JAM CLEUER laatste Binders van Vlaanderen, LVI. DREAS VERTREKT IN GRAMSCHAP. l*"'imsrnarnimmimitatiiiitsstimmamiitmmammismmsismk:. w of de verhalen uit den Fransehen Tijd, naar het uitgebreid werk vanS. VAN DER GUC1IT, Kunstschilder te Aalst. 64' Vervolg. Zoohaast Dreas de Champetter Jan Clerker zag, riep hij er naar toe en drukte hem d'hand, zeggende: De groetenis aan mijnen dap peren dorpsgenoot Dag champetter, antwoordde Jan den handdruk ontfangende, wat baart ons 't geluk u zoo vroegtijdig alhier aan te treffen reeds om winkelwaren geweest! Winkelwaren! winkelwaren, ge weet toch wel dat ik hier van gisteien avond ben, ge weet toch wel dat Sprietvlechter aangehou den is, en door wie Dat hij aangehouden is, wisten wij, zeicfe Jan Clercker. Maar de bijzonderhedenhoe ik hem na een hardnekkig ge vecht, met gevaar mijns levens, stormenderhand heb aangehouden. Dreas, vermits wij gisteren zoo veel werk hadden in 't huis van den Notaris, zijn deze bijzonderheden ons ontvlogen. Wij wisten niet, dat het onzen vriend Dreas is, die deze aanhouding had bewerkt Dit verwondert mij grootelijks, ervatte Dreas, g'heel de stad weet het; gisteren avond ben ik van eeniegelijk die mij ontmoette, geluk gewenscht en door velen dapper getrakteerd. En nu gaat gij naar huis? Ja, mijne Vrienden, ianger vertoeven zou plichtverzuim we zen; met deze troebele tijden kan ons dorp zonder champetter niet blijven. Champetter,vroeg Jan Clercker, na een oogenblik bedenkens, gij gaat terug naar Oordegem, zoudt gij dezen brie! willen meene men voor Mr Du Bien? Wel zeker, Citoyen, waarom niet! dat is een klein plezier, dat vrienden en wapenbroeders gelijk wij zijn, aan malkandergeerne bewijzen.... En Dreas nam den brief hem door Jan aangeboden en bergde hem in den binnenzak van zijn jas: «Nog dezen voormiddag, vervolgde hij, zal uw epistel reeds in d'handen zijn van den vreem den Doctoor... Zoo dus, Citoyens, Halt, riep Vic'or, vooraleer te vertrekken, zult gij 'ne roomer wijn op ons gezondheid ledigen en ons wijd en breed verhalen hoe Sprietvlechter in uw handen is gevallen. Dit zal ik niet weigeren, sprak Dreas, bij wie d'oogen ont vlamden, als hij van wijn hoorde spreken maar ik moet het kort trekken, want Oordegem ligt zonder surveillance. Ba, meinde Victor hem 'ne gevulde roomer aanbiedende, het zal min of meer schillen, begin maar; wij luisteren. De Champetter trok zijn pijpje uit den mond, ledigde den beker tot op den bodem, vervolgens nam hij zijnen hoed van 't hoofd, en toonde 't gat er door Sprietvlechter in geschoten: Ziet Citoyens, zegde hij, hoe hardnekkig de moordenaar zich heeft verweerd; slechts een weinig lager en ik zou heden hef genoegen niet gehad hebben u mijne wedervarighederi te vertellen. Maar, sprak Jan, den klakhoed eens goed beziende, de kogel is ruim een halve voet boven uw hoofd gevlogen; bijgevolg was er geen naaste gevaar. Ik peisde, voegde Victor erbij, dat Sprietvlechter een juistere schutter was. Zou het misschien beter geweest zijn, vroeg Dreas met bitter heid, had de schelm mij zijn lood in het hoofd gejaagd en had hij langs de velden ontvlucht? Dit wil ik niet zeggen, maar dat was nu toch geen schieten! Mijnheeren, eeniegelijk weet niet zoo kundig met 't schietge weer om te gaan, als gij; nogtans zou ik niemand ter wereld op vier passen afstand koelbloedig naar mijnen hoed laten schieten, als hij mijn hoofd bedekt. In ernstige zaken of in 't hevigste van een ge vecht is het wat anders, alsdan denkt men aan geen sterven, bijzon derlijk als de natuur u door onverschrokken moed begaafd heeft, gelijk bij mij t geval is; daar zou ik usiukken kunnen van vertellen, als ik onder Maria Thr sia diende, en dat de kanonballen rond ons ooren ronkten, ja, Citoyens, dat waren tijden; als gepeistdat g'heel ons regiment gesneuveld lag en dat wij toch voorttrokken, over de kanonballen. Gansch alleen! vroeg Victor. Met de manschappen die gebleven waren, dat spreekt van zelts; tegenwoordig worden er zulke batailjen niet meer geleverd; maar om u plezier te doen, verzoek ik u eens wel aandacht te ne men over 't verhaal der feiten van gisteren namiddag. Zonder Spriet- vechter zou men niets hebben, nu dat Vosselaer dood is. En wie heeft Vosselaer aangehouden? Luistert: En Dreas begon de zaak te verhalen, op grootschen toon, alsof hij alles moederziel alleen hadde gedaan, en bijzooverre dat de baas die daar met zijn ellebogen over den toog lag, de dwaze zwetserij van Dreas niet meer langer kon verdragen: Champetter, zegde hij, fïjnekes grimlachende, zonder het kwa lijk te nemen, ik heb dezen morgend d'aanhouding van Sprietvlech ter, g'heel anders hooren vertellen. En hoe is dat mogelijk, sprak Dreas half gestoord, vermits er niemand dan ik aanwezig ben geweest! Ik, ik, ik alleen. Dezen morgend zijn hier tweehoveniersknechten 'nendruppel komen drinken en z'hebben mij verteld, alle twee, dat zonder hunne hulp, Sprietvlechter van u een manneken min zou gemaakt hebben. Wat! wat! wie durft! Dat gij reeds onderlaagt, deerlijk schreeuwdet, toen zij juist van pas,u ter hulp zijn gesneld? Leugens, riep Dreas uit, vermetele boerenpraat! Zoudt ge dan die twee rekels beter gelooven als mij? Het is niet noodig u daarvoor kwaad te maken, sprak de baas al lachende, ik kan toch maar zeggen wat ik van die twee hier in mijn herberg heb hooren vertellen; ten anderen, mij gaat het niet aan. En hij wendde zich tot andere koopmans die zoo even waren binnengetreden, zonder zich nog verder met den Champetter te bekreunen. Maar, zegde Jan arglistig weg, zou er bij avonture, niet een weinig waarheid konnen zijn, van hetgene de hospes komt te ver halen? Hoe is het mogelijk, kaatste Dreas driftig terug, dat gij zulken onnoozelen klap in aanmerking kunt nemen? Ben ik dan alleen niet mans genoeg, om 'ne moordenaar te vangen? Als ik diende, een g'heel compagnie mocht afkomen! Hebt gij den tijd vergeten, dat ik met de gendarms naar Meire optrok, tegen de Binders?..'.. En waarvoor heb ik, g'heel hel Departement door, den naam gekregen van den Schrik der Binders te zijn, als om mijn onverschroktheid en zeldzamen heldenmoed? 'ne Mensch is krank, zei Victor meesmuilende, en ik van mij nen kant, geef veel geloof aan 't zeggen der twee hoveniers! Menbeers, schreeuwde de Champetter, gij doet met uw ver moeden, te kort aan mijn eer! Ba, ba, zegde Jan, ge moogt dit niet kwalijk nemen, wij kennen u immers al lang genoeg, om niet te weten dat gij volgens gewoonte uwe daden bebt overdreven! Ten eersten, g'en hebt de gendarms maar vergezeld, puur en simpel om hun den weg te wijien; en wat den naam van Schrik der Binders aangaat, dien naam hebt gij uw eigen zeJven gegeven, nooit heb ik binnen mijn leven, u alzoo hooren noemen, ge moogt immers aan goede kennissen, gefijk wij zijn, geen doekskes vooi Toogen willen speten! Victor schoot op dit gezegde in'nen hartelijken lach. Maar Dreas lachtte niet; hij beet van gramschap op de lippen, bezag nijdig de twee Vrienden, stond op, recht van zijnensloel,greep zijn besace van onder de tafel, en smeetze met gramschapop zijnschou- ders, uitroepende: Menheeren, indien ge mij niet gelooft, is het niet noodig mij spraakzaam te maken... En rood van gramschapen van schaamte, binnensmonds babbelende en dreigende, zelfs verge tende zijn baardbranderken te doen vuinsen, verliet hij d'Afspanning en luisterde niet naar de twee Vrienden, die hem toeriepen dat hij ongelijk had zich zoo lichtveerdig te stooren en beter zou doen, vooraleer naar huis te gaan, met hen 'ne goeden alscheidsdrank te pakken. Gelijk wij zeggen, Dreas luisterde niet en was weg, als de weerlicht. Nauwelijks was d'herbergdeur achter hem toegevallen, als zij weder open ging en wie zagen onze Vrienden verschijnen? John Stiermarck Goed nieuws! riep hij uit. Jan en Victor sprongen op. Goed r.ieuws! de Binders zijn in alle richtingen geklopt; gen darms en soldaten hebben overal bewijzen van heldenmoed gegeven; ge weet het Soniënbosch, Waar de schurken al zoolang in nestelen, sprak Jan. Is gekuischt en gezuiverd! Inderdaad goed nieuws, zegde Victor, d'hand van den En- gelschman drukkende; goed nieuws voor ons en voor alle deftige lieden. Geen betere tijding konden wij ontvangen, riep Jan met d'eene hand deze van John drukkende, en met d'andere zijnen hoed in d'hoogte zwaaiende: Leve 't Gerecht! En, voegden de aanwezige koopmans erbij, leve degenen die de Binders in Aalst en omstreken hebben ontdekt! Mijnheeren, de Samenleving is u veel dank verschuldigd! Een nieuwe flesch werd bijgebracht; ze schonken en dronken en tikten met al d'aanwezigen, den baas niet uitgezonderd en er heerschtte een geestdriftige Aalstersche blijdschap. De menschenjager riep korts nadien zijn vrienden op zij: Mijn heeren, zegde hij, zijn portefeuille uit den zak nemende en er eenige papieren uithalende, er is hier iets dat ons persoonlijk raakt en waarvan ik u beide een schriftelijk bevel moet overleveren. Wat is ei? vroeg Jan. Dat wij ons moeten in gereedheid houden, om binnen d'acht dagen naar RtJSSEL te vertrekken. Naar RijssEL! herhaalden beide, verwonderd; wel, Mr John, ons verwondering is groot. Ja, was d'antwoord, de eerste Consul BONAPARTE is van zin een uitstapje te doen in deze Nederlanden, en wij worden ver zocht, benevens eenige uitspeurders van mijn soort, hem op zijne reis te vergezellen, ten einde een wakende oog over zijnen persoon te houden. ('t Vervolgt.) LOOPENDE NIEUWS. De VLAAMSCHE LEEUW ontwaakt in alle gewesten waar Vlamingen wonen; 't is maar, dat de Vlamingen van «ver ouds bekend staan, als «en Volk dat geen verdrukking kan lijden; 9 braaf zijn, wel werken, maar wee die in Vlaan- J' J deren de Burgerlijke en Godsdienstige Vrijhe- rfs den aanraakt!... De Prijsdeelingen hebben ge- 'v toond waar het hert en de ziel der Vlamingen v.*.,Ï8) en in de Walen te Hollogne,om u te dienen, &rr' menheeren, daar zal op 't einde van September fjL «en Vlaamsch Feest plaats hebben. Tot later, voor de nadere berichten. En ongetwijfeld zal Macharis ons veel nieuws brengen uit Frankrijk en misschien vervoor- dert hij zijnen weg tot Parijs toe. Ze zeggen dat er te Parijs zulke schoons kerk voorde Vlamingen is; en datdetoeloopdagelyks vergroot' immers de Kerk is een Vaderlijk Huis; daar leert men de ware vriend schap kennen; daar vindt men troost, als alles ons verlaat; daar wordt den kinderen diepen eerbied en oprechte gehoorzaamheid voor hun Ouders in 't hert geprent; daar krijgen de jonkheden sterkte om den levensweg deftig te bewandelen; do Vlaamsche kerk te Parijs, al de Belgen die naar de fransche Hoofdstad gaan en z'hebben 'nen bót tijd, ze bezoeken de kerk die hun Vaderland herinnert en waar zij de lieve klanken der Moedertaal hooren. Macharis, onlangs aan de boorden der Leie zijnde, heeft met eerweerde Geestelijken gesproken, die in de Vlaamsche kerk gepreekt hadden. Twee slechte gazetten'van Fran krijk worden vervolgd voor laster tefeta Religieuzen; want 't is wreed

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1882 | | pagina 3