sassssisssasjr«.n bü -th.0,»
laatste Binders Tan Vlaanderen,
of de
verhalen uit den Franschen Tijd,
mar het uitgebreid werk tan S. VAN DERGUCUT, Kunstschilder
ie Aalst. 4.7' Vervelg.
XLVI. DE VANGST.
Jan en Victor wenschtte dus den menschenjager geluk met zijne
vangst en drukten hunne bewondering uit, dat hl) zoo behendig
den baas uit den PELGRIM als medehelper had gekregen om zijn
makkers in de valle te brengen. - Och, zegde John, dit is zeer
gemakkelijk gegaan, gij weet dat ik kleedingstukken bezit, door mi)
zelf vervaardigd, die ik maar een verkeerde wending behoef te ge
ven, om van kleur en gedaante te veranderenvoegt daarbij de
kunst om veel gebaren te konnen nabootsen, kunstje dat mij binst
mijnen levensloop dikwijls nuttig is geweest, om mij P?ke°n®3
te maken; ook zou ik de deur eens willen zien, ze mag duizendmaal
in Tnachtslot gedraaid zijn, de deur, die ik niet zonder geruch
kan openen-En bij baas Roebels die zeer bijgeloovig was het
dus gemakkelijk mij als een bovennatuurlijk wezen te doen door
gaan. Ja. hij aanziet mij noch voor min noch voor meer,
een helschen duivel.
Jan en Victor schoten op dit gezegde, in nelach
John vervolgde: Nu mijnheeren, dat, met Gods hulp,
wel is gelukt, laat ons den tijd met geen praten shjtem Vooreerst
behoort en nagezien te worden of gi) uw werk behoorlijk hebt ver
richt in het vastleggen der gevangenen;want volgens mijn dunken,
kunnen die schelmsche guiten die de handeling der koorde zoo
wel verstaan, niet genoeg gekneveld worden. meester
Ik denk, gaf Victor ten antwoord, dat wij onze taak meeste
hjkhebben gekw St;(;rmarck zie fcn oor(jeele, vervolgde Jan.
Ik geloof u, mijn vrienden, verbeterde de Engelschman, ik
geloof u, maar wij kunnen geen te voorzichtige maatregels nemen
niets dat hier gebeurd is, mag buiten geweten zijn, of de Binders
dezer streken zouden ons in slechte lakens brengen.
!!En misschien,sprak Victor,dees huis in brand steken en oms.n-
86fan Clerker's wezen werd droef bij het hooren van brand en de
goede jongen dacht waarschijnlijk op zijn ouderlijk huis en p
wreede dood zijns vaders. John bemerkte het en sprak schielijk
Lang mogen wij hier niet verblijven 1 Laat ons beginnen, zc8
Jan met deze guiten naar de Dorpplaats te leiden, want mij dunkt
dat 'wij hier te dicht bij de bosschen zijn, om niet te moeten vree
zen van ze kwijt te geraken. - Ik geloof dat gi) gelijk heb
vriend; düivelsgoed is tot alles bekwaam en indien hunne makkers
defs éen voor éen uit het zijkamerken, maakte hunne eerste banden
los en bond ze d'handen op den rug; toen deed men eene koorde
boven de voeten, die toeliet te gaan, maar met te l°°Pen- P» Se"
eindigd zijnde, bracht men al de schavuiten in de gelagkame
Baas, sprak John, kom eens alhier.
Vien Roebels kwam haastig toegeloopen.
Hij vatte hem, zonder een woord te spreken,bi) den arm
hem od een oogwenk tijds aan beide handen.
deSeroo denzelfden oogenblik werd Trien de bazin door Victor
en Jan insgelijks vastgegrepen en men
to set™' tn Ugr««."h,p en zich gelatcnde 1»!
SSdSSkiySta m -8» dien k..n, »i«
toen ik,e-» inïn bS
SSlenlfpTS betn oa.cWdijkffleSrifeS
fTdClrsSrUev^n' wetgebonden gelijk d andere; Jan
TÏ re verbeten- kistenen kassen werden opengebroken; veel
d herberg de PF.LGR1, in aantocht naar de Dorpplaats
veestende drolligesto ^g obeerden crtwee uit den hoop der
van Teralphene_ I. rwee der rabauwen probeerden om los en
vastgeklampte Binders stampten en weigerden verder te gaan;
vrij te geraken; zij k tusschen, de schaamte van zij,
misschien was de sch"™ dipe kprejs door drij manschappen
zoo talrijk, zij zoo stout g edacht aanstonds veran-
bogen de Binders het hoofd, zwegen en stappen voort.
De zaken in den Pelgrim hadden zeer lang geduurd en men was
niet verre meer van den noen. De patatterklok dommelde over bosch
en velden, als onze Vrienden met hun dertien gevangenen op de
Dorpplaats verschenen. Veel boeren hadden van op hun landde
zaken bespeurd en waren uit nieuwsgierigheid gevolgd; maar toen
zij op de Dorpplaats voor 't Gemeentehuis verschenen liep de maar
langs alle kanten, dat het een gansche bende Moordenaars was,
welke men kwam in te brengen; uit alle boerenhoven snelde men
weldra toe, zelfs velen lieten hun eten staan en op de Plesj was
er volk, gelijk als of t 'ne zondag geweest ware. Met afschrik stond
de menigte naar de Binders te kijken; het waren meest vreemde
gezichten, welke niemand kende, bijgevolg had de schijnheilige baas
Roebels met zijn vrouw en zoon, al de wezens op zich. Vien trachtte
zich achter d'ander Binders te verbergen, want veel leed hij door de
schande van nu gansch ontmaskerd te zijn en gekend als bedrieger
De Champetter, die gevalliglijk in 't Gemeentehuis was, liep in
volle vlucht om den Meyer te gaan verwittigen, maar deze was van
in den vroegen morgend naar Welle, om er d huwelijksfeest zijner
zuster bij te wonen. En nogtans zender hem kon er met yeel ver
richt worden; twee boeren werden dus derwaarts gezonden. De
eerste Schepene kwam ondertusschen ter plaats en toonde aan den
heer Stiermarck het gebouw, dat als Crimneel Gevang werd gebruikt:
Voor kleine overtredingen, zegde hij, worden de misdadigers gewo-
neliik in den stal van 't Gemeentehuis opgesloten, maar voor grove
zaken is dees gebouw verkieslijk; de deur is stevig en de vensle"
zijn met ijzeren staven bezet. Men ging daarheen; hier schoot e
kunst van John te kort; het slot der deur was dusdanig beroest dat
men een halfuur moest werken, vooraleer dat de deur open ging
en dat aide omstaanders achteruit sprongen van den stank van t
verrot hooi en strooi; de Schepene deed bemerken, dat die plaats
sedert verscheide jaren niet meer was geopend geweest. - - t Is wel;
sprak John, maar de Binders moeten levend naar Aalst; laat ons de
vensters openen en al dat verrot goed er uit halen...Verschelde bui
tenlieden leenden bereidwillig hunnen dienst aan dit werk, ze waren
blij genoeg dat deze rooversnest uit hun gemeente was. Eene gansche
uur verstreek aan deze bewerkingen, toen men eensklaps hey.g ge-
mor hoorde en streng bevel van Stiermarck; t waren de Binders,
die van honger en dorst kheegen en de menschenjager die bij hoog
en laag bevestigde dat zij niets zouden speisteren en noch nat ot
droog over de tong krijgen, vooraleer opgesloten te zijn indegevan
genis. Als men oordeelde dat de moordenaars in t gevang met meer
zouden verstikken, werden zij erin geleid en alsdan kregen zij eemg
voedsel, onder de zorgen van den Champetter en boschwachter der
gemeente. De drij Vrienden begonnen op hunne beurt honger te
krijgen; tot hiertoe had de angstige bekommernis om alles wel te
schikken, al' ander gevoel doen zwijgen; r.ogtans was het van daags
te voren in den valavond, dat zij iets genuttigd hadden.
Wij hebben dwaselijk gedaan,zegde Victor, van dezen morgend
de spijzen niet te gebruiken welke de bazinne van den Pelgrim voor
de Binders had bereid; het vleesch bijzonder zag er smakelijk uit en
wij zouden niet uitgehongerd geweest zijn zooals nu. Uch, sprak
John, eten als men met zulke zaken bezig is, gaat met; nu zou een
stuk brood met kaas mij beter smaken als toen de lekkere spijzen.
Daarbij, zegde Jan, 't was toch moordenaarskost. Heeren,
voegde John in de rede, gisteren heb ik zeer wel in den Appel ge
soupeerd aan 'nen eierkoek met hesp; daarbij, t zagen er goe e
brave lieden uit. De gevangenen zijn toch verzekerd. Wil en wi,
naar den Appel gaan! - Aangenomen, pf Jan tot antwoord
Een oogenblik, fluisterde Victor toe, als ik mij met bedrieg, zieda"
de Meyer die afkomt. -- Inderdaad, bemerkte Jan, de man heeft
nog wereldlijk zijnen driekleurigen sluier aan.
De Meyer van Teralphene was 'ne man van staat en manieren,
aanstonds maakte hij kennis met de drij Opspeurders der Binders
aanhoorde hun verhaal, bedankte hun en wilde met hebben dat zij
in een herberg gingen avondmalen en vernachten. Met hern naar
zijn huis moesten ze. Dadelijk zond de Meyer naar Denderleeuw
om twee van de vier gendarms die er gebleven waren, en eer het
volkomen avond was, waren zij te Teralphene; ze wilden met behulp
van Champetter en Boschwachter de gevangenen op een karre naar
Ninove vervoeren, maar John wilde daar met van hooren: Neen
zeede hij, bij avond en nacht is het nooit geraadzaam dieven of
moordenaars over te brengen; wij zullen wachten tot morgen en
dan begeven wij ons met naar Ninove, maar raar Aaist. Er verd
dan een behoorlijke wacht bij 't dorpsgevang geplaatst, en de drie
vrienden volgden den Meyer naar zijne woning er werden er fees
telijk ontvangen en getrakteerd, zoodat het diep in den nachi was,
vooraleer zij zich ter rust begaven.
's Anderdaags was't een oprechte schoone mei dag; van .en 5 ure
's morgens stonden de velden in glans en in gloed terwijl vogelen
van alle slach hun helder gezang lieten hooren. Doch de Vrienden
waren te vermoeid, om de schoonheden der Natuur te bew onderen
eu sliepen tot rand 8 ure. Waarom moesten zij zich haasten? immers,
nu hadden zij al den tijd om de Binders naar Aalst te vervoeren
Ze zaten dus op hun kamer gerust te praten, als er op de deur werd
geklopt: Wie daar! vroeg John; Mijnheeren, sprak de Meyer op
't hooren zijner stem verhaastte Jan zich de deur te openen; Citoy-
ens sprak de Meyer, er is daar aanstonds ne vent uit Aalst komen
geloopen; met een dringende boodschap voor citoyen John Stier
marck- volgens zijn zeggen, is tover ïjseliike zaken.
Dat hij hier kome, zegde John, en de bode werd geroepen en
kwam gansch bezweet en bestoven den Engelschman eenen brief
behandigen, welken deze gretig aannam, 0Penbra* t °n)
lezen.
_Deschrikkelijkste strafdieer kan overkomen, mvan impenitent en verstokt
te sterven. En deze straf is voorzegd van over duizende jaren aan degene die met
de «nade spotten of wraakroepende zonden bedrijven. - Wilt gij gerust leven en
overal vrij en vrank mogen spreken, zorg dat er op u metste zeggen valt.