JAN CLEREEE laatste Binders van Vlaanderen, of de verhalen uit den Franschen Tijd, naar het uilgelreid werk van S. VAN DER GÜC1IT, Kunstschilder le Aalst. 50* Vervolg. IL. DE POSTMAAL!... NAAR WETTEREN. Nauwelijks was de blozende dageraad in het Oosten verschenen, de glansrijke zon had nog met hare blinkende stralen, de lorenpunl ten niet verlicht van het oude Graven Aalst, bier en daar, zag men een burger van Aalst zijn hoofd buitensteken om te zien welke dag dat God ging vetleenen, zóo vroeg was het nog, als ons drij Vrien den, reeds gespoord en geleersd en vergezeld van den getrouwen Moor, als zij de Markt overtrokken. Gewapend waren zij met ka- rabynen en pistolen, hun pijpen vuinsden, en zwijgende enpeizende gingen zij voort, want het werk, dat zij gingen verrichten, was van groot belang. O getwijfeld waren de Kopstukken der Binders in de aanranding der Postmaal en de diefte van Elf maal Honderd Duizend Franken betrokken. Zij naderden in 't hert en de ziel van hun werk, en verslonden in hunne overwegingen, trokken zii de Nieuwstraat in en de Poort uit. <t Maar, Vrienden, zegde Jan Clercker, toen zij den Lindenboom voorbij waren en een eind wegs den steenweg op, de plaats waar wij ons begeven, is redelijk ver van hier verwijderd derhalve, men is reeds half vermoeid, vooraleer er aan te komen, en men kan niet weten welke lange weg wij alsdan nog zullen behoeven te doen ik geloof dat wij een rijtuig hadden moeten nemen. Bah, ant woordde Victor, toen ik soldaat was, heb ik meermaals dagen en nachten gegaan zonder mij te vermoeien. Daar is groot verschil, merkte de menschenj iger op, tusschen den m3rsch van soldaten en die van eenen opspeurder; het is even gelijk M. Clercker komt te zeggen; men kan niet weten wat weg men nog heelt te maken van de plaats waar wij d'uitspeuring beginnen. Zouden wij niet wij selijk doen. vroeg Jan, van de Diligencie tot Wetteren te nemen Dat is niet noodig, antwoordde de Engelschman ziet.zegde hij, ziet pij inde verte dit huis niet aan de linke kant der baan Zeer wel.'t is de herberg den SCHAAPSTAL genaamd. Juist, ziet gij niet wat er zich voor de deur van die herberg bevindt Mij dunkt, zegde Jan, na zeer wel toegekeken te hebben, dat het een rijtuig is,., het zou wel een chees kunnen wezen. Juist geraden, mijn Vriend, denkt gij dat ik op alles niet gepeisd heb? Toen gij mij gisteren had verlaten, kwam het mij in den zin, dat het dwaselijk zou geweest zijn, ons nutteloos te vermoeien. Ik begaf mij naar 't Hotel d'Auiriche, vroeg een dessel-chees voor dezen morgend, betaalde op voorhand en beval den koetsier ons met het krieken van den dag aan den SCHAAPSTAL te verwachten. Ge ziet dat hij op zijnen post is, want van hier kunt gij bescheidelijk het rijtuig zien, bespannen met twee flinksche paarden. De heer John is 'ne man van vooruitzicht, zegde Victor al grimlachende, in alle ge val, ik heb ook liever te rijden dan te gaan. Aan d'herberg den Schaapstal gekomen, stegen zij in de chees, betaalden aan den baas, die haastig toegeloopen was, de twee drup- pelkes die de koetsier, terwnl hij moest wachten,had binnengeslokt. NAAR Wf.TTEREN. prevelde Sïiermarck in d'ooren van den koet sier, en spoed gemaakt, zulde De koetsier bezag verwonderd den vent die zoo commandat.tachtig sprak, legde zonder eenige opmer king te maken, de z eep op de paarden en reed dat het rijtuig daverde en het vuur door het aanzetten, uit de steenen guinsde" reed in vollen ren de heirbaan op, die naar Gent leidt. Het was de bevoegde Overheid van Wetteren, die de wanbe drijven aan de Postmaal gepleegd, opgenomen had, het was ook aldaar dat de Courier verpleegd was geweest en de gedooddc reizi gers ter aarde waren besteld geworden; het behoefde dan ook naar deze Gemeente te ziin, dat de Opsprurders zich eerst zouden wen den, vooraleer hunne navorschingen te beginnen. De Meyer van Wetteren, te dien tij le, was een goedaardig en rechtzinnig man,die in 't algemeen zeer werd geacht. Hij stond juist aan zijn deur een pijpken te rooken. als de dessel chees aldaar blecl staan. John sprong den eersten uit het rijtuig en werd gevolgd door Jan en Victor. i Het is aan den heer citoyen, Meyer dezer gemeente, dat ik deer heb van te spreken? vroeg de menschenj iger, beleefd groetende. Ja. citoyen, antwoordde de Meyer, met veel kieschheid zij nen hoed afnemende. Zeer wel, sprak John, en zich tot den koetsier wendende: Ge moogtmet uw lijruig vertrekken, zegde hij, hem eenen drinkpen ning in d'hand stoppende, wij hebben u niet meer noodig. De koetsier bedankte, wendde de paarden om, en verrrok, blij zijnde van zoohaast zijne duiten verdiend te hebben. Mr, hervatte John, tot den Meyer, hem een schriftelijk bewijs toereikende, wij zijn door de Centrale Administratie van het Departement gelast hier in het ronde een opspeuring te doen achter de schelmen die de Post maal hebben geplunterd, na de bemanning t'hebben vermoord, cn wij wenden ons tot u, om de plaats duideliik aange vezen te wor- den, waar dit wanbedrijf is gebeurd. Zijt zoo goed van binnen te komen, rnijnheeren, sprak dc Meyer, na't schrif: te hebben aan- veerd; ik geloof, voegde hij erbij, dat ik deer heb M. Sïiermarck, denvermaarden Engclschen opspeurder te spreken? Ja, M.ant' woordde Jan, het huis met zijne gezellen binnentredende, dat is mijn beroep. Ondertussc >en waren zij binnengetreden en neêrgezeien Over twee dagen, sprak de Meyer, ben ik ter plaatse van de grouwdijke misdaad geweest met een mijner Champetters die in 't geheel niet misdeeld is en vele opmerkingen maakte, op welke ik in 't begin niet peisde; indien Ulieden het goedvindt, zal ik hem ontbiedenden wij beide zullen u vergezellen? Weihoe, Mr, sprak John, durft gij daaraan twijfelen? wij nemen uwen voorstel met blijdschap aan en zullen u later onze dankbaarheid betoonen, maar nu zijn wij zeer haastig. Een oogenblik dan, Citoyen, ik vraag slechts den tijd om mijnen knecht bij den Champetter te zendenen mijne jas aan te spelen En hij stond op cn verliet de kamer. Welke gedienstige en beleefde Meyer, sprak Victor. De Fran sche Republiek heelt ons aan weinige zulke beambten gewend ge maakt. En de Meyer van Mclle, sprak Jan, die ons zoo feestelijk onthaalde? Ja, ook een allerachtbaarst heerschap, zegde John. Deze woorden waren nauw uitgesproken als dc Meyer terug keerde, hij had zijnen jas aangetrokken en zich omgord met den driekleurigen sluier, als teeken zijner waardigheid: Mren, sprak de Meyer, nog eenige minuten en de Champetter is hier aanwezig; zouden de heeren inmiddels, geen hartversrerkend druppelije aan- veerden? De drij gezellen dankten vriendelijk. Bah, bah, her vatte hij, vooraleer onze navorschingen te beginnen, zal dir wel smaken, ik wil ook een sloel je nemen, en hij trad naar een kas, waaruit hij een flesch nam, gevuld met kostelijke likeur. Terwijl de gedienstige Magisiraat de roomers voor den dag haalde, vielen zijn oogen op Moor die mede binnengeslopen was. Is dat misschien den hon I, waar ik zooveel wonderen heb van hooren verhalen? vroeg hij; bii mijne trouw, van mijn leven heb ik schoondere beest gezien! Ja, antwoordde Jan Clercker, Moor is een gezel die de Binders al menige kwade pert heeft gespeeld. Ik ben waarlijk gevleid, sprak <ie Meyer, den drank aanbiedende, waarlijk gevleid van dit wonderdier te hebben gezien Wijl zij samen de roomers deden klinken op den goeden uitslag der onderneming en het laafpoeier in de pan hunner karabijnen hernieuwden, kwam de knechtzeggen dat Fienland de Champetter reeds aangekomen was en hun wachtte. De Meyer deed hem binnen komen en beschonk hem insgelijks meteenen lekkeren druppel, waarover de nederige bediendeniet weinig was gevleid. Het sloeg juist 7 uren op den toren der kerk van Wetteren, als de drij gezellen met den Meyer en Champetter der Gemeente aan 't hoofd, zich in aantocht begaven. Daar zij niet twijfelden of er zou moeten gedolven worden, zoo volgde een arbeider hun achterna, een spade op de schouders dragende. Veel Wetteraars keken ver- wondeid op. toen zij hunnen Meyer in feestelijk gewaad, met Fien land de Champetter, en in gezelschap van 3 gewapende mannen, zagen optrekken, doch niemand was zoo stout hem aan te spreken of te vojgen. Waar zij naartoe trokken, was redelijk verre verwij derd, zi| gingen dus 'ne goeie stap door, en bekreunden zich niet met ondcrwege vruchtclooze opspeuringen te doen; op de plaats zelve oer Aanranding, en daar alleen wilde John zijn opzoekingen beginnen. De morpendstond scheen een licfelijkedag te beloven, geen wolkje was aan t uitspansel te zien en de zon blonk zoo lustig uit den blau wen hemd, dat men willens ol onwillens, zijn hert aan opgeruimd heid moest ove/iaten. Weinig werd er gesproken,want de Opspeur der n0oit hield van nuttelooze woorden, als hij zich r.aar een uitspeuring begaf; na eenigen tijd gegaan te hebben, Mren. sprak de cdiampeuer, nog een tien minuien en wc zijn op de plaars der mis daad. Het wezen van Jan Clercker versomberde; ieder maal dat hij var. misdaden hoorde spreken, schoot hem in 't geheugen d'afbran- ding der Hope van Vrede en de dood zijns Vaders. Vicror.de gewe zen Fransche sergeant keek neerstig rond, terwijl de Engelschman van angst trilde, dat de trekken van zijn wezen samentrokken en hij het hoofd vooruitstak, gelijk een oude ervarene jager, als 't geritsel van struikhout in zijn ooren ruischt. John deed zich nogeens al d omstandigheden verhalen, die men reeds kent, en luisterde met groote aandacht naar al dc woorden van Mcyeren Champetter. ('t Vervolgt.) T'Antwerpen in deKoolstraat, was een kind van 6 jaar thuis gelaten onder de bewaking van zijn zuster, een meisje van 16 17 jaar; de moeder, een groenseltrouw, was naar de markt. Terwijl de zuster een oogenblik uitging, speelde haar broêrke met fosfor- kes en verbrandde zoo deêrlijk en zoo wreed, de brokken vleesch vielen van zijn lichaampke en 't ar.ne kind is korts nadien in 'tlios- pitaal overleden. Te Contich is in d herberg van Lauwers de genaamde De Houde bijna vermoord in zijn bed, 111 den nacht van zondag tot maandag, aldaar aangevallen door een onbekende, die hem ver schelde messteken toebracht. De moordenaar was langs over den hofmuur in d'herderg geraakt en is per zelfde weg gevlucht. De vitouvv te Gent die aardappelsclieuten voor lio|>pekeesten verkocht, is veroordeeld tot 1 dag gevang, 26 fr. boel en de kos ten van 't proces. Boutin, den dief van Luik, is nog niet g'arréteerd; maar zijn bediende, Marsaud genaamd. Het kind van den mulder Van Ilove, le St. Pieters-Woluwe is nog niet teruggevondenhet kind moet opgelicht zijii, want den dag der verdwijning heeft men rond de maalderij een dame zien ródeeren, in open rijtuig, met een voi- lelte over 't wezen en 'nen blauwen bril op. De bedroefde Familie beeft e 11 groote belooning uitgeloofd, voor di 't kind kan terug brengen.... Welke wreede zaken wij tegenwoordig hooren!... En FAntwerpen"Slaat elk verstomd, omdat de moordenaars en moor denaressen van den advokaat Bernuys niet uitkomen, omdat de geldschieters nog niet achter de traliën zitten.... Maar't zijn Geu zen cn Geuziiineii, en de Logie, die maraler van alle schelmstuk ken heeft, tegenwoordig veel te zeggen. Te Marchienne, in Henegauw, is een kind van 6 jaar zondag verdwenen.... Loopen er dan inderdaad kinderdieven rond? Woorden-Raadsel uit StNikolaas. 1 De °PlossinS is: Koster Bara's broek gescheurd. 1-8 oplossingen zijn toegekomen waaronder 9 slechie. Bij loting is het schoone boek gevallen aan AI. H. Puylaert van StNikolaas. Wij bedanken dc heeren me dedingers en groeten Ued. vriendelijk. - Voor den Jury, Henri Mertens. Verspreider van de Werkman voor 't Land van Waas.

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1882 | | pagina 3