i
i m «*><8*
EVUE DER VELDEN EN TIJDEN
VKHHses)
28 April 1882.
TIENDE JAAR
No 497.
WAT ZINGEN WIJ
(Meilied).
1. "Wat zingen wij, bij 't heerlijk dagen
Der lieve Mei zoo niet,
Een lied.
Terwijl in 't groen van struik en hagen,
De filomeel haar lied
Ontschiet?
Een loflied klink' door boschen heide,
En veld en hof
En zin ge in boomengaard en weide,
Maria's lof 1
2. Wat zingen wij, bij 't zoet beschouwen,
Der bloemen rijk aan kleur
En geur
Die voor het oog hun pracht ontvouwen;
En streelen met haar geur,
En fleur?
Een liefdelied ontstijgt onz' boezem
Zet 't hert in gloed,
En murmelt zacht bij bloem en bloezem
Maria zoet
3. Wat zingen wij, bij 't spoên der vlietjes
Hunn' bochten, langs en door
Bij 't koor-
Gegons der wakkre honigbietjes
Wen 't zangerig vooglenkoor
Zingt voor
Een danklied, Hem, die alle dingen
In wezen riep
En voor het heil der stervelingen
Maria schiep
4. Wat zingen wij, als 't aardsche leven,
Voor ons zal zijn voorbij
En wij,
Verschijnt alle Vrijdagen.
Prijs in Bureel of Winkels 0,05 centiemen,
et de Post of te huis gebracht, 2,50 's jaars-
Voor Frankrijk en Holland 4,50,
P. DAENS-Mayart", Achterstraat, AALST.
RAADSELKE-PRIVE.
Het eerste, men hangt het al over den kop,
Ofwel aan het heele; let verder nu ep;
Het tweede, een speeltuig, gerief en bijtijd
Iets vreeslijk in d'hand, maar genoeg nu gezeid.
2 SPREUKEN. Vroeg los, vroeg vast, vroeg waard vroeg gast; vroeg
wild, vroeg tam, vroeg rap, vroeg lam; vroeg valk. vroeg uil; vroeg vier
t vroeg asch, vroeg zomer, kwaad gewas; vroege dronkaard, vroeg gestor-
ren, vroeg op zwier, vroeg bedorven.
annSs^m^iKsmnmeammmam tm éhhiiüI
Als dienaars, dan staan opgeschreven
Maria'dienaars, wii,
Gaan blij,
Dan 't zegelied in Sion zingen
En de eeuwen door
Bezingen met al d'liemelingen,
Maria's gloor F. Walgraef.
f <8fc 3 <3# <3 3 <3#3
[Laat ons dees jaar bijzonderlijk en tot intentie
van Kerk en Vaderland, de Moeder Godsin deze
Meimaand vereeren, door werken van Godsdien
stigheid. Als de Zaligmaker zegde; Ik zal ugeen
weezenlaten.dat beteekende: Er zal in 't uiige-
strekt Christelijk Huishouden een Koninginne en
een Moeder blijven.
R.Ads;l Prijskamp-Gfcraurdsbergen.
S bii loting zijn de prijzen gevallen aan de volgende
1 prijs, Dominions d'Eer, briefdrager Basel.
2 prijs, I sidoor Verstraete, Eecloo.
3priis, Frans Restens, Pamel Ledebcrg.
4 prijs, Charles Dosche, Evergem.
5 5 prijs, P.Gossey, Zele Eist.
Voor het schoonste schrift.
6 1 prijs Eduard Van Gehuchten Grembergen.
2 prns, P. Verstrepen, Dendermonde.
'<g> 3 prijs, Theophile De Ryeke, Lembeke.
4 prijs, J. F. Boscart, Alveringhem.
5 prijs, Adolf De Maeght, Eine.
Voor het verstafgelegene.
Martin Reynders, op oeteren (Lanklaer) pr. Lim.
eene Eervolle melding aan
Louis De Jonghe, Cruybeke. August D»
Saeytyd, Petegem, C. Pieters, Dendermonde.
Alfons De Pero, Hofstade. Aanvaard mijnheeren
en raadselvrienden onze hoogachting.
Namens den Jury.
MARCUS. Stant, wel wat ple
zier als 'ne mensch van de stad op
den buiten komt!
STANT. Dat 't waar is, Mar
cus; wal vreugd en wat leven
M ARCUSKunt g'u 'ne schoon-
deren lusthof figureeren
Stant. Zoover als ge ziet,
Marcus, 't is éen tapijtwerk! en dat
ze maar kasteelen en dreven en
parken maken, de Vrije Natuur
overtreft alles.
MARCUS. En zie 'ne keer die
slooren!
STANT. 't Is al goud dat ge ziet!
MARCUS. En den oogst die daar fleurig opschiet!
STANT. En die dikke rijke klaverakkers!
Marcus. En 't viasseken, hoe gelijk en eendrachtig dat het
^STANT.En die meersehen, metduizende bloemekes.
MARCUS. Zegt, honderde duizende en ge komt nog te kort;
ach, die Schepping, Stant, dat is toch wonder! En hoe kan'ne
mensch obstinaat en rebel zijn tegen God almachtig!
STANT. Marcus, laat ons 'ne pink blijven staan en de zuivere
lucht inademen! Och God, dat is schoon, lustig en rijkelijk!
MARCUS. Hoe ongelukkig, Stant, die de velden beloert en
naar den Heer en Schepper niet mag opzien!
STANT. En wat goed jaar te weeg! Ons Heer is goed, Marcus,
maar de menschen zijn boos.
MARCUS. De sommeste!
STANT. Marcus, 'k ben op Tweeden Paaschdag naar Gent ge
weest, en raadt wat ik daar gezien heb?
MARCUS. zien werken en zwieren!
Stant Weinig werd er gewerkt, Marcus; omdat het toege
laten was; 't zijn de Zondagen en de Gebodene Feestdagen alleen
die ze schenden!
MARCUS. De stomme loeders! Er is e'en rustdag op zeven; ze
verwerpen hem en kiezen liever'ne slempersdag!
STANT. Marcus, ik zal u zeggen wat ik te Gtntgezien heb,op
Tweeden Paaschdag; 'k heb daar'een kortège naar't kerkhot zien
trekken, met vlaggen eri muziek, om kroonen te gaan leggen op 't
graf van 'ne mensch die als solidair gestorven was.
MARCUS. O de verdwaalde stjolien
STANT. En 't was expres, voor de solidaire dood, dat men dit
eraf ging .bekransen er, bekroonen!
MARCUS. Maar dat is infernaal, Stant.
Stant En. Marcus vriend, ge zoudt alle twee uwoogen
uhg-^kri cschen hebben,er,fr ren daar wel2 duizend personen:mans-
volk en «tor-OlkJ&frt 'Siftnderen
MARC'archeen zijn Vf dw schaapkes, van jongsaf alzoo opge
kweekt! Ten dezer strefc/Vai3eworden*
STANli-r mak n on di iwaar we naartoegaan, als een solidaire
dood gepjj en z'es konic(V°'5wordl? de Jood> °P stervsn> roePl den
Rabbyn 4t vgn yCdceJ <Tïn;de Protestant ontbiedt den Dominé
de Dominé komt, behalve in casus van besmettelijke ziekte; maar de
Solidair en Vrijdenker sterft daar,effenaf gelijk een dier.
MARCUS. 't Is wreed, voor schepsels met rede en verstand
begaafd. Stant!
STANT. Marcus!
Marcus. Ge ziet die velden daar, schoon en prachtig!
STANT. Liefelijk en verrukkelijk 1
MARCUS.Straks zal er onkruid inkomen; 't ongedierte zal
de viuchten willen afknagen, slechte lochten zullen erop vallen.
STANT. Ja, de Landsman mag niet slapen; 't is op de been te
zijn van 't krikke-du-jour.
Marcus. Welnu, de Samenleving is ook een veld; een Fami
lie, waar braafheid en christelijkheid is, hoe schoon en hoe nobel!
er. Stant-liei, 't verderf, 't onkruid, 1 gewormte, de slechte lochten
van de Familiën, dat is 't zedebederf en d'ongodsdienstigheid.
STANT. Mij dunkt dat het tweede woord genoeg is: aan de
veiren kent men de vogelen; ge weet nog Marcus, war er van Brus
sel uitgekomen is?
MARCUS. Ja van al dat vuil volk, dat ze daar spelonken ma
ken van ontuchtigheid, met medehulp en konsent van lunktionna-
rissen
STANT. Welnu, van al dat smerig volk, er is geenen éenen die
nog naar de kerk gaat; er is geenen éenen die dagelijks zijn liberale
gazet niet leest; en alle gelijk staan rond Peer Van Humbeeck te
roepen: Bravo! Hosanna voor u en voor uw wet!
Marcus. Maar Stant, een blinde zou dat zien. Die zegt en
roept: Ik ben gelijk aan een dier! wel, tjumenis! hij zal leven als een
beest ook, al zijn driften volgen, stelen, rooven en bedriegen overal
waar hij kan.
STANT. Dat is zoo kleer, als dat een kalf een beest is... On-
dertusschen, Marcus, elk voelt best zijn eigen leed, en er zitten er
zooveel te bejanken en te beklagen, dat ze die Liberaalderij in hun
huis hebben gebracht.
MARCUS. Ze mossten maar geluisterd hebben; dat gij gebrokt
hebt, moet gij zelf eten; dat zeg ik voor mijn rede.... En we spraken
daar van de groote steden, maar in de kleine steden en op de Pro-
chiën zijn dezelfste remarken te maken: G hebt daar 't Concert van
Herzeel gehad!
STANT. Ja, dat schoon Geuzenbedrtjf!
MARCUS. Ze zongen: Geen ziel! maar onmiddelijk daarop
volgden de beestigste reden.
Stant. Foei voor dat Volk en g'heel hunnen aanhang; hoort,
nu verwondert het mij niet meer, dat Amerika net afzenden van
zijn verkens vermindert... Maar hoe zou 't met de kiezing afloopen,
Marcus?
LOOPENDE NIEUWS. Trouwen voor da wet alleen, wat is
dat? Hue is dat altijd geweest' En wat schrijft Paulus van perso
nen dia aldus samenwonen Men moet iD dees punt de waarheid
niet zoek Ti hii offieiéelen die door 'uen band van geil vastliggen!
- Liberaalderij is nog slechter als Protestantenj.ja zelfs als Joderij;
ter. minstede liberaalderij gelijk de tegenwoordige kopstukken het
willen inbrengen: Geen enkel punt van den Godsdienst onderhou
den; geen Mis nooren, niet te biechten gaan, nooit bidden,'s vrijdags
vteesch eten, 's zondags werken en aldus leven er reeds met dui
zenden in Belgenland! 't is ijselijk om bepeizen: Op Pasclien, een
der grootste libsrale gazetten deed zijn volk werken; op den