JAM CL&RXUSJft laatste Binders van Vlaanderen, of de verhalen uit den Franschen Tijd. naar het uitgebreid werk van S. VAN DER GUClIT, Kunstschilder te Aalst. 33" Vervolg. xxvi. Jan en Victor bij Vosselaer. Va» uit de Tapperij zagen de twee vrienden den Doctor Du Bien uit het Notariéel Huis tomen, een leêren reiszakje in de cheese leggen, erzelve in de plaats nemen en spoedig naar de Nieuwstraat- poort rijden. Wel! wel! sprak Jan, begrijpt ge, Victor? Den Docteur van Oordegeni is zijn geld gaan vragen en Vosselaer heeft het aanstonds gegeven. Ziet eens wat een zuur gezicht den Notaris trekt.... Kom, we gaan: bedacht maar onbevreesd! Juist toen de klerk kwam aanmelden dat er twee heeren den No taris begeerden te spreken, was Vosselaer aan 't kermen en lamen- teeren over de 79 duizend franken, welke hij zoo onverwachts had moeten afschieten. 79 duizend fr. verloren, zegde hij; want ik nooit van zin was die som terug te keeren! En wat is79,000 fr. sprak Sprietvlechter, in vergelijking van het miljoen en honderd duizend franken die overmorgen nacht in ons handen gaan vallen, peist liever daarop en wil door geen onbescheidendheiddie schoone zaak bederven. Men klopt, Notaris. Wie is daar? Mr de Notaris, sprak de klerk, twee manpersonen die u in 't bij zonder begeeren te spreken. De Notaris schudde spijtig het hoofdWelke lieden zijn 't en hoe is hun naam'? Ik heb het niet gevraagd, Mr de Notaris, ze zijn zunniggekleed en dezen die 't woord voert, z >gt dat hij komt van wege M' De Win ter, die nu Kortelings overleden is. Dat zij binnenkomen, riep de Notaris, zoohaast hij van Mr De Winter had hooren spreken. Een oogenblik n„dien traden Jan Clerker en Victor Leefmans ia de studie. Moor volgde zoo dicht van nabij dat hij in 't begin dooi den Notaris niet opgemerkt werd. Maar, den hond ziende: Citoyens, riep hij verontweerdigd uit, waar hebt gij die onbeleefdheid ge leerd van eenen hond mede te brengen in 't bijzonder kantoor van 'ne Notaris. En gij, vervolgde hij tot den klerk, waarom hebt gij deze menschen niet verwittigd? Mijn kantoor is, verduiveldis ,toeh geen hondénkot.... De klerk, de viesgezindheid zijn Meesters ziende, spoedde zich weg zonder t'antwoorden, hij had ten anderen, den tijd niet, want Jan zegde rap en gezwind: Mijnheer, ik bid u om verschooning, deze hond hindert geen eerlijke lieden, en heeft wel in deftiger plaatsen aanwezig geweest ais in 't kantoor van 'ne Notaris. Sprietvlechter had met den eersten aanslag de jonkbeden erkend en was niet al te best in zijnen %chik, doch vervoorderde zijn werk. Vosselaer kende geen van beiden, want liet reeds lang geleden was, dat hij hun gezien had en zij nu geheel anders uitgedoscht waren. Evenwe:, stonden deze gelaatstrekken nog eeniger wijze in zijn ge heugen; hij antwoordde op gematigeren toon: Het is mogelijk, Mijn heeren, dat uwe hond niemand zal hinderen en nog op deftiger plaatsen is geweest; nogtans verzoek ik u vriendelijk in 't vervolg deze ruige beest daar te laten, want gezijt mij beide onbekend. Het. is nogtans de eerste maal niet, Mr, 't was Jan die sprak, de eerste maal niet dat ik de eer heb tot u te spreken, gedenkt u den jongeling niet meer die u 't geld bracht tot losprijs van M' De Winter? En ik, zei'Je Victor, ik ben Victor Leefmans, de fransche Sergeant welken gij de goedheid hebt gehad te melden dat zijn «ude moei al haar goed aan uwen me sterklerk Hendrik Spriet vlechter heeft gelegateerd om or, na hare dood goede werken meê te verrichten. De Notaris verbleekte en beet op zijn lippen. En,voegde Victor erbij, voordien heer daaraan den kleineren lessenaar, zijn wij toch geen vreemdelingen, maar goede kennissen, vermits wij met een anderen heer hem in de Diligentie van Gent op Aalst hebben ontmoet, niet waar heer Sprietvlechter De meesterklerk antwoordde dat hij ja, Victor erkende aan zijn lintje van '1 cnrlegiosn.cn Vosselaer, zich vast op zijn pointjilje zet tende, vroeg nu veel ernst dat ze zouden verklaren wat zij van hem begeerden. Want, zegde hij, mijn tijd is kostbaar. We gaan het u dadelijk zeggen, sprak Jan, daar wij zelve zeer haastig zijn on. hier gedaan temaken; maar eerst en vooral moet ik u kenbaar maken welke plaats wij in de samenleving bc- kleeden: Wij zijn beide, gelijk gij ons hier ziet, benoem 1 zijn wij door de Uitvoerende Macht, als hulp-Commissarissen, tot uitroei ing der Binders, dieven en moordenaars, met dezelfden graad als een Luitenant der Gendarmerie, en wc zijn gemachtigd, alle perso nen die ons verdacht voorkomen,na beliefte in hechtenis te nemen. De schrik en angst van Vosselaer en zijnen Meesterklerk waren zichtbanr;ze meinden niet beter of alles was uitgekomen en hunne aanhouding en einde, nabij. Mr De Winter, zoo ging Jan voort, Mr De Winter heelt voor zijne dood bewijzen gekregen dat 'tgeld.dat de som van 49duizend franken, welke zijne vrouw u had gezonden om zijn vrijheid te be werken, dat die som nooit gediend heeft om hem te verlossen, mits zijn aanhouding onwettig was en.... Wat beleeknrtt dit, citoyens? riep Vosselaer uit. Laat mij uitspreken, Mr, zijn aanhouding onwettig was en eu van 's anderdaags zou gedwongen geweest zijn hem op vrije veeten te stellen gevolgentlijk heeft hij stervende, mij dit geld in vollen eigendom afgestaan, tot beloouiug eeniger bijzondere diensten doer mij aan hem gedaan, en ik verzoek u,om alle onaan genaamheden te vermijden, mij die som te behandigen. De Notaris was nu ceuigzins geruster, daar hij hoorde dat er kwestie was van geld, doch van geen aanhouding. Hij bezag Jan sterk in d'oogen Ik ontken, zegde hij, van ooit geld ontfangen te hebben tot losgeld van Mr De Winter, dus beu ik u niets schuldig. Mr daar ik zelf in persoon u deze waarden heb behandigd, zoo zeg ik dat gij liegt! De Notaris, ontsteld door deze buitengewone vrijpostigheid, sprong recht en de deur toonende Onbeschaamde kerels, riep hij; onbeschaamde bedriegers, gaat, verlaat spoedig mijn huis, of het zal u berouwen. En hij greep naar een geladen pistool, dat, gereed tegen alle voorvallen, in zijn schrijftafel was verdoken. Doch Spriet vlechter sprong toe, rap als de wiud, greep zijn meester bij den arm: Wat gaat gij doen? mompelde hij; alles bederven! En zich tot de twee vrienden keerende, die verre van verschrikt te zijn, daar stonden te lachen met de zonderlinge grimassen van den No taris, iu zijne gramschap: Mijnheer Jan Clerker, zegde Sprietvlech ter, wees niet verwonderd over hetgeen gij hier'ziét gebeuren, mijn patroon is een voorbeeld van eerlijkheid, doch vergeetachtig; en dees geval laat zich verstaan, vermits ik die som afgeteld en aangeboekt heb. Zijt zoo goed uw bewijsstuk te tooneu, ik zal u dadelijk betalen. Jan haalde 't papier tevoorschijn en overhandigde het aan Spriet vlechter. Wijl deze het langzaam ontplooide, trok Jan een pistool uit den gordel welken door zijn boveujas was bedekt, en spande deu haan. Wat wilt dit beduiden? Mr vroeg sprietvlechter, hevig ver schietende. Weinig of niets, heerschap, een simpele voorzorge, ingeval gij pogen moest mijn bewijsschrift te vernietigen. Sprietvlechter trachtte verontweerdigd het hoofd te schudden, ging naar de geldkas, opende ze, nam er vier banknoten van Tien Duizend Franken uit, legde ze op tafel nevens een, haalde nog Negen Duizend Franks erbij, en zonder zich te bekreunen met den Notaris die meer dood als levend op zijnen stoel lag: a Ziet. M. Clerker zegde hij, hier zijn de 49 duizend franks die gij begee-'t, zijt zoo goed er kwitancie van te gevenJaA stak zijn pistool in den gordel en schreef een kwijtschrift, terwijl Victor op zijne beurt een pistool te voorschijn bracht en zich iu gereed heid hield, tegen al hetgeen hadde konuen gebeuren. Sprietvlech ter gebaarde zulks niet te zien. Middelertijd had Jan het kwijtbriefje geschreven en geteukeud. Hij stak't geld zorgvuldig in zijn zakken. Ik geloof nu, zegde Sprietvlechter, eerbiedig buigende, dat die heeren voldaan zijnde,mogen vertrekken? Mijnheer Sprietvlechter, sprak Victor, ik hoef u eerst nog een voorstel te doen. Spreek vrijelijk, c toyen Sergeant. Gij wordt reeds van jaren en hebt veel bezigheid, met de zaken van uwen Patroon, bijzonderlijk om, gelijk nu, zijn kromme spro'-gen rechtte maken. De mensch, zegde Sprietvlechter op heimeHjkea toon, is «p aarde niet gesteld om te rusten, een vroom man verwacht van God een beter leven. Dat is al waarheid, M. Sprietvlechter, maar ik heb toch medelijden met u; uw leven is te lastig eu daarom verzoek ik u de teruggave van de nalatenschap mijner moei; 30 duizend franken in goede werken uitgeven is nog al een lastig werk, en ik ben ver zekerd dat tot den dag van heden alles in uw geldkolfer is geble ven, niet waar o overheerlijken man? Sprietvlechter had zulkdanige voorstel niet verwacht; hij trad ach teruit, als gebeten dooreen» «lang. Onmogelijk, M',zegde hij, 'tis reeds uitgegeveu. - Ach, M\ er vatte Victor, alt |d zijn geladen pistool in d'nand, laat ons oin zulke beurzelarij geen kwade vrienden worden. De schelm stond iu beraad, wat h j zoude gedaan hebben; nij was verschrikt vau die vastberadene kerels. Maar, zonder dat hij de tijd had van te antwoordeu, Vossehier sprong vooruit en zegde: Citoyen Leefmans, het is met mij dat gij af te rekenen hebt Oulungs heb ik dit Testament met meer aandacht doorlezen eu ik heb het genoegen u te melden datuwmoeijo wel en iustautelijk al haar bezit aan Mr spriet vlechter had vermaakt, om in werken van liefdadigheid te worden uit gedeeld, ingeval g J bij avonturen reeds opgehouden hndt te leven. Daar wij u heden iu volle gezoudheid aantreffen, zal u de voormelde som afg»tel(l worden, m»t anuotatie vau den intrest, heloopende tot vijfhonderd ea zes eu twintig franken.. Nu w s het de Notaris die naar de geldkas ging, Victor in banknoten betaalde cn dezes kwijtbrief ontfine.... Eu nu Meubeerea, zegde hijdat ik geloof dat gij voldaan zijt, laat ons met vrede, a "Moeiel.|k konden de twee vrienden hunne verwondering onbbjkend laten, doch zij deden zich geweld, bedankten spotsgewijze meester Ja cobus Vosselaer, eu z.juen weerdigeu moester slerk, eu verlieten het huis tot bl jdscbap der twee fielen, die zeker meinden dat het met hun gedaau was. Terwijl zij, gevolgd van Moor, lustig de Groofe Markt overtrokken naar hunne Afspauuilig, vast besloten er een goede flesch op te zetten, vielen de twee schurken iu bittere woorden uit tegen malkandoren;Vos- selaer b;|zonderiijk stampte met gramschap tegen deu grond. Zijn geld! zija geld! ziju schoon geld! Honderd v.jftig duizend frunkcu, op min dau een half uur kwijt geraakt! En de brutaliteit van die kerels Sprietvlechter, ze moeten inecr weten, anders zij zoo stout niet te werk gaan Sprietvlechter erkende en betreurde ook die belangrijke sommen, doch de Elf Honderd Duizend Franken zouden alles herstellen ;en voegde hij erbij, (immers gelijk de duivel is, -oo betrouwt hij zijn gasten), mij dunkt, zegde Sprietvlechter, nu dat door ons toedoen hun yiu'rerS ziju gesmeerd, zij ons wel voor e nigen tij 1 zullen rust en vrede laten. (Wordt voortgezet.)

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1882 | | pagina 3