JAP CLER&ER
laatste Binders van Vlaanderen,
of de
verhalen uit den Franschen Tijd,
(naar het uitgebreid werk van S. VAN DER G UCHT, Kunstschilder
te Aalst.) (9« Vervolg.
MEI RE. II. De Binders maken zich gereed.
Daags nadat pachter Vergammen naar Aalst was geweest, voor
den revisieraad en bij den Notaris Vosselaer, als hij opstond, hij
voelde een groot pak van zijn hertMonika's Bernard zijn neef,
moest niet opgaan't en had hem maar 5 o fr. in blinkende speciën
gekosthet aktje was geteekend en meester Sprietvlechter ging een
koeimeid zenden.
De gierigheid bedriegt dikwijls de wijsheid; hadde Vergam
men rechtal de 3ooo fr. uitbetaald, hii zou in de gelegenheid niet
geweest zijn, van bij den Notaris Vosselaer te gaan, zijn naam ware
niet opgeschreven, nevens degene van Doctor Dubien, van Oorde-
gem, en Geerstheuvel, van Lede.
't Was kwaart na elf ure; pachter Vergammen stond aan de
deur zijner woonst, in afwachting dat de zoo gezegde patatterklok
luidde, hetwelk dagelijks ten half twaalf gebeurde, om 't werkvolk
uit de velden te roepen, voor 't nemen van hun noenmaal: en daar
zag hij afkomen eene jonge boerin, netjes gekleedeen pakje onder
den arm, die naderde en hem vriendelijk vroeg of het daar was
dat pachter Casimier Vergammen woonde?
Ja. sprak hij, ja dochter, en 't is den pachter zelf die gij hier
ziet.
Als't zoo is, pachter, ik kom van wegens M. Sprietvlechter;
den eersten klerk van den Notaris Vosselaer te Aalst; hij heeft u
reeds gesproken.
Ja, dochter, kom binnen.
't Was de koeimeid
Zij verklaarde haren naam, Jüdoca Opschelders, van Hofstade,
vroeg een gematigde uur die seffens toegeslagen werd, en trad on-
middelijk in den dienst des Pachthofs.
Wat ziet er dat een brave dochter uit, zegde 's avonds de Pach
ter tot zijn zuster J)ina; hebt gij gezien hoe godvruchtig zij voor en
naar het eten bidt? i
-T- Ik geloof, zegde Dina, dat Wij het1 zullen getroffen hebben.
Een neerstiger mensch, zegde hij eenige dagen nadien, een
neerstiger mensch heb ik van mijn leven niet gezien; nier alleen past
zij wel de beesten op, zorgt voor alles op tijd, maar 'tis alsof zij
g'heel 't pachthof moest bestieren.
Ook Dina was ingenomen voor de nieuwe meid, prees hare werk
zaamheid, bewonderde hare godsvrucht, en dankte in haar hert
M. Sprietvlechter, die haar zulken schat hat bezorgd.
Zoo geraakte het den 2isn Maart. Tonen was reeds opgetrokken
als plaatsvervanger wan Bernardus; de velden werden vrolijk; de
vogelkes begonnen in 't bottende groen te piepen; er waren reeds
zulke schoone warme dagen dat, ware het niet geweest de blader-
looze' boömen, men reeds het volle van den zomer zou begroet
hebben. -
MSprietvlechter had dien dag uitgekozen om een wandelingske
naar Meire te doen,en kwam daar toe in den namiddag, gekleed als
een rijke heer der Stad, ronden hoed, bruine kazak, zwarte broek,
gouden keting met cachet, aan de voeten gekapte laarzen en in de
rechter hand, den rieten stok met zilveren appel. ZZ
Hij werd door pachter Vergammen en zuster Dina ontfangen
als .een engel des hemels; men bedankte hem, men prees Jüdoca
zijne nicht, die geroepen werd, én de grootste genegenheid en on
derdanigheid voor haren kozijn betoonde.
Nadat Sprietvlechter bijna eene uur, met zijnvalsch wezen,
schijnheiligen klap had verteld,nam bij zijn afscheid van pachter
Vergammen en van Dina, en vermits familie somtijds aan malkan
der iéts te vertrouwen had, liet men Judoca hem uitgeleide doen,
tot buiten d'hofsteê.
Bijna aan de straat gekomen, nam Sprietvlechter d'hand zijner
nicht, fluisterde haar zachtjes in d'oorOvermorgen, 23, ten 12
uren, stopte haar een brielje in d'hand, vezelende: hier is't orde
woord, endande stem verheffende, om van eeniegelijk gehoord te
worden Nu, Judoca, zegde hij, houdt u deugdzaam en braaf;
ik zal binnen een maand of vroeger u nog eens komen bezoeken.
Goeden avond, kozijn, God beware u op de baan,wel bedankt
voor uw goedheid. - Tot wederziens, mijn lief kind.
(Daarmede verwijderde zich de schijnheilige Sprietvlechter.)
's Anderdaags en den dag die volgde, was de weêrsgesteltenis
zeer veranderd, beurtelings waaide en regende het geweldig; men
was in de Maartsche baaien getreden Maar, was de Natuur on
rustig gelijk het in onze Vlaanderen véél gebeurt in d'eerste dagen
der lente, geheel anders was het gestéld in "t gemoed Van boer Ver
gammen. Nooit was hii blijgeestiger en meest'voldaan geweest;
weinig, bijna niet keef hij tegen zijn knechten en meiden nu en
dan een preutelingske; maar, op een blijde morgend volgt dikwijls
een droeve avond, en wederkeeriglijk.
De zon was treurig ondergegaan tusschen dampachtige wolken
al 't volk had zijn avondeten genomen; de beesten waren ver
zorgd; het avondgebed was te samen gedaan en volgens de ge
woonte te plattenlande, alwaar men zooveel mogelijk de zon op
volgt, rond hafl negen was eenieder te bed. De pachter sliep op de
kelderkamer, en zijn zuster Dina, in een kamerken eraan palende,
doch welk uitkwam in den doorgang des nuizes.
Vergammen was gewoon zelf alle deuren te sluiten, en toen hij
slapen ging, liet hij nooit na, zijn kamer in 't nachtslot te draaien.
De goede Dina nam zooveel voorzorg niet; de deur harer kamer
sloot enkel met een kling; ten anderen, waarom zou zij meerdere
voorzorg genomen hebbende, op een pachthof zoowel bewaakt
er waren twee groote honden, op welke men zich mocht betrou
wen, felle beesten, in staat oeenen nachtdief te verscheuren en
g'heel de gebuurte wakker te bassenal de vensters waren van
dichte en sterke ijzeren staven voorzien de deuren,ferm toegegren-
delden moesten er nog dieven op het hof geraken, om binnen
huize te komen, was het toch zoo gemakkelijk niet.
Rond half negen, als iedereen zich ter rust ging begeven, was de
meid Judoca nog eens naar achter gegaanniemand sloeg daar acht
op; ook bleef zij niet lang weg: alleenelijk den tijd om aan de twee
honden een stuk vleesch te werpen, hetgeen de dieren met groote
gretigheid verslonden. Ja, sprak de valsche fielinne, binnen een
hall uurtje is uw spel hier gespeeld, dan zijn er al twee die ons niet
zullen hinderen. En terug binnenkomende, wenschtte zij elk be
leefdelijk een goeden nacht, nam wijwater en ging op een zolder
kamerken, waar zij sliep met de huismeid; de twee peerdenknech-
ten en de koeiwachter sliepen in den stal.
Nu was het nacht geworden de maan eindelijk door de drijvende
wolken gebroken, verlichtte met heur zwakke stralen, huizenen
erven. Alles sliep reeds lang op d'hofstede van boer Vergammen,
behalve de slavinne der misdaad, Judoca, die hare reden had om te
wakenalles sliep; en werd de pachter wakker, geen onrust kwelde
hem, omdat hij zijn twee wachthonden niet hoorde; bij 't minste
ongeval zouden zij zekerlijk alarm hebben gebast; eilaas, die twee
getrouwe honden,d'eerste slachtoffers van dieh droeven nacht.lagen
reeds geborsten door 't 'eiknjn, hetwelk Zij met het vleesch in
hunne maag hadden gebracht. Alles Was in den schijn, stil eneenig,
in en buiten het hof, toen de kfok op den eeuwenouden kerktoren
langzaam en treurig twalf uren begon te slaan.
Indien iemand op dit oogenblik in de straat aanwezig geweest
ware, hij zou bij 't flelsche maanlicht gezien hebben, eenen drom
van zwarte schimmen,helsche geesten gelijk,sluipen langs de spaans
houten haag tot aan de poort der hofstede.
Daar stonden de Binders.
Een enkel oogenblik bleven zij stil om malkadr te tellen en te
luisteren.
Een struische kerel stond vooraan, stiet voorzichtig aan de
poort en grimde Doemnis 1 zij is gesloten!
Maar op 't zelfste oogenblik fluisterde een stem van binnen: DRiE
VOOR EEN 1 Een IS geen, antwoordde men van buiten... Aan
stonds werden de houten flanken weggeschoven, en de poort geo
pend, zoo stil als het maar eenigzins mogelijk was.
Twintig zwartgemaakte mannen slopen ras binnen; twintig dieven
en moordenaren, geoefend en bereid tot alles, wachtten daar de
bevelen van hun opperhoofd af.
De valsche koeimeid stond nevens hen: DlSSGHERS, zegde zij den
aanleider bij den arm vattende, ginder aan den peerdenstal in dat
batimentje,slapen de twee knechten; de koeijongen aan den anderen
kant; zijt voorzichtig hun niet te wekken. Zij slapen.
Zij zullen straks voor goed slapen, antwoordde Disschers.
rTGoed, 't zal nog 't beste wezen; luistert nu verder: ik ga seffens
weder naar binnen en zal de huisdeur open laten; de twee honden
zijn niet meer te vreezen; de pachter slaapt op de kelderkamer en
zijne zuster daarneven; ik nestel boven op een zolderkamerken met
de huismeid. Dat is al wat ik u kan zeggen. Gij weet beter als ik,
wat er moet gedaan worden om aan Vergammen zijn kroonstukken
te geraken; maar als ge mij vastlegt, spant toch dekoorden zoo straf
niet, gelijk men de laatste maal te Oosterzele met mij heeft gedaan,
want het is zoo vermakelijk niet, daarzoo'nen hal ven nacht te liggen.
Zijt- gerust, meid, ik zal zorgen dat gij u niet te zeer zult be
klagen. n
Valt dan veerdig aan't wérk, ik spoede mij terug naar bed,
mijn gezellinne zou kunnen ontwaken.
En ras verdween zij in huis, doch liet met voordacht de deur open.
Nu, mannen, zei de aanleider Disschers, de wachten zijn op
straat goed uitgezet; licht hebt gij niet noodig.'t is klare maneschijn,
en licht zou ons kunnen verraden; gij, Caneel, gij gaat met nog 5
mannen naar den peerdenstal; sluipt in de slaapplaats der knechten;
als gij binnen zijt.opent dan maar uwe lanteernen eni maakt er kort
spel met die gasten. Gij Rommens.met uwen zoon en nogeen man
schap, trekt naar den koeistal en belet ook den koeijongen van zich
nog over 't slecht weer te beklagen; want het is die kleine soort
welke ons bijna altijd verklikt. Wij ondertusschen, zullen u zoolang
afwachten aan de deur van 't huisom gesamentlijk binnen te dringen,
als uw werk afgedaan is.... Gaat en spoedt u. ('t Vervolgt.)
.nt'iiw»» i «mm o au
LOOPENDE NIEUWS. T'EVERGEM zal er in September
aanstaande een groot Feest zijn van denKatholiekan Schoolpenning.
Bij M. Bressers-Blanckaert te Gent, peperstraat i6,.zijn nieuwe
en buitengewoon schoone Autaar Canons verschenen. Wij herin
neren de Amerikaansche leien van M. Buysse, te Knesselaere, Ge-
breveteerd. - Gambetta is te Tours geweest en er zoo koel ont
vangen als een glas koud water. Als Mac-Mahon in 1877 die streek
bezocht, 't was iets anders. D officie'ele konijnen van St Pauwels
zijn uit de school gezet en mishandeld..; Zal daar ook geen gevolg
op komen? Men zou een lijst kunnen opmaken zoo groot als ons
gazet, van al de veroordeelingen in't civiel onderwijs, sedert de
wet van 1879. De officiéele Meestér van Moorsel alleen heeft meer
jaren straf als al de veroordeelden van Ronsse. Niemand die. misdoet,
zullen wij verontschuldigen; maar't volgende is een stellige waar
heid: De katholieke leerstelsels mogen vergeleken worden aaneen
boom, die talrijke goede vruchten draagten als er hier en daar
een slechte vrucht te zien staat, is dat rede nu op dien boom uit
te vallen? Honderdduizendmaal NEEN; 't zijn ezels en stommerikken
of moedwillige vijanden, die zulks doen. Ge zijt op den buiten, en
ge ziet dadr een schoon plek aardappels; goed gemest, wel bezorgd
en onderhouden; tusschen de duizende goede struiken is er éen,
van onkruid en gedierte opgeeëten of door de plaag aangetast: En
ge valt uit op dien akker! Zal elk niet roepen: ZOT is dien vent
Maar 't Geuzenveld, dat is een venvaarloosde en slechte akker, vol
peën, ongedierte en onkruid, en waar de goede vruchten zoo zeld
zaam zijn als witte raven. Als 't geluk meêwilt: Een herderken,
te Weissdorf, in Duitschland vond daar onlangs een kistje van