SAN CLEM
laatste Binders Tan Vlaanderen,
of de
verhalen uit den Fransehen Tijd.
naar het uitgebreid werkvan S. VAN DER DUCllT, Kunstschilder
te Aalst. 36' Vervolg.
XXXV. Onverwachter tegenslag.
De negen zwartgemaakte Binders trokken naar de poort der hof
stede van pachter Ganserik te Massemen, terwijl Dischgers door de
spaanschhouten haag kroop, gevolgd van Jeï Wolfers en Lammen
Van Dries. Dischgers, rap en klingsch, was seffens op den mutsaard
gekropeq, stak zijn dolkmes tusschen de steenen, en aldus een
handvast hebbende, klom hij naar boven op de vensterbank. Na
eenoogenblik tijds ging hij binnen zijn; d'arme bewoners der hof
stee, in hunnen slaap verrast, zouden langs twee kanten overvallen
wezen; de goede uilslag der rooverij voor de Bin Iers was verzekerd
en daar boven op de venster staande,gereed om in het huis te dalen,
Dischgers keerde zich om en wenkte Lammen Van Dries, dat hij
volgen zou.
Jef Wolfers had dit teeken verstaan; alles was veerdig om te be
ginnen; en de solferstekmaker spoedde zich naar zijn makkers.
Pachter Ganserik, die dikwijls had hooren zeggen dat de Binders,
toen zij ergens eene inbraak voor handen hebben, gewonelijk op
voorhand de wachthond door vergif of anderszins uit den weg rui
men, om te beletten dat de trouw,waker door zijn geblaf hen zoude
verraden, pachter Ganserik had .de gewoonte van eiken avond zijnen
hond in huis op te sluiten. Dus doende, was hij verzekerd dat men
het dier, een bijzonder goed wakende hond, niet zou gedood hebben.
Het beest had de schelmen geroken, zijn hairen rezen ten berge en
een lang waarschuwend gebas kwam de stilte van dien vreeseli)ken
nacht breken. De weerklank van 't gebas ronkte nog, pachter Gan
serik, wakker geschoten, lag te peizen wat zulks kon bedieden, toen
er met groote hevigheid op dé poort werd geslagen. Ganserik sprong
op, zijn vrouw, ook ontwaakt, huilde en kermde; maar de pachter,
als een moedig man, stilde zijn echtgenote met eenige woorden,
greep zijn geweer en spoedde zich naar 't kijkgat, in de waterluik
der venster gemaakt. Geen twijfel meer; ziin hof was aangepakt! hij
zag bescheidelijk dien troep zwartgemaakte kerels.
Wat wilt gij? wie zijt gij? riep hij met krachtige stem.
Opent, gij zult het hooren, was de antwoord.
Ik doe niet open voor onbekende lieden; daarbij, ge zijt allen
zwartgemaakt.
Pachter, ge...
Hoort, is 't geld dat gij begeert, alles wat wij bezitten, zal ik
u toewerpen; doch, als gij met geweld wilt binnendringen, het zal
u berouwen.
Pachter, zooveel woorden niet! wilt gij open doen of niet?
Neen!
De Binders bleven staan, alsof zij samen raadscheerden, doch
eigentlijk wachtende naar 't bevel van hunnen aanleider, dat hij
langs de zijvenster binnen geraakt was, en zij den aanval mochten
beginnen. Öndertusschen was Mr Du Bien, bij 't eerste gerucht
ontwaakt en gewapend met twee zakpistolen welke hij gewonelijk
droeg. Dr Du Bien kwam zich haastig nevens zijnen Pachter stel
len. Zij drukten malkaar d'hand, als een teeken van moed en dat zij
malkaar gingen helpen. De Binders! sprak M. Du Bien. Ja,
gelijk ge ziet. Sterk in getal! Inderdaad, doch we zijn verwit
tigd en eenige geweerscheuten zullen die rakkers wel,tot rede bren
gen. God geve het! M. wilt gij met uw dochter vluchten?
och ja, doe dat! Een der knechten zal u de deur naar 't bosch ope
nen. Neen. Maar, Mr. Neen, 't ware onvoorzichtig. We
zullen te samen 't gevaar deelen; ten anderen, uw huis is ongetwij
feld omsingeld.
Er komt beweging onder de Binders, 't Is Jef Wolfers, met't
bericht dal de aanleider en Lammen reeds binnen zijn... Er bruist
een scheut. Hoort, roept Jef, de meester is al aan den gang.
Boer! riep nu een der Binders, wilt gij ons gewillig inlaten en
Hl uw geld geven? er zal u geen leed geschieden.
Loopt naar al de duivels! weg van mijn hof of ik schiet uneêr.
M. den Doctoor, opgepast, sprak de Pachter; ha, Tist ge zijt daar
ook. Ja, Vader en de twee kneenten ook!... Inderdaad, alle drij
stonden daar, met hun beroeste geweeren in d'hand! Opgelet,
sprak de Pachter, met de kalmte van 'ne grijzen krijgsoverste, want
de Vlaamsche Landsman, al boft hij niet veel, in al de moeielijke
gevarendheden hij geeft preuf van groote manhaftigheid; opgelet,
vrienden, de roovers komen met 'nen balk om de poort intestooten.
Inderdaad, een vreeselijk gedommel deed g'heel't pachthofbeven.
De Binders keerden wat achterwaarts om een tweede maal, ge
weldiger op de deur te bonken, doch de Volkeren aan de zolder
venster schoten en drij roovers vielen, zwemmende in hun bloed.
De Binders, zulke ruwe bejegening niet verwacht hebbende, lie
ten dén balk vallen en trokken achterwaarts. Watmag dit bedui
den, sprak er eenen uit den hoop. Jef komt ons zeggen dat den
aanleider met den anderen al't huis binnen zijn. Ja, bezig met
die vervloekte boeren af te maken! En men begint op oas te
vuren, alsof er niets ware gekeurd. Wat nu gedaan? Hier
wachten! En ons allen laten kapot maken. Wie weet wat er ge
beurd is! Misschien verraad! 't Is tegenwoordig overal, dat
wij hinderpalen ontmoeten. Kom, riep een andere met een stem
van autoriteit, we gaan allen naar de venster... En ze liepen al vloe
kende naar d'aangeduide plaats.
Hun verwachte daar eejj vreeselijk vertoog; hun aanleider hing
onbewegelijk, het hoofd naar binnen en het onderlijf naar buiten,
tusschen hemel en aarde, juist alsof hij opgeknoopt ware geweest.
Dit gezicht deed de Bindets verschrikken; zij dachten niet beter of
er was verraad en gevaar voor hun leven, en alles in brand latende,
dooden, gekwetsten, en hunnen half-gehangsn aanleider, zij vluch
ten weg, door de opening in de spaanschhouten haag, boschwaarts
henen; de dappere landslieden losten nog eenige scheuten op de
vluchtende schelmen, doch zonder hun te treffen.
Laat ons nu gaan zien wal er was omgegaan in de kamer van
Florida. Na twee uren te hebben geslapen, juist rond middernacht
was zij ontwaakt en het scheen haar een onduidelijk gemompel te
hooren; zij rechtte zich overeind om beter te luisteren,"maar op dit
oogenblik schoot een verschrikkelijke windvlaag dcor de beuken
van 't bosch, dat al ander gerucht verdoofde.
Heerc God! wat mag dit zijn? dacht Florida; want sedert den
aanval op Valkensteen was zij zeer ongerust gebleven. Och God!
wat mag dit zijn! En de dochter wapende zich met het kruisteeken
te maken; ja, het dacht haar dat een groot gevaar nakende was, en
zij bepioefde God te bidden, dat hij allen onzegen van haar en van
haren lieven Vader zoude verwijderd hebben; maar thans klonk
dat gerucht van menschenstemmen duidelijker dan tc voren; van
ondpr baar venster moest dit gerucht komen. Den adem inhoudende,
luisterde zij met meeraandacht, en bespeurde dat verscheide mannen
zeer behoedzaam tot malkander spraken, maar geen woord kon zij
verstaan... Wat mochten die menschen van zin zijn? Met welk in
zicht, over de haag zoo dicht bij 't Pachthof komen en op dit uur?
Ei, j de Binders! de Binders! wat kon het anders wezen? Florida
moest al hare wilskracht gebruiken om haar lichaam in bedvyang te
houden en van angst niet in onmacht te vallen; veel gevaren had zij
op Valkensteen do rstaan, doch daar stond Jan aan hare zijde en
nu was zij gansch alleen!
Na eenige oogenblikken van overweging, besloot zij op te staan
om haren Vader te verwittigen, doch eensklaps, wat hoort zij? Een
ruit der kleine venster die in stukken geslagen wordt! Op dit geklet
ter blijft zij stil en hoort bescheidelijk deze woorden: Hoofdman,
laat mij den eersten binnen dringen, ik ben kleinder dan gij en zai
voor u 't vensterraam langs binnen openen.
Gelijk ge wilt, antwoordde een stem, doch het is met noodig
hier veel omzichtigheid te gebruiken, vermits het een kamer is waar
niemand slaapt.
Verbeeldt u den toestand der dochter!...Iemand gaan verwittigen
kon zij niet meer; de schurken zouden binnenstijds de kamerin zijn;
In Gods naam! zegde zij; 't en zal niet gezegd worden dat ik voor
mijn plicht hen achteruit geweken. Dat de Almachtige God ons allen
beware! En zij greep hare pistolen en trok den haan over.
Nauwelijks was dit geschied, als er een zwart wezen aan de ven
ster verscheen, en bereedschap maakte om de raam te openen, 't
Was Lammen Van Dries.
Laat af, zegde Dischgers, ik kan er gemakkelijk door.
Op denzelfden stond richtte Florida zich overeind en mikte naar
den zwartgemaakten schelm. Een schitterende vlam verlichtte een
oogpink de kamer, als een bliksem vloog het lood recht naar den
roover en doorboorde hem het hoofd.Zonder een woord te spreken,
stortte Lammen stuiptrekkende neder Door de klaarte der scheut
had Dischgers het meisje gezien,waarschijnlijk erkend, en vervolgens
zijnen makker zien neer storten. Door woede aangehitst, stak hij zijn
dolkmes tusschen de tanden en trachtte zoo spoedigmoaelijk binnen
te geraken.
Weldra stak door de gebrokene ruit het zwart wezen van den
aanleider en zijn gloeiende oogen gluurden in het kamerken. Maar
een tweede scheut brandde los, welke ongelukkiglijk maar het laaf-
poeder alleen in de pan deed ontvlammen. De teleurgestelde heldin
uitte een wanhopig geschrei, welk zij hoopte door haren Vader ge
hoord te worden, doch de Geneesheer was reeds aan de zolderven
ster; wat doet Florida? zij smijt het pistool weg, springt op, loopt
naar den Aanleider die reeds met het hoofd in de kamer was, grijpt
dat vreeselijk hoofd bij de zwarte haarlokken vast, en versterkt door
het gedacht dat zij het leven van haar Vader en van de brave Ganse
riks in handen had, versterkt door dit gedacht, drukt zij het hoofd
des Roovers met geweld tusschen haar handen.
Daar hing de Roover nu, tusschen hemel en aarde, in evenwicht;
een oogenbtik roerloos en als verstomd door dezen onverwachter!
tegenslach, doch aanstonds al zijn krachten gebruikende om door
de venster te geraken. (!t Vervolgt)
LOVENDEGEM. Wegens !e moord der gebroeders Hebbrecht
is er te Somerghem 'ne landlooper aangehouden, en deze landloo-
per heeft twee ander confraters beschuldigd, ook twee landloopers
die juist t'Aalst in arrest genomen waren, veroordeeld voor
Hoogstraeten en op Dcndermonde gestuurd... Valt er te weten of
de luiaard van Somerghem de waarheid heeft gezegdTegenwoor
dig blijven veel misdaden ongestraft en dat moedigt de booswich
ten aan, des te meer dat de Liberaalderij en Geuzerij in d'oorcn
fluistert: Er zijn geen ander Rechters te vreezen, dan de werelijke..
Volgens de wetten van verscheide landen is het verboden dé
kankerachtige leeringen der Vrijdenkerij voort te planten.
- Te Maeseycic is ne soldaat Rocco genaamd, uit de korrectie
gevlucht en naar huis keerende, door de gendarms achtervolgd;
de ongelukkige werd ingehaald, naar zijn verlofpas gevraagd; ik
zal het u geven, zegde hij, in d'herbcrgdaar; zijgingenerheén Lngs
de vaart, en opeens de deserteur springt in 't water en wilt erdoor
zwemmen; doch zijn zware kleeren verhinderden hem en hij ver
dronk.
Die te lange vingers heeft, geraakt toch rindelijk in schande
en verlies der vrijheid: Zoo is GAntwerpen een dienstmeid aange
houden, juist als zij in de Zuiderstatie was om te vertrekken, aan
gehouden en beschuldigd van haar meesters op den Mechelsclien
steenweg, 3000 fr. ontstolen te hebben... Eerlijk duurt langst,
en een eerlijk hand, mag vrij wandelen in alle land... T'Antwerpen
in St Amandstraat is weêr een meisje verbrand en schrikkelijk ver
brand; ze moest de stoof ontsteken, goot er petrol op; de vlaru
vloog op en vatte haar kleêren... Hoe onvoorzichtig toch!
Te Wuistwezel is, och arme! het vierjarig zoontje van den
brouwer B. in'ne ketel ziedende water gevallen, en seffens uifge-