Brief aan de Geuzenmeesters. Geachte Lezers en Vrienden, De meesters, om zich gerust te stellen, en om het volk te verleiden, weten zoo wat arme zeever te vertellen; en ik. vinde dat het noodig is eens te antwoorden. Vooreerst, de meesters der geuzescholen, zeggen bij Jan en alleman Wij leeren geen slecht en wij zullen nooit slecht leeren. Maar wat ver staat gij door slecht leeron? is dat aan de kinders zeggen Er is geen God. Gij moet nietgelooven wat de Priesters zeggen. Gij moet niet bid den. Stelen is geen kwaad, de mensch heeft geen ziel, dood, alles dood, enz. enz. Meesters, is het dit dat gij wilt zeggen? Daar is niemand die U daarvan beschuldigt; dat is arme zeever; wij weten allen dat gij zulke goddeloosheden niet zult leeren. Maar daar is de kwestie niet; geheel de kwestie is, dat gij geen goed moogt leeren, en dat de Gods dienst en God met zijn gebod en leering, uit uwe school gebannen zijn. Het onderwijs, volgens de nieuwe wet, verbiedt aan de kinders den Godsdienst of hunne christelijke plichten te leeren en zoo een onder wijs, willen wij, christene menschen, niet en daarom hebben wij ka tholieke scholen gemaakt, omdat het onderwijs van den Staat goddeloos is, en de scholen zonder God zijn. Dat is zoo klaar als den dag. Leest art. 4 van de nieuwe schoolwet: Het Godsdienstig Onderwijs is buiten gesloten. Ten anderen, Meesters, gij hebt allen in uw bezit eenen brief van Minister Piet Van Humbeeck, en daar staat klaar in Het Onderwijs mag noch katholiek,noch joodsch, noch protestantsch zijn... Dat is klaar! vervolgens is alle godsdienst, alle geloofsbelijdenis uit uw onderwijs gebannon; daaruit volgt dat gij in uw in uwe school niet moogt spreken van God met alle zjjne eigenschappen, gelijk wij, christenen, hem er kennen en dienen. Ja, gij moogt van eenen God spreken, welke joden, turken, Ketters, schismatieken konnen aannemen. Daaruit volgt nog dat gij aan de kinders niet moogt leeren Dat God de Zoon voor ons is mensch geworden, gekruist, gestorven, enz. Gij moogt in uwe school niet leeren als punt van Geloof: dat Maria do Moeder Gods is, dat wij haar mogen en aanroepen. Gij moogt niet leeren dat er een vagevuur is, en gij moogt niet leeren aan de kindersin uwe school.dat zij voor hunne overledene ouders mogen bidden. Neen, dat moogt gij niét, dit is da Roomsche Katholieke Leering, en het is klaar dat uw onderwijs niet katholiek mag zijn; uw onderwijs moet onzijdig zijn en gij moet zeggen aan de kinders in uwe school: Alle religiën zyn goed, men kan in alle Religiën zalig worden, en geen Religie is bijgevolg goed. Gij, meesters, gij weet het, Pieter Van Humbeeck heeft stellig ver klaard, dat gij de drie eerste geboden van God niet moogt leeren en daaruit volgt dat gij aan de kinders in uwe schooi niet moogt voorhou den, als plicht.dat zij eenen Ged alleen moeten erkennen, beminnen en dienen. Gij moogt niet zeggen dat God lasteren, zonde is. Gij moogt aan de kinders niet voorhouden als plicht, dat zij den zondag moeten vieren, moeten mis hooren en zich onthouden van werken. Neen, dat moogt gij niet leeren in uwe school en dat is stellig verboden die drie geboden van God zijn door Piet uitgeschrabt, en gij,meesters, kunt dat niet loo chenen. De zeven andere geboden waren er ook haast aan, doch zij zijn geble ven, als zedeleer; dat is te zeggen: Gij moogt aan de kinders leeren dat zij hunne ouders moeten eeren, enz., en dat zij niemand mogen kwaad doen... Maar, meesters, gij moogt niet zeggen, dat God het gebiedt, gij moogt niet zesrgen dat het zonde is, deze geboden te overtreden en dat zy aan God zullen rekening geven. Neen, meester Piet erkent geen ge boden van God. Wel, meesters, is dat nu een onderwijs voor kinders? in de school niet mogen hooren van God of zijn gebod? zoo een onderwijs willen wij niet; daarom,uw onderwijs en uwe scholen zijn gedoemd van de Pauzen van alle tijden, en uwe scholen zijn verboden, omdat God er is buiten ge zet; zelfs uwe groote minister en framasson, Frère-Orban, heelt ver klaard dat de Paus de nieuwe schoolwet niet kon goedkeuren. Dat hebt gij gelezen gelijk wij, en hij voegde daar eene grove leugen bij, als hij zegde dat de Paus, de Bisschoppen ongelijk gaf in het nemen van maat - regels om het Staatsonderwijs te verijdelen; eene leugen, welke gij nog gelooft, omdat het u wat méégaat. Meesters, gij zegt aan de simpele menschen: Wij leeren den Godsdienst en den Katechismus gelijk van te voren, en wij bidden voor en na de school; niets is veranderd, alles is gebleven gelijk het was. Zoo, gij leert den Katechismus en den Godsdienst en het is u verbo den door de wet en door de circulairen van meester Piet; uw onderwijs mag niet katholiek zijn. Onze meester zegde mij: Wij trekken ons de nieuwe wet niet aan; zoe! een schoon compliment aan hetgoevernement en aan meester Piet; de geuzemeesters lachen met zijne wet en circulai ren, en de liberalen beschuldigen de katholieken van oproer, dat zij de wetten van het land niet eerbiedigen 1 En dan, de liberale meesters la chen met hunnen minister Piet, met zijne wet en circulairen, dat gaat er vies bij de liberalen! Meesters, als gij de wet niet volgt, gij bidt voor- en na de school, gij leert de christelijke leering; niets is veranderd; waarom is dan de nieuwe schoolwet gemaakt? De liberalen hebben geheel het land in rep en roer gesteld. Gij doet overal den oorlog aan uwe Pastoors en aan de katho lieke Burgers, die wet heeft al millioenen gekost en zal nog millioenen kosten. Gü hebt eenen ministei van onderwijs en hij trekt alle jaren 20,000 franken. Gij hebt al die inspecteurs en geuzecomiteiten, inspec teurs van 4000 fr.; het Staatsonderwijs is om zeep, en nu komt gij af, daar is niets veranderd; en nu dient die ongelukswet tot niets; zijt gij zot of lacht gij met ons? heeft men, van als de wereld staat, zulken dom- men praat gehoord? is wel ooit zoo eenen minister vernederd gelijk Piet; dat hij nog wat schaamte in zijn lijf had, hij kroop in den put wel ken hii voor onze Religie te begraven, gemaakt heeft; want het katho liek was dood, zegde Piet, en hij had al den put gemaakt. Wel, Piet kan er nu inkruipen. Gij leert den Catechismus, meesters, en gij hebt gelezen, gelijk wij, alle de blasfemiën, uitgesproken in de Kamers tegen onzen H.Godsdienst en tegen den Catechismus. Gij hebt gelezen, dat men in da Kamers ge zegd heeft: den Catechismus is eenen zedeloozen Doek hij mag in de handen van de kinders niet zijn; hij is gevaarlijk, hij is een belet tot ont wikkeling van het verstand; en nu, meester, gij leert dien boek, zoo slecht bij Piet, en nu mbeten wij u 100 fr. meer betalen per meester, om dien slechten boek te leeren Zijn zij zot of zat? het is schande voor ons Land het is uitzinnig en ongehoord van eenen minister van België, en gij zegt nog: O die liberalen, dat zijn mannen meester Piet van Hum beeck, dat is 'ne vent, jongen. Schande is het Gij leert den Catechismus, en het is u verboden door de H. Kerk; er is eene kerkelijke wet die zegt: niemand, hetzij wereldlijken, hetzij gees telijken, zelfs een priester, mag den Catechismus leeren in eene school of collegie, zelfs in eene kerk, zonder machtiging of toelating van den Bisschop. Maar dat trekt gij u niet aan; meesters, mogen alle menschen notaris spelen en docteur spelen? Neen, niemand mag notaris zijn o docteur, zonder machtiging van den Koning. Nu, het gouvernement heeft zorge voor ons tijdelijk, zoo heeft do H. Kerk zorge voor hare Leering dat iedereen die niet mag leeren in het openbaar; vindt gij dat niet wijs en voorzichtig? maar daar lacht gij om. Hoe doet gij Catechis mus? gij moet leeren aan de kinders volgeus den Catechismus, dat zij moeten gehoorzamen aan den Paus en de Bisschoppen, in alles wat ge loof en bestier der Keik aangaat, en gij zelve zijt ongehoorzaam! Uwe christelijke leering is schismatiek,den bisschop kanu geene macht geven, want hy heeft in de scholen van den Staat niets te zeggen. Meesters, gij weet nog simpele menschen te verleiden, door den vol genden onnoozelen zeever: overjaar en voor de nieuwe schoolwet, wij waren goede Meesters, wij waren den vriend van den pastoor en van alle de bezondere ingezetene, en nu, op éenen dag, zijn wij slechte ge worden; dat is nu iets dat is komiek op eenen dag van eenen goeden eenen slechten worden Meesters, dat dunkt mij dom te zijn, want wij laten u gelijk gij zijt. Maar wij willen van de nieuwe wet niet en wij willen van de scholen niet die onder die wet staan, en wij willen niet van de vijanden der H. Kerk, die ons, katholieken, vervolgen, en het is onze schuld niet dat gij bij die kliek staat. Maar du, meesters, moet ik u ook eene vraag doen, zij trekt goed op uwen armen zeever, maar is toch wat gegronder en moeielijk voor u om die te beantwoorden; leest met aandacht, meesters; over een jaar, voor de schoolwet van Piet, mochten den Pastoor en Onderpastoor in uwe school komen en onder uwe school mochten zij de kinders vragen en de christelijke leering uitleggen, en gij waart kontent als M. den Pas toor eens kwam. Gij mocht dan wat rusten en het was eene recommen- datie voor uwe school. Gij zegdetM. de Pastoor, hoe meer »ioo liever en nu Meester, mag de Pastoor noch Onderpastoor, noch zelfs M. den Deken, Diet meer in uwe school komen zijn zij nu ook slechte gewor den? Ik weet, wat gij antwoordt; zij mozen komen gelijk van te voren, Meester, dat is on waar. Volgens de wet mogen zij maar komen voor of na de school en hebben geen het minste recht, het onderwijs of de boeken t'onderzoeken. Zij zijn gevraagd om als uithangbord te dienen maar de Paus en de Bisschop pen zeggen Daarvoor geven wij ons Priesters niet! Dj Priesters mogen de Vrijmetsers niet helpen om 't volk te bedriegen. Meesters, de Geestelijken zijn niet veranderd ten uwen opzichte. Maar gij zijt veranderd ten opzichte van de Priesters, Meesters, velen van u, hebben geweten met in uwe school te blijven, den staat te dienen, en de wet aan te nemen, dat zij misdeden want velen van u zegden; indien ik een ander bestaan had, ik verliet mijne school! Gij moest uwe school niet verlaten, als zij niet slecht was; dit is eene kosteiijke belijde nis die vele meesters gedaan hebben Gij hebt verstand genoeg om te zien, wat de nieuwe wet was. Gij had maar drie puntjen te overwegen: ten eersten, was het noodig eene nieuwe schoolwet te maken ten tweeden, wie hebben die wet gemaakt en gestemd P antwoordt daarop, Meesters; ten derden, waarom hebben zij (lie wet gemaakt? emdat het tewel ging tusschen Meesters en de Geestelijken; de Pastoors in het algemeen hadden eenen vriond inden meesteren de meester eerde zijnen Pastoor; dat was op den buiten al gemeen, wel, meesters, hebt gij nu beter vrienden? Ziet nu eens met wat mannen gij zijt ingespannen? die wet hebben zij gemaakt om de meesters van hunne Priesters af te trekken, en twist en tweedracht te maken, is dat niet waar, meesters Gij zegt nog de katholieken hebben te haastig geweest om scholen te maken, zij moesten het eens afgezien hebben.Hola meesters, om het slecht tegen te werken, kan men niet te haastig zijn, en hadden zij gewacht en de kinders bij U gelaten, het was «ene goedkeuring geven, op voorwaarde, aan eene wet die in haar zelve goddc!"us is, en daaraan mag men zelfs geen schijn van goedkeuring geven. Is dit nietwaar? dat slechten goddeloos is in zich zelve, en tot een slecht oogwit is gesticht, moet haastig gevlucht worden. Wij moesten het afgezien hebben wel, meesters, gij hebt het afgezien! bevindt gij er u goed meê? Gij hebt het zoo schoon afgezien dat gij nu gevangen zit en er ni3t meer uitgeraakt. Geheel uw Staats-onderwijs is om zeep, en wie zal het nog ooit kunnen uit den afgrond oprechten Piet Van Humbeeck heeft het onderwijs be graven, en bij ligt er onder, en gij daarbij, dat hebt gij gowonnon. Van alzoo, wetens en willens, met liberalen en framassons msê te doen. Gij zijt nu kwaad op uwe Pastoors en op alle katholieken van uwe gemeente; en nogtans, over éen jaar, als wij al te samen werkten om de ongelukswet te doen mislukken, het was ten uwe voordeale en gij werktet tegen ons. Gij riept: zij schreeuwen eer zij gebeten zijn, en gij wildet de petitien niet teekenenen gij keurdet de menschen af, en zegdetteekent dat niet! Hewol, meesters, gij zijt nu allen gedwongen liberalen. Gij moet uwe Geestelijken tegenwerken. Gij moet hun aankla gen, de menschen opmaken, tegen hunne Geestelijken Gij hebt nu den tijd, gij hebt niets te doen, maar het is toch geen schoon werk, want die van den Priester eet, sterft er van Gij zegt nog waarom hadden do katholieken geen trouw in ons Meesters, wij hebben met u niet te rekenen, gij zijt knechten van mees ter Piet, en dien betrouwen wij niet; in de kwestie van onderwijs, heeft hij geen trouw in de katholieken. Meesters, die in uwe school gebleven zijt, en gij Ouders, die uwe kinders daar zendt, de Paus heett gespro ken, alle ile Bisschoppen van gansch de wereld, doemen eene schoolwet die den Godsdienst verbiedt te leeren, alle Priesters, en alle katholie ken werken te saam, en gij alleen hebt meer verstand. Weet wel, wat het is, ongehoorzaam zijn aau do H. Kerk En daarmede heb ik d'eer u te groeten. JAN Rechtuit. Over eenige maanden, in een parochie, dicht bij Wetteren, kwam de oppermeesteres der geuzeschool in moeielijkheden met oen harer hulp- ondorwijzeressen, over het doen van den Catechismus. De oppermeeste- res, die nog een weinig scrupuleus schijnt te zijn, had hare gezellin verzocht om deze taak op haar te willen nomen, en Catechismus te geven voor beide klassen. Maar de hulponderwijzeres schoot in een he vige gramschap en antwoordde met duivelsche razernij Ik zal mij verdoomen voor mijne kinderen en gij voor de uwe Zulke woorden doen schudden en boven, bijzonderlijk als zij komen uit don mond van iemand die gelast is met de opvoeding der kinderen. (De/.e hulponder wijzeres is heden hoofdonderwijzeres.) Zij bewijzen te meer dat de geu zen-onderwijzers en onderwijzeressen zelvon overtuigd zijn van het kwaad, dat zij bedrijven, mat tegen hot gaboi hunner geestelijke Over heden te werken. In Frankrijk, 't is onlangs gebeurd, 'ne schrijver van slechte boeken weigerde iemand als huisknecht t'aanveerden, omdat hij zijn slechte schriften gelezen had;... Zoo gaat het de vuige boos wicht walgt van zijn medeplichtig slachtoffer, en de rijke Vrijgeest, verstoot degeen die hij bedorven heeft.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1880 | | pagina 3