laatsle Binders van Vlaanderen, of de verhalen uit den Franschen Tijd, naar het uitgebreid tverkvan S. VAN DEE GUCUT, Kunstschilder te Aalst. 34* Vervolg. XXXV. Op d'Hofstee van Pachter Ganserik. Twee dagen na de gebeurtenissen welke wij komen te beschrijven, ■adat Dr Dubien zijn geleend geld, en Jan en Victor hunne ver schuldigde penningen bij den Notaris Vosselaer hadden gekregen, tot groote droefheid van dezen laatste, 'twas juist de dag dat de revue der gendarmen te Gent plaats greependen opvolgenden nucht ■soest de dubbele slag door de Binders geleverd worden: de aan houding en uitplundering der Postmaal,opwelk schelmstuk Vosse laer en Sprietvlechter al hunne hoop stelden, en de inbraak op 't Paehthof te Massemen. Jan Ciercker en Victor, verre v n, gelijk Sprietvlechter meinde, ■u gerust te blijven, hun overtuiging was nu onwankelbaar: De Notaris Vosselaer stond aan 't hoofd der Binders; en hun vastbera den besluit was van al hun aandacht te vestigen op den persoon, het huis en de vrienden van voornoemden Funktionnaris der Repu bliek. John Stiermarck liep héén en weêr in de staden omliggende, meester Vosselaer en Sprietvlechter namen van uit hun kantoor de laatsie maatregels voor den slag die binnen de 24 uren ging gele verd worden. Doch geen ander zaak konden de geburen der Nicuw- straat bestatigen, dan een buitengewoon gebel en in- en uitgaan in 't Notarieel huis, hetgeen geen ander vermoeden kon opwekken,als dat de Notaris veel pratijk had, en waarschijnlijk een groot sterf huis van den Buiten; want het meest buitenlieden waren die toe kwamen, benevens eenige Aalstenaars om te teekenen, ofde funktie van den Notaris behoevende. Dienzelfden dag had Mr Du Bien uitgekozen, om met zijne doch ter Florida een uitstapje te doen naar de hoeve zijns Pachters. Schooner weêr koa men niet wensehen. De zon glom met heure aangename lentestralen tnsschen bsomen en heesters, zoowel als op de torenspitsen der dorpskerken en bracht niet weinig luister bij aan de ontlokene veldbloemen, maar bijzonderlijk leverde zij een verrukkelijk gezic' t, hetwelk de vlaamsche velden jaarlijks vertoo- nen, als de prachtige geele sloorbloemen, die metganschedroramen en kauters bedekken, en door den wind bewogen, het aanschijn h&bben van een goude golvende zee. Twee uren was het geslagen als de Geneesheer van Oordegem het Talkensteen verliet en met zijn dochter de wandeling naar Massemen ondernam. Roosje, Jan's brave zuster, was nog te zwak voor zulke verre wandeling; tot aller spijt moest zij dus thuis blijven; en in 't begin scheen Florida er eeuigzins droefgeestig om, doch de weg, langs die verrukkelijke beemden, weilanden en boschjes, het lente gezang der vogelen hadden haar jeugdig gemoed opgewekt en ver vrolijkt, en den weg werd verkortdooreen aangenaam en afwisselend gesprek, over alles wat d'aandacht bezighield of onderd'oogen viel. Terwijl vader en dochter gelukkig naast elkander hoevewaarts wandelden, stond pachter Ganserik aan zijn deur een pijpje te roo- ken. Gedurende de meimaand heeft de boer in Oost-vlaanderen', weinig op 't veld te verrichten: d'Aardappels zijn geplant, 't Zaad is pas in bloemen en de Oogst, die later zoo veel zweet vraagt, staat aog te groeien; dusvolgens was er geen bijzonder werkvolk op 'i hof, als de twee knechten en een meid, henevens de werkvrouw, die 's avonds naar huis terugkeerde, 't Pachthofvan Ganserik bestaat nog ten huidigen dage; maar verscheide buizen hebben de toenma lige eenzaamheid verbroken, deszelfs schilderachtigheid weggeno men, maar tevens ook de gevaren welkeeen eenzaam gelegen verblijf medebracht. Dit pachthof was een hoog gebouw, alhoewel maar éen verdieping, een hoog kloek gebouw met den voorkant naar den landweg gekeerd; op de linkerzijde was een kleine venster, doch tamelijk hoog, want alhoewel er op den grond een hoop mutsaard en takbosch lag, Inleef men nog vier voet van de venster, welke gelijk al de andere van eiken houten luiken was voorzien. Dit was de eenigste zwakke plaats; want dit Pachthof, sterk gemetst, met ijzer beslagene deuren, verzekerde vensters, goede wachthonden, *t stond daar als '11e reus in 't midden zijner eenzaamheid en scheen alle Binders en Roovers uit te tarten. We. zegden dat pachter Ganserik aan zijn deur stond een pijpje te rooken, terwijl meu den den arbeid had gestaakt om den vier- urenkant te nemen; de Pachter, hoorende dat 't volkaan tafel ging, trad binnen, stak zijn baardbrandeken in den z-.k en plaatste zich aan tafel nevens zijn zoon Tist, de twee.kaechtea en 't ander volk. Nauwelijks had meu 't kruis g onaakt,om volgens aloud eRoveralnog bestaande gebruik, God te bedanken, toen er aan de voordeur ge klopt werd en een doffe stem zich liet hooren: Pachteres, hebt ge gij geen solferstekken van doen? Neen, antwoordde de boerin, die juist haar gebed had gedaan en zich bereidde om een stuk spek af te snijden en op haren broodkant te leggen. Ach.Pachteresse, koopt mij wat af, ik zal u vijf busselkes voor een oordje geven! Wij hebben er geen noodig! Maar vrouw, 4 was de Pachter die 't zeide, vrouw, weet gij dat er geen twee busselkes in huis zijn'— Ach Pachtersse, lost mij toch een weinig af, zijt zoo braaf, ge zijt altijd gewoon van mij te koopen, of kent gij dan Jef Wolfers, den deu itjes-vertslder niet meer? Wat, duivel, Jef! zijt gij het? riep d* P-chterszoon, kom binnen, we zullen trachten kommerschap met u te maken. De deur ging open en 'ne vent van iniddelbarige leeftijd trad wankelende binnen; hij was gekleed met 'neu blauwen kiel, grauwe gelapte broek, geweven afhangende muts en zware schoenen. Lij dende zag hij eruit,steundezich met deen hand op'ne stok en droeg in d'ander een schijf solferpriemen. Jef, jongen zeide Ganserik, uw spraak is zoo veranderd sedert dat gij hier de laatste maal geweest zijt! zijt gij dan ziek? vervolgde hij, den solferstek man met veel deelnemiug beziende. Juist niê ziek, pachter; maar al over de twee maanden loop ik met een zeer been... En de man, zijn been beziende, lostte 'nen diepe zucht. De Pachtersse had intusscheu de solferpriemen overzien, vond ze goed, legde er eenige van kant en zegde: Al zien wij Jef Wolfers zelden, zijn marchandise is toch goed; ik wist niet, man, dat gij het waart, die daar stondt te lamenteeren. Wel, zegde Ganserik, waarom komt hij niet recht binnen, hij weet immers wel dat hij hier willekom is! Hij heeft ons zoo dikwijls de winteravonden met zijn vertellingen doen passf-eren, bemerkte 't meissen. Zet u neer, sprak de boerin, en ze sneed hem een groot stuk spek. legde het op een dikke sneê koorenbrood, terwijl de meid hem een warme kom kaffé inschonk; zet u neêr en eet met ons meê, als t gedaan is, zal ik u betalen. Ach, ik heb juist niet veel hon ger, sprak de valschaard, want 'ne valsche bespieder was hij, niet veel honger, maar terwijl het mij toch zoo hertelijk gejond is, zal ik trachten eeneweinig te profileerenjden appertijd gaat niet, pach tersse; en 'k ge'oof dat ge mij niet dikwijls meer zult zien. En Jef zette zich neêr, maakte een kruis en begon langzaam, gelijk 'ne ziekelijke meusch, te eten, van tijd tot tijd eens schuins rond ziende. Toen de overige grage magen hunnen eetlust hadden voldaan en dat 't mansvolk de pijpen begon uit te halen, werd de voordeur omzichtig geopend en D' Du Bien, gevolgd door juffer Florida, ver toonde zich aan den ingang der kamer. Aanstonds vloog de pachter op, de muts in d'hand om hen te verwillekomen, hem te bedanken, dat hij vau 't schoon weêr geprofiteerd had, om hem te komen be zoeken met juffer Florida. Terwijl de Pachter sprak, had zijn vrouw de schoonste stoelen uitgezocht, voor de welgekomene en vereerde bezoekers. Pachter, sprak de Geneesheer, ge verlangdet mij te spreken, niet waar? en vermits wij reeds lang een wandeMug in den zin had den, zijn wij vandaag eens zelf bij u gekomen. Te veel goedheid Mr, te veel goedheid, waarvoor ik u herte- lijk dankbaar beu; het is een waterleiding hier achter 't huis, dat u toebehoort en die r.en afleiden wilt en waarover ik u geerue zou spreken, later, als gij uitgerust zijt en ons d'eer hebt aangedaan iets te nemen. Wat zal Mijnheer en Mejuffer nu believen te nemen? viel de Pachtersse haren man in de rede; kan ik u dienst doen met 'ne kassaert van versche eiers of iets diergelijks? och,doe ons 't ple zier eens te vrageu wat er u liefst lust en begeert. Wel, zegde M* Du Bien, op voorwaarde dat gij en uwen man benevens uwen zoon zult meê eten, bakt ons'ue kassaert, gelijk gij vroeger nog zoo wel gedaan hebt, dat is hertelijk voedsel. Terwijl de pan werd klaar gemaakt,en zelfs tusschen deze samen spraak, hadden knechten en meiden behoedzaam en stillekes de kamer verlaten, gelijk beleefde dienstboden doen, als hun Meesters volk ontvangen. Jef Wolfers had 't geld gekregen zijner solferprie men en na den Pachter veel geluk te hebben gewenschtenkwansuis eens naar achter gegaan, aldaar alles zeer wel afgezien, bijzonderlijk het klein vensterken, al den linkerkant van den muur, dan verliet hij al hinkepinkende, d'hofsteê. Buiten zegde de sche'm tot zijn zelve: Vier struische manspersonen; deuren en buitenveusters van stevig eiken hout, 't en zal zoo gemakkelijk niet gaan!... Dat het niet ware langs de kleine venster, ik weet bijna niet hoe men zou binnen geraken. En dien Doctenr moest daar nu nog komen n.et zijn schoone dochterlom mij te beletten van den Pachter uit te hooren.. Iloe laat is 't nu? Half vijf, rèsekes gepasseerd... Dischgers en zijn makkers zullen hier nog niê zijn... Wat gedaan?... Wel, dat is sim pel; ik zal van hier d'hofsteê bespieden, en op mijn gemak ons volk afwachten.... En Jef Wolfers, zijn zeer been vergetende, kroop rechts door 't kreupelhout,nevens do baan, niet ver vau't pachthof. Daar een geschikte plaats vindende,.ontstak hijzijn pijpken enlegde zich op 't gras. ('t Vervoigt.) RAAD8ELDEPIJ. Adres, Prijskamp-Haosdonck, moet zijn: Z. V. E. dorp, 245. We zitten overrompeld van Prijskompnn, geduld, geduld, zachtjes 't Raadselke was Watervliet; gevonden en gezonden door MM. D'Hert, Moerbeke, C. Tan Wymerech. Sinay; Gislenus De Bruyne, Antwerpen; J. Bauwous, St N'ikohias; A. De Meester, Lede Ad. De Maeght, Eyne; Marie-J. Vau deu Brouck, ifatnme: L. af.. L. De Jonghe bakker te Uruybeke: Am. Engels, Waarschoot: Ch.L.KasBchaert.Smet- ledo. M. Engels, geeft de zaak af ulsvoJgt: het spijt ons ander schoone oplossinhen niet te kunneu melden Wanneer ik uw gazett' ontving. Dan vond ik waar een raadsel-din, 'k Dacht aanstonds op oen WATRE-plas, Een niET erbij, ik-had het ras; Uw vlaamzcke dorp m WATERVLIET, Het heel van 't raadsel: i* 't zoo niet Wanneer mee nu uw letters ziet, Elk op hunn' p'aats genomen, Dan ziet meu toch wel Watervliet Heel klaar ten voorschijn komen. KORTR1J K, 3p ja;i. Op de veemarkt vzn heden waren te koop gesteld. 182 koeien; 161 veerzen; 63 stieren; 46 ossen. De markt was levendig met cene daling van 5 tot 10 h. per hootd Tusschen het te koop gesteld v;e waren er stuks van Holland.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1882 | | pagina 3