JAM CLEB1ER
Eampen, fRisöaöcn en ©ngelukkeu.
laatste Binders van Vlaanderen,
of de
verhalen uit den Franschen Tijd.
naar het uitgebreid Kerk van S. VAN DER GUCÏIT, Kunstschilder
te Aalst. 60* Vervólg.
LVI. SPRIETVLECHTER WORDT BINNENGEBRACHT.
Dreas de Champetter stoud nu reisveerdig met zijnen gevangene
die d'handen op den rug was gebonden, hij bedankte grootelijks
de twee lioveniersknecliten en stelde zich in aantocht. Geene moeite
had hij om Sprietvlechter te doen vooruitgaan; want de schaamte
van dien kerel was onuitsprekelijk; en zijn wezen gloeide van spijt,
•mdat hij geen betere maatregels had genomen; wel duizend malen
verwenschtte hij den grondpaal tegen welke hij gestooten had en
omgevallen.
Moeten wij hier zeggen, dat, hoe meer men de stad naderde, hoe
meer beziens de Champetter had en hoe meer volk er uit d'huizen
kwam, en opvolgde; het was waarlijk drollig om zien,en de men-
schen konden zich niet inhouden van, tusschen hunne verwen-
schingen tegen Vosselaer en zijnen meesterklerk, van hartelijk te
lachen.
Verbeeldt u eenen rijkgekleedden misdadiger, d'handen op den
rug gebonden en met een koorde vastgehouden door eenen cham
petter in volle uitrusting, maar tevens met een stijfgevulde besace
op de schouders en een dolleken van een pijpken in den mond, en
ge zult kunnen oordeelen of dit geen drollig voorkomen had. Van
KlOnd tot mond liep het voort; kinderen waren er genoeg rond, en
met de bijgesnelde mans en vrouwen, maakte het een groote bende
die naar de Nieuwstraat kwam afgezakt en waar men in 't midden
bemerkte den trotschen Champetter en den diep beschaamden
Sprietvlechter.
Al meer en meer was er beweging in de Stad Aalst; men kon er
zijn latijn niet.uitmaken, dat de Notaris Voss.daer, dien beleefden
mensch, een kopstuk was van dieven en moordenaars; hij was toch
zoo gedienstig, zoo gespraakzaam, zoo wel gezien; als hij in de
gebuurte des zondags naar d'een of ander groote herberg ging, hij
sprak zoo kluchtig en zoo gemeinzaam met de geringste Burgers,
zelfs met d'ambachtsmans, die daar met de kaart speelden of bol
den; en '11e man van zulken aloi zoo dief en schelm zijn!... Men
wilde met eigen ooren ooren en met eigen oogen zien, en zoo ge
beurde het, dat de Nieuwstraat opgepropt stond van een nieuws
gierige en verbaasde menigte. Veel gendarms stonden aan de deur
der studie, niemand mocht er in of uit, tenzij d'Heeren van de
Justicie en van de Stedelijke Wet, of ambachtsmans door de Justi-
cie gedagvaard. Van als de oude Pastoor van Onkerzeele was bo
vengebracht en aan de teederste zorg overgeleverd, was men be
gonnen met het Notarieel Huis van onder tot boven te doorzoeken,
en alle kassen en scribanen te doorsnuffelen; veel verdachte papie
ren vond men niet; Vosselaer was te slim om stukken te behouden
die hem aan de galg konden klappen; nogtans werd er voortgezocht,
en terwijl men aan dit werk ieverig bezig was,.kwam de tijding uit
't Policie-Bureel dat Hendrik Sprietvlechter op den Gentschen
steenweg aangehouden was door den Champetter van Oordegem,
die hem daar even, wel gebonden, kwam binnen te brengen.
Bravo, riep John Stiermarck uit; Mijnheers.'t is een gelukkige
vangst; alles slaat ons meê; Sprietvlechter levend in ons handen!
van hem zullen wij alles weten!
't Is waar, bemerkte de Commissaris; want Vosselaer is waar
schijnlijk reeds naar den anderen wereld!
En La Marche zal niet veel van sekreten kennen, bemerkte
Jan Clercker.
Met dubbelen iever werd d'huiszoeking voortgezet; geld en
obligatiën vond men in overvloed; want Vosselaer was sterk be
middeld; doch toen men in de bijzondere Studie van de Notaris
d'ijzeren kist openbrak, dezelfde kist waarvoor La Marche zat, als
d'hand op hem werd gelegd, toen die ijzeren kist open sprong, dan
glommen d'oogen van den Commissaris van voldoening; wat zag hij
daar? G'heel den schat uit de Postmaal geroofd!... Tien groote lijn
waden zakken, gevuld met goudstukken en een kleinere zak waarin
de twee honderd duizend franken staken! Dit alles lag daar onge
schonden gelijk het uit de Postmaal was geroofd.... Alleenlijk
kleefde er aan den buitenkant eenige zwarte aarde, van in den
smokkelkelder te liggen.
Zoo was de opspeuring van de drij Vrienden ten volle gelukt!
't Gouvernement ging terugkeeren in 't bezit van al zijn gestolen
geld; d'Aanleiders der Binders waren gekend; voor altijd was het
gedaan met die gevreesde en sterke bende.
MreB, sprak de Commissaris tot John Stiermarck, Jan Clercker
en Victor Leefmans; de Samenleving is u veel verschuldigd; van u
mag gezegd worden dat gij de Binders hebt uitgeroeid.
John Stiermarck antwoordde met veel zeegebaarheid op deze
welverdiende lofspraak; de sergeant buigde bevestigend, doch Jan
stond daar roerloos; hij dacht wellicht op den eed voor het lijk zijns
Vaders gedaan, geen eed van wraakzucht, maar van rechtveerdige
herstelling.
Vooraleer het Notariéel huis te verlaten,werd alles zunnig toege-
zegeld; men maakte 't proces-verbaal op; al de aanwezigen teeken
den dit stuk: de oude Pastoor van Onkerzele werd in een geestelijk
huis der stad gevoerd, men stelde een sterke wacht, om scherp
toezicht te houden rond de verzegelde kamers; La Marche werd
door twee gendarms naar de stadsgevangenis vervoerd; men drukte
nogmaals malkaar d'hand, en bereidde zich om dit gevloekte huis
te verlaten; toen de drij Vrienden met de bevoegde Overheid het
huis verlieten, ging er uit de menigte een hoera- en bravogeroep
op, van dankbaarheid en bewondering. Jan Clercker bijzonderlijk,
de held voor Oordegem werd vernoemd van huis tot huis, terwijl
men al zijn vorige heldendaden opnoemde en geen geringe lof gaf
aan den seherpzinnigen Stiermarck en den moedigen Victor Leef
mans. Een uur nadien vertrok 'ne koerier, met brieven van den
Commissaris, te viervoet naar Gent om de bevoegde Overheid van
alles te onderrichten.
Onze drij Vrienden wilden van de Nieuwstraat recht naar hun
Afspanning terugkeeren; 'twas immers avond en rust hadden zij
hoogst noodig; maar de Commissaris deed ze meê naar zijn huis,
alwaar zij in gezelschap van veel ander Overheidspersonen een lek
ker eetmaal vonden en rijkelijk beschonken werden. Meer dan een
maal werd op hun gezondheid gedronken; de uitroeiing der Bin
ders was nu een gedane zaak;destadAalstwas verlostvan gevaarlijke
en heimelijke schurken gelijk Vosselaer en Sprietvlechter; en hier
werd Jan Clercker bijzonderlijk geluk gewenscht, omdat hij lang
van te voren, de slechte plannen van den valschaard Vosselaer had
vermoed en ontdekt. Immers, om de zaak kort te maken, men
beleefde een aangename avond, en niet alleen bij den Commissaris
van d'uitvoerende Macht, maar g'heel de stad door, was er vreugd
en viktorie; en toen Jan Clercker en Leefmans, na den tienen, naar
hun Afspanning keerden, zagen zij nog licht in al d'herbergen en
hoorden dat men aan 't spreken en redekavelen was, van de groote
gebeurtenissen, en van de schrikkelijke zaken uit de Nieuwstraat,
in een huis dat men zoo deftig meinde, over de dood van Vosselaer,
d'aanhouding van Sprietvlechter en La Marche en al hetgene er nu
ging op volgen.
In hun Afspanning gekomen, hadden deVrienden hun volle werk
om de nieuwsgierigheid van waard en waardin te voldoen; en dat
deden zij geerne, omrede van hun goede ontvangst en behandeling
in dat deftig huis. Ook zal het niemand verwonderen als wij zeggen
dat het reeds nacht was, als zij in hun slaapkamer geraakten. Zij
sliepen weldra als roozen, van vermoeienis en zoo wel gedaan te
zijn.
Ze rusten en slapen; en verdienen het wel; laat ons de rust dier
achtbare Vrienden eerbiedigen en wachten wij tot den volgenden
dag: Nauwelijks begon het eerste daglicht denduisteren mantel van
den nacht tedoorklieven, of er werd zeer behoedzaam getikt op de
kamer, waar Jan en Victor sliepen. Geen teeken var. leven. Nog
maals getikt, want 't was de waardin uit de Koornbloem; wij zeggen
dus: een weinig harder getikt: geen antwoord, geen de minste be
weging op de kamer. (Wordt voortgezet).
Veel nieuws voor 'ne civiele prijs: te Barchon, in 't Luiks, is 'nen
apotheker en zijn twee discipels veroordeeld tot 1000 fr. schadeloos
stelling, om in plaats van genezend poeier .vergevend poeier besteld
te hebben; te Lokeren in de fabriek van M. Roggheman, is een
der werklieden in een engrenage gevat en letterlijk onthoofd; in
Rusland is 't stedeken Solzy, gansch afgebrand; Solzy is bijzonder
gekend voor zijn commercie in vlas. te Vivegnis bij Luik, is de
garde-ïrein Van Schoor, van 't convoi gebotst en erg gekwetst, te
Waremme is een ouderling door den trein gevat en botst dood ge
slagen; te Luttre, een arbeider der statie, tusschen twee waggons
de ribbeD gepletterd te Brussel, zondag 2 rampen in de Ncorder-
statie: een bediende door den trein omvergeworpen en gekwetst, en
een andere bediende, zijn been gebroken met op een machien te wil
len stappen. De simpelste menschlievendheid vraagt dat men de
Statiebedienden toch den tijd zou laten om 's zondags een Misken te
aan hooren. De zondagscher.ding brengt 't hoofd in wanorde; de
tatiebedienden moeten aan hun Chefs gehoorzaam zijn; maar
devrije lieden, die den zondag schenden, zijn dubbel plichtig en
miserabel. 't Is te Charleroi dat er vrijdag van d'ander week
een strikse is geweest voor de civiele Rechlbank, een advokaat die
aan't pleiten was en daar plo'selings doodviel.... Is 'ne medsci nu
toch 'ne moment zeker? De Rechters waren zoo verschrikt dat ze de
boeken toeslegen en weggingen.
Een g'heele week heeft een compagnie pontonniers inde
Schelde boven Antwerpen, gezocht naar 't lijk van Kapitein Ceur-
vorst; eindelijk is het gevonden vrijdag van d'ander week.
TeTheux is'ne man van 70 jaren, die koeien wachtte, door
zijnen eigen hond de keel afgebeten.... 't Beest moet dol of razend
geworden zijn. Maar 't feit is er toch. Dadelijk is de hond afge
maakt.
Tegen 17 vuige kerels, die walgelijke liékes zongen, 't vat
geeft altijd uit wat het in heeft, en als ge 'ne kerel hoort zwadder-
praat vertellen of vuile liékes zingen, peist maar: bedorven hert!
Nu tegen 19 kerels die op Vleurgat een vrouw schromelijk mis
handeld hebben, is proces-verbaal opgemaakt.
Nog altijd vinden ze kadavers op de route van Moscou....
't Is een oprechte moorderij geweest.
De dijken aan de Schelde en Dender te Dendermonde zijn ge
maakt: 't Is een groot werk geweest; nu valt er t'onderzoeken hoe
ver de waters daar ingekelderd zijn en hoeveel schade er aan de
fondamenten is toegebracht. Daar begint de knoop van d'historie.
Een groote menigte gaat de werken bezichtigen..'t Is goed dat de
regens ophouden, eerst voorde vruchtenen planten, maar ook voor
de lage gedeelten des Lands; d-'overstroomingen kwamen af; rond
Luik en Verviers was 't éen zee; veel gemeenschap onderbroken en
veel menschen inde palotten; van de kelders spreken wijniet;