Samenspraak oner tyterjele. en de veroordeeling tot gevang van den E. H. Pastoor. ze 't zelfste uitroepen en uitschrijven, gelijk gij allen weet en nu in zang gaat hooren; met oorlol, achtbare lieden, uw attentie: Herzele is een goede gemeente, doch er zijn eenige groote Volksbedervers: Pierken Van der Prutsen sprak den geelen aan, En zei: wij moeten werken, of het is gedaan, Met g'heel en gansch ons klik, gelijk ze waait en draait,1 Laat ons de Baarden roepen, 'k heb het nog gezeid. Ja, riep g'heel 'tKomiteit J a, riep g'heel 't Komiteit; Daarvoor, maar aanstonds uitgeleid. Ja. zoo spraken ze, menschen, en 8 dagen radien, op 'ne zondag achternoen, op vraag en verzoek van Peerker, Pruts en van Cicero, van Due Moras en Tapissier, van den Uil en van Geelen, de Geu zenbende van Aalst komt toe, op 5 wagens gezeten en onderwege alles opnemende, wat strijd, en vecht voor 't officieel onderwijs: Ge ziet ze daar zitten, op het tweede.tafereel,onder een grooté tent: er waren Programmas gedrukt en ze meinden veel kaarten uit te dee- len, maar 't was mis-kadé en ze moesten 't grootste getal gratis in laten; maar de kopstukken hadden hun geld gegeven voor dat Geu- zenbedrijf. En wat is- daar gebeurd? hoort en neemt wel notitie, welke gevoelens er heèfschen bij die partisans van 't officiéél On derwijs: -siboia Zij hebben daar gezongen, liedjes grof en vuil. Dat iemand als hij sterft, changeert in eenen uil, Of in een ander beest, zoo wentelt u maar al In modder en iu slijk, als in 'ne verkensstal. Dat zong dat volksken daar Dat zong dat volksken daar En Uil die riep't is waar! 't is waar, 'tis waar! Hoe is 't mogelijk van redelijke schepsels Gods? Zoo diep valt ne mensch als hij hooveerdig wordt en bij de Geuzerij geraakt! Zonder ziel! Dood, alles dood! Brrr, ze moesten, die dat leeren, met zwee- pen uit Belgenland jagen, want die valschheden zijn een zaad van allerhande boosheid; een jonkheid die dat inzwelgt, is bedorven, zonder eerbied voor zijn Ouders, en wee de kinders die in zulke lucht zijn opgebracht! wee! drij maal wee! 't zullen de beulen wor den van hunnen Vader, de nagels der doodkist van hunne moeder. En was 't daarmee gedaan, zal men vragen Neen neen nadat allerhande slechte en dobbelzinnige liêkes gezongen waren, er com pareert daar'ne vreemdeling met een papier iti zijn hand,vol erge be rekende goddeloosheid, want had er'nenduivel uit d'helle gekotnen, hij zou geen grpoter goddeloosheid hebben kunnen afgeven; ge ziet hem op 't derde tafereel, en ge ziet dat al dat liberaal volk toejuicht en applaudisseert; i r Dan kwam op het theater, eenen vreemden gast, En heeft daar een half ure, ja nog meer gebast, Op Pausdom en op Kerk, op g'heel het Christen bloed £n riep: Het is de Kerk die men verdelgen moet. Dat is iets dat ik prjjs Dat is iets dat ik prijs; Riep Cicéro, 'tis ons denkwijs, denkwijs. Ja, ge zoudt gezegd hebben,zezullen beschaamd staan, menschen, ten minste de kopstukken van Herzele, beschaamd over al die god del josheden; maar er komt buiten ook al een soort die mag onder éen muts gaan met de groote Geuzen der steden. Beschaamd staan! neen, want een der aanleiders van Herzele heeft publiek bedankt en gevraagd van nog zulke geuzenbedrijven te mogen hebbenGe ziet dus: d'inzichten eji^'t werk! God geve dat er krachtige tegen werking kome, ol we zullen nog wreede spektakels beleven! Ziet nu 't vierde tafereel, alwaar de Geuzen op hun manier, een klooster vertoonen; ja, d'achtbare Religieusen, die Stad en Patnilie verlaten om zich g'heel en gansch op te offeren, die zich gaan opsluiten tus- schen 4 muren, om penitentie tedoen,d'achtbare Religieusen, welke men op de Missiën aan 't werk ziet tegen d'ondeugden, ze zijn ook op de wreedste wijze belasterd, in een komediestuksken, gelijk ge gaat hooren: Om 't schandaal te volmaken, toonde men een spel, Waar twee, drij Geuzen zaten, in eea kloostercel, En laclitten met de Biecht, en toonden 't Religieus, Zoo vuil en zoo afkeerig, als het hert van eenen Geus, Iets dat zoo walgelijk is, Iets dat zoo walgelijk is En dan riep Cicéro nog bis, nog bis. Ja, menschen, daar hebben zij eens schoonekes hun masker afge legd en getoond wie ze zijn en Wat ze willen, tot op de kleinste Parochiekes; en die nu nog niet ziet, mag zijn oogen aan de deur zetten.... Wel, bliksems, ze verklaren 't zelf, zonder er doekskes aan te doen, hier en g'heel de wereld door. En langs allekafiten zijn de preuven te klaar: Nog dander week over, te Luik, als de scho lieren der officiéele scholen uitgingen/ze kwamen een oude Priester tegen, lachttendien Geestelijken publiek uit, en de Meesters zwegen en consenteerden: Is 't alzoo dat de jonkheid moet opgebrocht wor den Is 't dan te verwonderen, dat er zooveel misdaden en kriemen gebeuren en dat er zulke verderfelijke kerels komen, die hun onge- deugenheid verspreiden, gelijk een slechte locht Is het te ver wonderen dat de Geloovigen niet meer gerust zijn in de Kerk, ge lijk gé ziet op het vijfde tafereel der schilderij, alwaar al't Volk in de Kerk zit, dat M. den Onderpastoor preekt, de dwalingen aan toont, hoe valsch het is al wattegen d'H. Kerk onze Moeder wordt gezegd, en dat hi) onderbroken wordt en dat er 'ne Geus roept en schreeuwt: Alles wat daar afgelezen werd, was de waarheid!... Ge zult dat hooren in 't vijlde kompleet; en dat ze maar oppassen, de Zonderzielen en Kerkschenders; in de jaren g3 vond men ook van zulke hansworsten, en over 5o jaar is Uil N" I gestorven, opgeëeten van de vuiligheid: maar eerst, zulle, moet ik iets gaan profiteeren een pooske rust, als 't u blieft, ge zult dan hooren d'historie van den rijken Jonker, die door de dood is opgelicht.. Attentie, tegen dat ik weêromkeer. Neile. Wel, Trien, 'k lieb daar over 14 dagen in De Werkman gelezen dat M. den Pastoor vnn Vlierzele voor 3 weken in 't gevang moet gaan zitten, en als ik vrage wie dat d'oorzaak daarvan is, er zijn nog veel menschen die het niet weten. Trien. Ja, Nelle, wie meugdege nog gelooven? ze vertellen het wel op 50 verschillige wijzen. Nelle. Hoe gaan wii dan aan d'echte waarheid geraken? TrienJa!...maar,Jeemenis-christene-zielen, denmenschdiedaar komt, is 't Macharis niet uit de Werkman ja, hij is 't! Zouden wij hem durven aanspreken? Nelle. Waarom niet? 't is 'ne mensch die niets anders en zoekt, als de waarheid te verspreiden... Mijnheer Macbaris, we zijn hier twee vrouwspersonen, Trien.... en Nelle.. nit dees prochie en ze spreken hier zooveel van denjPastoor van Vlierzele, Macharis —Ja, dien braven eerbiedweerdigen ouderling. Trien. Die naar 't gevang moet, Mijnheer. Macharis. En ge zoudt daar geerne 't fijn en 't finaal van weten? Nelle. Juist Mijnheer, 'ne mensch moet de priestervervolgers kennen! wat! zulke schrikkelijke dingen! En dat zou onverlet pas- seerenneen. neen! er is nog een Rechtveerdigheid van God en een stemme van 't Volk. Trien. Nelle. laat M. Macharis spreken. Macharis. Welnu, menschen, 't is weêral door die vervloekte Schoolwet; ik heb de zaak onderzocht en zal geen spellepuntje; van de waarheid blijven Nelle. Och, gi brave zielal uw brieven in de gazet liggen be waard op onzen hank; daar zal binnen honderd jaren nog van ge sproken worden Trien. Nelle, laat ons eens goed luisteren. Macharis. Ge weet dat er te F7ier«etegepasseerdejaar'ne zekere Koben de kleermaker gestorven is, zonder berecht te worden. Hij had zelfs zijnen Paschen niet WILLEN houden. Nelle. Hoe! niet willen houden! Macharis. Ah ja, vermits hij zijn kipd uit de Geuzeschool niet had willen trekken, daarom had M. de Pastoor hem moeten verwit tigen dat hij niet kon biechten, of zijn zaken moesten in regel zijn... Er moet toch reglement zijn in de Kerk gelijk overal. Trien. Of er reglement moet zijn! Mij dunkt, Nelle.de zaken zijn kleer; de scholen zijn gedoemd door den Paus en de Bisschoppen,-en er valt hier niet te ritten; 't is met de Kerk of tegen de Kerk. Nelle. En ze zeggen nogtans, dat ze daar nog de Religie en den GdtcchisQQUS l66r6DÏ Trien. Ja uit schijnheiligheid, gelijk de visscher goede spijs aan den haak doet, om de vischkes aan te lokken en in 't zand te laten doodspettelen. Allemaal bedrog, zeg iku; ze leeren den Catechismus en ze spotten ermeê. Macharis. Gelijk t'Herzele! Trien. Gelijk overal, M. Macharis, we kunnen toch ook twee tellen; ze spotten met den Catechismus, en preuf: ja preuf! er is weêral 'ne Geuzemeester getrouwd zonder naar de biecht om te zien en partan! ze leeren dat, ait Sacrament in staat van gratie moet ont vangen worden Dat zijn schoon meesters om aan de kinders de ware leering te leeren'. Macharis. Alia, laat ons voortgaan. Als die Koben dood was, wilden zij hem doen begraven gelijk 'ne goeie christene mensch. M. den Pastoor zond zijnen Onderpastoor naar 't Bisdom en er werd hem daar gezegd dat die mensch op ongewijdde aarde moest, zonder in de kerk te komen. Trien. Van zelfs; de minste christen mensch weet dat: Samen stelen en samen hangen; die Geus is, na zijn dood bij de Geuzen; en die.met de Gieuzescholen aanhangt.... Macharp. ^Luistert nu goed, mijn brave menschen; wat is er dan gebeurd? De zoon van Koben wilde zijn Vader op gewijdde aarde en g'heol die Familie is gedurig gaan loopen bij Pastoor en Burgemees ter. M. den Pastoor heeft als ware Herder, altijd gezegd dat de Bis schop het niet toeliet en dat hij moest gehoorzaam zijn aanzijn Gees telijke Overheid. Trien. En wat'bëèftde Burgemeester gezegd? Macharis. Ha, hier is-de groote knoop, want ge moet weten dat 'nen Burgemeester hiér op't Kerkhof de Policie heeft, dat is: hij inoe'i zeggèn waar dat de lijken mo'ten begraven worden: Welnu, den Burgemeester kan hier Katholiek zijn of Geus-, als Katholiek moest hij zeggen: Dit lijk moet op d'ongewijdde aarde, volgens 't oud gebruik en de Kerkelijke Wetten, als Geus, kon hij zeggen: het moet begraven worden op gewijdden grond. Trien. En wat heeft de Burgemeester gedaan? Macharis. Hij heeft gezegd: Leg hem op den gewijdden grond. Nelle. Is dat waar? Wie zou nat van Domien gepeisd hebben? Macharis. - Ja,dat is stellig waar, en hij zelf is het onder eed ko men getuigen op den Tribunaal. Nelle. Aan wie had tiij dit gezegd? Macharis. Aan den officiéelen Meester Thienpont en aan den zoon van Koben die het op eed verklaard hëbbeD. Trien Maar, 't welk had Thienpont zich daarmeê te moeieü? Macharis. Ei, 't doet! tot belang van zijn school. Ge ziet nu waartoe die officiéele Meesters dienen. Trien. Maar hoe is dat gekend geweest? Macharis. De glazenbreker van Bambrugge, lid van 't School- komiteit, had een klacht gezonden aan den Prokureur, nu ziet ge nog'ne keer waarvoor die leden van 't Schoolkomiteit dienen! Nelle. Wel, wel! dien Domien Verstraeten! Waarom heeft hij niet gedaan gelijk de Burgemeesters van Dendermonde, Ninove, Ronsse en veel andere. M( charis. Dezelfde gevallen zijn daar geweest, en noch Deken, noch Pastoor noch Onderpastoor hebben een straf van Prison gehad, om den gewijdden grond beschermd te hébben. Nelie. Ja, dat zijn nog mannen die openbaar durven toonen dat ze Christene mensch zijn en liever aan Ons Heer g'hoorzameu, als aan de Logie der Vrijmetselarij... Dien Burgemeester van Vlierzele! Hij durft de katholieke Rechten niet verdedigen! Macharis. Ter contrarie, hij han lelt gelijk den Burgemeester van de grootste Geuzestad Trien. En wat daarmeê gedaan? i Nelle. Wel, 't is simpel! ander mannen kiezen! I Macharis. - Wel gezegd, mijn goeie menschen, ander kiezen! want tegenwoordig zijn er kloek moedige Prochie-Overheden noodig; 't Gensgebro'ed komt op, als vijand van God en van 't Volk, en bij zonderlijk vat;'t werkvolk, en flauwhertigo van Burgemeesters, dat Zijn bruggen labgswaarde GeuZeri in de steden en dorpen gera ken Alia, goeijen dag, brave zielen en laat ons overal voortzeggen dat ill die nóg éen druppel Christen bloed in hun zielement hebben, hot in ous dagen door werken en devoiren moeten toonen

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1881 | | pagina 2