D'Inkwisitie te A.alst. der Vrijmetselarij; en laat ze nu maar inquisitéeren, tieren, lawijen en troebel water zoeken, 't Vrij Onderwijs beletten kunnen ze toch niet, zoolang de Grondwet bestaat; en om de Grondwet te verande ren moeten ze 2 derde van de stemmen hebben; en zoo ver kunnen ze niet geraken. (Zitting van maandag 4 octobar; 9 gendarms zijn aanwezig en krijgen de strengste bevelen, om wacht te houden binnen de zaal, buiten en rond het Landhuis). 't Slaat 9 ure; de geuzen-kopstukken Willequet, Lippens en Devigne treden binnen en zetten zich op hunne zetsls. Deurwaarder Ringoir doet de getuigen van Wichelen in de kamer der getuigen gaan. M. Donatus Matthys Present, M. Gelief in da zaal der getuigen te gaan. M.den Pastoor van Hofstade? De Eerw. Heer Pastoor treedt nader; hij is de eerste getuige van de zen dag. 't Publiek is zeer talrijk; al die t'Hofstade weg kon, heeft den welbe minden Harder gevolgd tot de Rechtbank. Naam, bedrijf, ouderdom en woonst Felix Verlot, 62 jaren, Pastoor te Hofstade. (Terwijl de Pastoor den ead aflegt voor den Christus, welken de Vrijmetsers zoo wreed vervolgen in de ziel der Christene kinderen, tre den de Meester van Hofstade en zijn hulponderwijzer Charel binnen, en nemen plaats op de bank tegen den muur.) M. de Pastoor, zegt de President, ge zijt hier geroepen als getuige over verscheide zaken die tegen u zijn aangebracht. Gelief ons eerst en vooral te zeggen, wat er is van die Predikatiën tegen de Staatsscholen? M. den President, antwoordt de Pastoor met kloeke stem en eene houding, die de Rechters ontzach inboezemt, M. de President, onder mijnen eed ik verklaar dat sedert dat de wet gestemd is, ik tegen de Scholen niet gepreekt heb, noch de school genoemd goddelooze of zede- looze, maar alleenlijk een gebadeken afgelezen dat ons door de kerke lijke Overheid was gezonden, en dat eindigde alsvolgtVan Scholen zonder God en van Meesters zonder Geloof, verlos Ons, Heer In deze zaak. M., ben ik zeer voorzichtig geweest. Maar de getuigen verklaren het anders M. wij preêken altijd op't Evangelie en kunnen wij gebeteren dat de menschen ons sermoenen uitleggen? Als wij preeken, 't zij op de dronkaards, op d'onrechtveerdigaards, enz., er is toch altijd iemand aan plichtig en tegenwoordig de Meesters peizen dat het altijd op hun is Wat kunnen wij daar aan doen (Dit eerste deel wordt opgeschreven en de Voorzitter ondervraagt M. den Pastoor over zijn handelwijze met den Meester? Hebt gij hem niet aangeraden, zegt hij, van onzijdig te blijven,zijn geld te trekken en naar de kinders niet om te zien? M. de Pastoor antwoordt NEEN. Hebt gij geen voetstappen gedaan om hem t'overhalen Ja! moet ik alles over die zaakzeggen Goed dan... In de maand Juni 1879 (de sekretaris schrijft op, namate de pastoor spreekt; zoo zou het altijd meeten gaan, want als de woorden der vrije getuigen langs den mond der Rechters g'akteerd worden, ze verliezen veel van hun kracht en duidelijkheid.) In Juni 1879, zegt M. den Pastoor, ben ik M. Meirschman gaan spre ken over de zaken der school; eerst heb ik met zijn vrouw geklapt, 0. a. over den slechten droeven tijd, en dan is zij den meester uit zijn school gaan roepen: meester, heb ik gezegd, hoe zult ge nu toch nog goede school houden, aangezien de Minister van 't Onderwijs verklaard heeft dat er 3 geboden Gods afgeschaft zijn en in de school niet mogen geleerd worden?—De meester zegde:Er is maar éen gebod afgeschaft, het derde. Meester, zegde ik, hoe kunt ge nog in uw school spreken van Chris tus, van de stichting der H. Kerk? Ik leer in mijn school wat ik wil, zegde hjj, ik ben er vrij. Maar, meester, den Inspekteur zal komen. Den eersten die mij in mijn school iets komt gebieden tegen mijn ge- dacht, schup ik buiten. Dan heb ik hem gevraagd of hij wilde over- komen naar't Vrij Onderwijs. Ik ben vrij, zegde de meester, en gij kunt mij geen garantie geven voor mijn vrouw, mijn kinders en voor het toekomende. Ik heb geantwoord neen, maar ik kan u 1509 fr. ge ven en eene woonst in 't huis van den koster die overleden is. En daar mee is die samenspraak geëindigd. Pr. Gaan wij nu over tot de hulponderwijzers; er is hier verklaard dat gij bunne zieke moeder bedreigd hebt van haar de laatste Sacramen ten te weigeren en te begraven op ongewijdde aarde Aan de moeder heb ik daar niets van gezegd; de moeder kwam daar NIET tusschen zij stond onder de wet niet. De kinderen hebben hun ja ren; en dat ik die dreigementen aan de moeder niet gedaan heb, is geble ken dat zij korts nadien berecht is, zonder de minste moeielijkheden. Hoort, ik ben bij de moeder geweest om haar zoons over te komen; de moeder zegde mij dat het zeer moeielijk was, omdat haar oudste zoon garde-convoi is en vreesde van zijn plaats te verliezen of niette verhoo- gen, als zijn broers hun ontslag gaven. Ik heb geantwoord: 't Gouver nement zou wel onredelijk zijn, van uwen oudsten zoon verantwoorde lijk te maken voor zijn broeders. Uw kinders zullen hun christene plichten niet meer kunnen kwijten, wij zullen ze moeten d'HH. Sacra menten weigeren. Zij zegde: ze zullen nooit slecht leeren; ik ant woordde: Dit komt hier niet te pas; de wet is slecht en in 't slecht mag men niet medewerken. G'hebt geen bedreiging gedaan aan de vrouw Neen, of aan de kinders ook niet; dan heb ik met de kinders ge sproken; ik heb aan de 2 zoons gevraagd, of zij naar 't katholiek onder wijs wilden overkomen; ik heb elk 1200 fr. 'sjaars beloofd; ik heb hun gezegd: Gij hebt hier 'ne schoone winkel en dezen zal veel aanwinnen ge zult den vriend zijn van al de bijzonderste der prochieik ben verze kerd, als gij overkomt, wij zullen al de kinders hebben. Ik kan tegen den meester niet luttéeren, zegde Charel Van Gyseghem. De men schen zien u liever als da meester; ge zult de gelukkigste menschen zijn der parochie. Ja, maar ga zult da tniet kunnen uithouden? wilt gij ons daarvan een geschrift teekenen? Neen, dat doe ik niet. Ik zouden eersten zijn onzer conferentie die overkomt, zegde Charel. Hij weigerde niet of hij stemde niet toeDan heb ik hem de gevolgen verklaarden gezegd: Gij zult al de kinders verliezen uit de gemeente school; gij zult de achting verliezen van a± de Parochianen; uw vrienden zullen u verlaten, en in d'horberg den rug naar u kearen; uw winkel zal veel verliezen; gij zult uw christelijke plichten met meer kunnen vol brengen; wij zullen u de Sacramenten moeten weigeren; en zijn moeder sprak alsdan-, Charel gaat over, doe den raad van M. den Pas- toor. Moeder, ik kan niet, ik ben nog vast aan 't gouvernement, voor 't geld dat ik in de Normale School genoten heb wij hebben daar reeds een brief over ontvangen. Ik zegde: 't Gouvernement zal d it nooit doen, dit ware onredelijk. Dan spraken wij nog verder en Charel zegde: Ge gaat een Revolutie verwekken in 't Land. Dat zal er van komen, zegde ik, want zij zoeken niets anders. Devibne. -Wie is dat zij? ge moet het zeggen. Ik had dit op de liberalen, M... Ik zegde nog: Peist er wel op,want de gevolgen zijn groot. En Charel is begonnen te krijschen, ik was ook zeer getroffen. En ik heb het huis verlaten. Hebt ge niet verklaard dat de Matthy sen hun zouden plat geruï neerd hebben Dat gezegd? och neen! de naam zelf van Matthys is niet vernoemd, dunkt mij; vaD reneweering heb ik zeker niet gesproken. Goed, wat hebt gij te zeggen van 't kind Vereecken dat opgesloten is geweest Opgesloten! dat heb ik toch niet opgesloten Maar, weet gij ervan? Er zijn daar moeielijkheden geweest Ik weet, M. de President, dat die kinders daar van huis geloopen waren, dat iedereen er compassie meè had, dat z'eten gekregen hebben bij Petrus Herauw en bij Camil Daelman; de vader wilde niet dat ze naar de katholieke school kwamen en ik heb zelf aan een der kinders gezegd: Ge moogt hier niet meer komen, uvs vader wil niet Was't volgens uw bevel dat uw meissens gezegd hebben dat het volk niet meer bjj de Van Gyseghems ter winkel mocht gaan, bij dat slecht volk NOOIT heb ik dat aan iemand gezegd. Twee menschen hebben mij aangesproken of ze daar mochten gaan en ik heb gezegd Wel, wat ge mij komt vragen elk is lieber ik ga ook waar ik wil Wat mij aangaat,ik ben uit den winkel van V. Gh. gebleven. Hebt gij Veldeman bedreigd Ik heb hem gezegd gelijk aan iedereen; de schoolcomiteiten bèston- den dan nog niet. ('t Is waar ook! en watkwam Veldeman dan daarover getuigen?) Is er nog iets vraagt de President, hij was benauwd van het volgende aan te raken en zou willen sluiten hebben, maar de Pastoor viel op zijn plat ©u zegde M., de zaak der vrouw Van Gyseghem schijnt mij nog al erg, vol gens dat ik in de gazetten gelezen heb, dat ik de schuld harer dood zou zijn! 't Is reeds gelogenstraft door den docteur M. Claus, en 'k zal zien wat mij te doen staatIk, de schuld harer dood Maar, dat is zoo niet! ze zeggen alleenlijk dat zij veel verdriet ge had heeft met die wet -— En wie heeft er geen verdriet gehad, M.? Ik ook heb veel ver driet gehad mat al die zaken. O, dat ge wist welk verdriet, welke tra nen en zuchten die wet overal heeft veroorzaakt 1 Maar gij komt bij de menschen niet gelijk wij, en ge ziet do gevolgen uwer droeve wet niet. Gij moet de wet .eerbiedigen! z'is gestamd door do meerderheid! Meerderheid Eén stemmeken 't Is gelijk, z'is bekrachtigd en gestemd De meesters zelf eerbiedigen de wet niet en 't gouvernement geeft er aan toe. En ze durven dan zeggen dat er niets veranderd is M. gelief op de kwestie te komen, de zaak Van Gyseghem 1 Ja, ik ben 14 jaar op de Prochie an ik heb dit mensch altijd ziek geweten; ik ben haar dikwijls gaan troosten, want ik kende de miseriën van dat huishouden... Ik,de schuld harer dood! M. gelief mij eens de ge tuigenis desaangaande te doen voorlezen. (Dit wordt gedaan). M. den Pastoor zegt: Zoo, ik versta daaruit dat ik de schuld harer dood ben! Ik!!! Daarop zal ik mij voorzien. Hebt gij nog iets bij te voegen De docteurs moeten weten en weten waarvan die vrouw gestor ven is! Voor het oogenblik heb ik daar niets bij te voegen. Door M. Devigne ondervraagd of hij iets te zeggen heeft op de mees- ■ters, antwoordt de Pastoor dat de Personen daar niet tusschen komen. Ik m a g in de school niet meer komen, zoo weet ik er nietsjvan. (De meesters worden geroepen en houden hunne getuigenis staande, 't Is 11 uro 40 m., zoodat de jpastoor bijna drij uren voor de Rechters heeft gezeten; er is gerucht en gezang buiten de zaal; de gendarms ko men zeggen dat de Burgemeester van Aalst hun alle gezag op den koer en in dc stal heeft ontnomen; en dat is allerbest gedaan elk zijn recht en elk zijn vrijheid! 't is al genoeg dat zij een zaal op 't Stadhuis hebben. M. DONATUS MATTHYS wordt ondervraagd over de school en over al de zaken die sedert 1 jaar op Hofstade zijn gebeurd; de Jugen-Vrijmetsers maken veel esklander van de vertooning op Drij Koningen; maar M. Matthys antwoordt manhaftig dat die zaak van 'ne poesjenel rond te dragen, gelijk op vele andere jaren ge schiedt, een onbeduidend feit was. De Jugen schieten in gramschap; maar M. Schepen Matthys blijft met groote bedaardheid antwoor den en doet alles juist akteeren. Binst zijn getuigenis wordt er brand geroepende trompetten klinken; de Rechters verbleeken; ja, ja, metsers, zoo zal eens uw oordeel klinken, als gij op uw slechte wegen voortgaatzoo zal de dood eens op uw karkas klop pen en dan trekt gij naar den eeuwigen dipo.Groot alarm en geloop! Eindelijk komt het uit dat er niets brandt dan haat en nijd in d'har- ten der Vrijmetsers, omdat zij de zielen der Christene kinders niet krijgenLaat branden dat brandt, menschen, en blijft met kalmte en weerdigheid voortgaan. God leeft die alles geeft en die uan elk loon naar werken zal toekennenDe zitting wordt gesloten rond 1 urebuiten is veel volkeen ontelbare menigte roeptWeg de Geuzen Weg de wet Van H umbeeck 1 Leve 't Vrij Onderwijs De Jugen loopen weg, gevolgd door 9 gendarms; 't Volk is in groote opgewondenheid en in gramschap over de zaak van Heule want 't komt uit dat de gendarms geen vlaamsch kenden, dus dat de sommatiè'n niet gedaan zijn, en dat er GEEN REDE WAS om te schieten. Dit onschuldig bloed is een laatste wreede plek op de Geuzerij, uit wiens klauwen de almachtige God ons geliefde Vader land wille verlossen en voor eeuwig bevrijden! Zitting van den namiddag, ten 3 urede getuigen van Wi chelen worden opgeroepen, en namelijk om te beginnen, Delphina Janssens, die den eed aflegt en verklaart alsvolgt Mr als de kwestie der scholen opkwam, is M. Pante, toezichter der goederen van den Burgemeester van Gent ons komen dwingen om ons kinders naar de Gemeenteschool te zendenen dat zal ik nooit doen, M., ik ging liever bedelen, M., want ik hen katholiek en zal dat blijven;en wij willen meester zijn over ons kinders M. De Pr. Daarin zijt gij lieber, vrouw. Dat geloof ik ook M. Wat is er nog? Eerst is Pante met 'ne lijst gekomen om ons te doen teekenen, M 'nen tweeden keer is hij komen roepen: Zijt--\u van zin uw

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1880 | | pagina 2