JAN CLEHaER laatste Binders van Vlaanderen, of de verhalen uit den Fransehen Tijd, (naar het vit gebreid werk van S. VAN DER GUCHT, Kunstschilder te Aalst.) (4« Vervolg. IV. 't Geheimzinnig briefke. Jan Clerker zegde dus goeden avond aan jufvrouw De Winter en begaf zich op weg naar Oordegem; hij was nauwelijks d'afspanning de Meiboom voorbij, als hij in de Zoutstraat M. De Winter zag opkomen, vergezeld van eenige zijner vrienden, die vanzijne wille keurige aanhouding wisten en nieuwsgierig waren over zijn geva- rendheden. (i Waarlijk, sprak Jan in zijn eigen, men heeft hem in vrijheid gesteld, de Notaris Vosselaer en zijnen aanhang hebben vandaag 'ne schoone stuiver gewonnen. Zijn hert wasgoed, om tot M. De Winter te loopen en hem te verwillekomen: maar hij dacht dat het reeds hoogen tijd was om te vertrekken, wilde hij zijnen ouden vader niet verontrusten. Om niet gezien te worden, sloop hij een bijgelegen herberg binnen, vroeg een druppelken. dat hij liet staan, en vervoorderde zijnen weg, als M. De Winter voorbij was. Reeds 6 uren was het op den Toren geslagen, als de jongeling de Stad Aalst verliet en op d'heirbaan stijf doorstapte naar zijne haardstede. Doch, als onvrijwillig begon hij al lieverlede en al pei- zende zijnen ztap te vertragen, hij dacht op de duizend franken zoo zonderling in zijn bezit gekomen, en welke hij toch met d'eerste gelegenheid zou teruggeven; hij dacht op het briefken dat hij in 't kantoor van den Notaris Vosselaer had gevonden, op dit brielken in zulke vreemde taal geschreven: 't Is spijtig, zegde hij tot zijn eigen, dat ik het niet lezen kan; Vluamsch en fransch ken ik goed; maar zoo n taal! den duivel mag ze verstaanEr zijn zooveel manieren om geheimzinnige brieven te schrijven; er zijn er die men in cijffcr- nummers schrijft,en hij die weet welke letter ieder cijffer beteekent, kan zulke briefjes lezen. Men schrijft ook nogkruiswijs, zoodat men van het einde naar voren moet lezen om te verstaan, en ook zijn daar de woorden verkeerd geschreven Ik wil al gaande, dat eens beter bezien. Hij nam dan t briefken uit zijnen zak en begon er nog eens zijn hersens op te spannen. Gezocht, gekeerd, kruiswijs gelezen; niet te doen! onmogelijk iets te verstaan!... Maar, ei! hij leest het eerste woord kruiswijs, en hij verschiet... Ja, nu komt er licht; hij blijft staan, kijkt voor en achter hem, of er geen volk komt, en ziende dat er maar weinig volk was en redelijk ver, sprong hij tusschen de beukenboomen den dijk over en verborg zich in de elzen struiken. Daar, al zijn aandacht op 't brielken gevestigd, gelukt hij erin het te ontcijfferen en leest de volgende woorden: Neyotic, Citoyen, Het heeft onmogelijk geweest de zaken te regelen den 16 dezer, den 23 zonder fout. Zaak Vergammen, Meire, Geestheuvel Lede, Dubien Oordegem. V Drie voor een. a Gansch aan u, X. A. c-en is geen. Dat is een dobbelzinnig briefken, dacht Jan; en hij herlas het voor de tweede maal met veel aandachtigheid; men heeftgeenen tijd gehad den i6den, maar het is heden den 23'", ja den 23 Maart 1801, men zal de zaken vereffenen in drie Gemeenten bij drie verscheide ersonen. Dit papier gelijkt verduivels wel, aan een moordenaars- riefken; en nu daaronder de woorden drie voor een, eneenisgeen. Ja, ja, ik versta: dat is het ordewoord om elkander te kennen en doorgelaten te worden... Maar hoe bevond zich dit briefken bij den Notaris Vosselaer,op den vloer van zijn kantoor?.. Zou het wel aan hem toegezonden zijn geweest en had hij het onwetend laten vallen of was 't verloren door iemand, die hem was komen spreken? bij een Notaris komt zooveel volk; ook al mogelijk! Mrar Sp ietvlech ter was zoo druk bezig in zijnen lessenaar tusschen zijn papieren te zoeken, als Jan het had zien liggen; zoude het wel dit briefken ge weest zijn dat hij zocht! En toen, in 't schrijven van den kwijtbrief zich duizend fr. vergissen?!! Jan twijfelde niet meer of de Notaris of zijn klerk Sprietvlechter en misschien allebeide waren handlan gers der Binders. We zullen dat later eens onderzoeken, dacht Jan; voor hel oogenblik zijn hier ander gevallen: Meire, Lede, Oordegem, mijn parochie, en bij M. Dubien,dien braven goedhertigen Doctoor, die in de besmettelijke ziekte van overjaar zulke groote zelfsopoffering heeft getoond, M. Dubien die mijn oude vader zoo wonderbaar heeft genezen, ja die mij altijd als vriend te zijnen huize ontvangt, dezen nacht, binnen eenige uren, men is van zin zijn huis te plun- teren en hem en zijn dochtertevermoorden.... Deze gedachten deden Jan sidderen; dander menschen te Meire of Lede kon hij niet ver wittigen, eilaas! hij zou later zien, na M. Dubien op zijn hoede gesteld te hebben en zijn huis in veiligheid gebracht: neen, zegde hij, ik wil die brave menschen niet hulpeloos laten; mijn leven zal ik wagen tot hun behoud. Het begon reeds donker te worden, als Jan nog altijd peizende zat in d'elzen struiken, niet verre van den Gentschen steenweg. Wat gedaan? wat begonnen? Op d hulp van de boeren uit het omliggende mocht hij niet reke nen; de schrik was te diep in d herten gedrongen, en zeer weinigen zouden hun hofstee verlaten hebben en zich wel gewacht de stroo- perijen der Binders te beletten, uit vrees van de wraak dezer moor- ders; ja zells de meijer en de champetter der dorpen waren in deze onveiligetij ien in 't ge deel niet op hunnen schik, als zij plichtshalve een dief aanhielden, altijd vreezende dat h:j aan een Bindersbende zou toebehoord hebben, die het hun nooit zou hebben verveven. Wederom keeren naar Aalst en 't Gerecht o ierrichien^'te laat! vooraleer de gendarms aan de woonst van den Doctoor waren, kon men hem al lang hebben vermoord. Had hij een medemaat gehad, deze zou naar de stad om onderstand geloopen hebben, terwijl h// zich naar Oordegem spoedde; doch hij Was alleen. Het werd nogtans hoogen tijd van een besluit te nemen. Na zich nog wat bedacht te hebben, stond hij op, stak het briefken in zijnen zak, sprong op den steenweg, keek links en rechts en vervoorderde zijnen weg, niets ontmoetende dat hem achterdochtig kon maken, niets dan een kar of ne wagen, of eenige reizende lieden, die mis schien veel schuwer waren van hem dan hij van hun. Doctoor Dubien bewoonde op het grondgebied van Oordegem, een half kwartier der heirbaan,hij bewoonde daareenoud kasteeltje, gebouwd zoo men zegde, door Hugolet zoon van den heer van Oordegem, Lede en andere plaatsen, in een der schilderachtigste liggingen van Vlaanderen; omringd van bosschcn. doorsneden met lommerrijke en prachtige dreven, eenzaam en verlaten en eenigzins van de boeren gevreesd, d'overlevering ging immers, dat rond de jaren i3oo, op bevel van graaf Ivan van Aalst, voormelde Hu golet aldaar was gedood, tot straf zijner strooptochten. Langen tijd had dit kasteelvervallen, leeg gestaan, en eindelijk was hetaangelfocht door een vreemde Geneesheer M. Doctor Dubien, die er met zijn eenige dochter, Florida genaamd, hun verblijf was komen vestigen. Beiden leefden daar zeer eenzaam, zagen weinig der lieden, buiten de zieken; nogtans had Jan Clerker verscheide reizen wapens ge maakt voor het huis en gelijk wij zegden, steeds vriendelijk en ge meenzaam ontvangen geweest. De geneesheer was inderdaad een goed en rechtzinnig mtnscb; zijne dochter Florida had zeer jong hare moeder verloren en had alle onderwijs en opvoeding van haren va-.icr ontvangen; te hard zou het hem gevallen zijn van zijn eenig kind te moeten scheiden; de gevolgen hiervan waren, dat zij zekerlijk allerhande goede hoedanigheden beza',maar veel verschilde van an dere juffers, meteen zeker verachting neerzag op borduur en tralie werk, en liever tusschen de groene loovers en hooggetakte boomen hare uitspanning ging nemen met vogels te schieten. Wellicht was haar vader bevreesd geweest voor de teêre gezondheid van zijn eenig kind, en had hij die mannelijke oefeningen met vreugd gezien en aangemoedigd. Toch was Florida voor hem een teedere dochter, en in den omtrek gekend, als de Voorzienigheid derame zieken. Jan was nu gekomen, op een kwartuurs afstand van 't kasteeltje: donker avond en alles eenig en stil: dit niettegenstaande vond hij nier raadzaam langer de heirbaan te volgen; hij sloop dan zijwaarts in. en langs ongeoaande wegen, hem wel bekend, ongemerkt aan 't kasteel te geraken; na een eindewegsdoor 't kreupelhout gesukkeld te hebben, geraakte hij in een boschje beplant met hooge abeelen boomen; nog een half kwartier en hij was aan't kasteel. Reeds dacht hij. hoe hij het ging aanleggen, om alles zoo kort mogeliik te verhalen; maar op eens. het dacht hem in de duisternis iets te zien roeren; en zulks op kleinen afstand!... hij bleef staan.hij zag niets meer!.... een weinig vertoefd; 't leêren riemtje van zijnen stok rond zijn hand gewonden om in geval van nood zich terdeeg te kunnen verweeren, en langzaam voorwaarts langs de boomstammen heên; geen spelle te zien: tastende moest hij voorts;zijn hert klopte hevig; niet dat hij lafhertig was, verre van daar; maar nooit had hij zich in dergelijk geval bevonden; en hij' wist dat hij iemand had gezien, misschien een moorden iar;na nog eenige schreden t'hebben gedaan, zich aan alles verwachtende, hoort hij een geritsel, iets nog zwarter dan de duisternis komt op hem; hij voelt... een hand die hem bij den hals vat, hij voelt 't killig ijzer van een pisioolloop op zijn voorhoofd. Wie zijt gij? waar gaat gij naartoe? sprak een doffe stem. Jan verschoot, doch verloor zijn tegenwoordigheid van geest niet: DRiE VOOR EEN, zegde hij. Een is geen, gaf men voor antwoord en liet hem los. Duivel, sprak Jan, een makker zoo onbeschoft bij de keel grijpen, ge deedt mij verschieten! Ik vreesde voor verraad. Hoe dat? Ik dacht bij mijn zeiven Wie, als hij geen bijzonder redens heeft, wie zou voor zijn vermaak door dezen bosch kruipen? 't Is nog waar. En zoo digt bij de dreefIk moet u gelijk geven, maar zijt ge hier dan alleen Ja, van dezen kant ten minsten langs d'andere zijde bevindt zich Lammen Van Dries, een onzer getrouwste, en we zijn mans genoeg om de toegangen te bewaken;maar gij, waar gaat gij naartoe? Wat ga ik zeggen? dacht Jan, hoe mij uit den slag getrokken! (Wordt voortgezet). a. .-ne Kiezers van Mater, staat op uit uwe traagheid en zendt Tiest N. en den baard J. naar de maan Over eenigen' tijd zijn te Mater voor Schepen en Armmeester be noemd, twee Mannen van 't Geuzecomiteit, Rondloopers voor de geuzeseholen, enz. enz., die volgens het algemeen ge voelen van 't Volk maar dienen o n den armen en den gemeenen man te plagen, te kruisen en den duivel aan te doen. Is dit niet tergend? is dit niet schreeuwend? zullen de Matersche Boeren dit blijven gedoogen? zullen zij onder dit ge loemd juk blijven zuchten Allo, kiezers van Mater, staat eindelijk op,uit uwe traag heid! de 40 jaren van dwang on vau slavernij zijn uit eu de dagen van vrijheid en van onafhankelijkheid, aangekomen De ltioziug is vrij niemiud kau weten voor wieu gij kiest! VVdt meester bbjven van uw kiudereu doet nu uw goeste en met de Kieziugen, zendt Tieste N. en den baard J metg heel den Geuzen- boei naar de maan. Men schrijft ons uit Moerbeke-Koawacht Op woensdag, zijude het feest voor St Pieter, kreeg men onder den avond het bezoek van een karavaau Turken, samengesteld uit 6 perso nen, een Arabiersch paard, dienende tot last lier, en twee beereu die moesteu dienen om al dansende, de liefdadigheid der inwoners op te wekken, om zoo aalmoesen in te zamelen; ja, in onze gemeente werd men met deze karavaan niet heel te vre len, als m m zag Jat zij huu tent gingen opslaan, eu nagenoeg in 't midden van het dorp, maar ongeluk kiglijk op het Ne lerlaudsch ge loelte, eu wiarz j hun dan ook ras door de Policie nochten verw jdereu, en waarvoor z j dan vijf minuten ver der vertrokken op het M jerbeek's gedeelte in e-sueu Sparreubosch, waar z.j d iu ook hun teut opsloegen, en den volgenden dag ons ver lieten, niets achterlatende als het schouwspel van hunne akelige klee-

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1881 | | pagina 3