggen ook: alle Religiën zijn goed
Vrouw Doka, zoodat g ons refuseert
M. Lapatte, 'k moet
En uwen man
Is juist van 't zelfde gedacht, M.
Maar, vrouw, die katholieke scholen kunnen niet blijven be
staan Ge moet toch vroeg of laat in ons handen
Och M. Lapatte, met uw permissie, overjaar zeidet gij de ka
tholieken zullen nooit scholen hebben, en zie'nu 'ne keer Belgenland
rond! Van dorp tot dorp zijn er groote scholen, terwijl d'officiëele
school dood en te niet is
Ja, met den dwang der Geestelijken
Foei, M., dat is gelogen als er iemand dwingt, dan zijn het de
Geestelijken niet; de Geestelijken spreken met rede, tot het hert; en
de geuzen alleen dwingen onredelijk
Ha, ge durft zeggen dat ik gelogen heb
M. Lapatte, ik laat u in uw eer, maar 'k doe de feiten spreken
en mag ik u nog iets zeggen
Laat hooren
G'hebt mij overjaar gezegd en gezworen dat de Paus van Roo-
men d'officiëele scholen niet veroordeelde
Awé
Welnu, 't is nu geheel anders uitgekomen, direkt uit Roomen
Wie zegt dat
Durft ge zeggen, dat de Paus van Roomen, expres geen bulle
geschreven heeft om de Staatsscholen te veroordeelen, juist en zoo
streng als de Bisschoppen
(M. Lapatte zwijgt.)
Ge ziet wel, M., dat er van 't begin af leugens in 't spel waren;
't is nu zoo klaar als de tafel die daar staat,dat 'ne Christene mensch
die scholen niet kan voorstaan zonder zijn doopsel te verzaken En
M. Lapatte, g'hebt toch ook een ziel, man; 't is voor uw goed dat ik
het zeg; wij worden alle twee oud; we zijn geenen dag zeker, en gij
hebt toch ook een ziel zalig te maken....
Bah! bah! dood, al dood ziel! ziel!!
Doka, haar armen open slaande, roeptWel, grooten God, ha,
ge zegt: dood, al dood! En met zulke gedachten in uw hert durft gij
ons kinders komen vragen!!! Dood, al dood! dan moeten de kinders
hun Ouders niet meer eeren, helpen en gehoorzamen! Dan moet er
geen eerlijkheid, geen eerbaarheid in ae wereld zijn Wel, wat
grouwelijke dingen moet ik in miin huis hooren!!???
Hoort, vrouw, 't is nu wel; 'k zal u vinden! ge zult het gewaar
worden! en als gij en uw kinders van honger kreveert, 't zal uw
schuld zijn.
Mijnheer, zegt Doka, met ontroerde stem, ik zal, in Gods naam,
geerne alles lijden voor 't Christelijk Onderwijs van ons kinderen
maar nu, dat ik uw gedacht ken, nu zeg ik Nooit! nooit zult gij
die Christene zielkes hebben!
We zullen uw scholen deen sluiten!
En dan blijven de kinders thuis! liever de dood als goddelooze
kinders kweeken
De geus Lapatte loopt weg, grove dreegementen uitsprekende, en
Dokakeert zich tot haren Kruis-Lieven-Heer en zegt haar handen
vouwende: Mijn Heer en mijnen God! in U gelooven wij, in U hopen
wij, U beminnen wij! heden verzaken wij nog eens aan Satan en aan
zijn Scholen; wat Gij bewaart, is wel bewaard;., liever alles lijden,
liever de wreedste dood sterven, als ons Geloof te verzaken.... Neen,
neen, we zijn toch niet zot, wij kweeken ons kinders niet op tegen
God
w*jea»c.f -.-. e
^'SkttMfeatvHCWteSSfc