r.
lie Siiioli'u en de miljoenen
JAM CLEHKEB
laatste Bieders Tan Vlaanderen,
sf
of de
1 verhalen uit den Franschen Tijd,
*,mr het uitgebreid werk vanS. VAN DER GTJCUT, Kunstschilder
te Aalst. 65' Vervolg.
LVII. NEÊRSLACHTIGHEID.
Nu nog naar Ryssel vertrekken, bromde J an, toen zij* denzelf-
den dag alleen waren op hunne kamer.... Wat dunkt u, Victor?
Hm, hm,'tis al aardig, Jan!...
En ik die onze zending als geëindigd meinde!
Vlaanderen is van de Binders verlost, Janl
Hoort, Victor, hoe eerder ik van de lijst der Uitspeurders
verlost ben, hoe beter!
Dat zeg ik met u, Jan!
We zijn toch maar g'engageerd zonder termijn;
kan men ons
dwingen naar Ryssel te vertrekken, om daar als jachthonden dien
Bonaparte op te volgen?
Hoort, Jan, 't beste dat wij kunnen doen, is van patiencie
t'hebben gelijk Job met zijn vrouw, en ons tegen de begeerte van
den eersten Consul niet te verzetten.
Waarom? vroeg Jan. We zijn toch vrije lieden?
Waarom? eerst en vooral om in de gunst te blijven van den
Bonaparte, en om ons recht tot pensioen niet te verliezen.
Al gelijk! had ik dat geweten?
Wat zoudet gij gedaan hebben?
Mij op een andere wijze over de Binders gewroken, zonder
eenige verbintenis met de Policie te aanveerden.
't Is waar, Jan; maar nu, we zijn ingescheept en we moeten
varen. Eene zaak moet ons troosten.
Te weten, Victor?
Dat d'omreis van den Eersten Consul niet lang zal duren.
Dien Bonaparte is 'ne Krijgsman; hij houdt liever van slag te leveren
dan van feesten bij te wonen. Hebt gij hem al gezien, Jan?
Hoe zou ik? 't is d'eerste maaldat hij in de Nederlanden komt
Een aardig manneken! Dat is simpelen officier, dat komt naar
Parijs, maakt daar kabalen, geraaKtaan t hoofd vaneen legerkorps,
verslaat den vijand, beert terug naar Parijs,maakt 'ne staatsaanslag
en komt op korten tijd aan 't hoold van Frankrijk. De Koningsge-
zinden zijn niet weinig kwaad, en de roode Republikeinen haten en
vervolgen hem. '1 Is daarom dat hij niet alleen een sterke lijfwacht
vraagt, maar ook een bende van Uitspeurders rond zijnen persoon,
't Volk is met hem, Jan en hij zal komen.
Voor mij, bemerkte Jan, 't is 'ne vreemdeling en zoohaast
deze campagne geindigd is, wij vragen ons ontslag Men zal dat
toch niet weigeren?
Denkelijk neen, want Uitspeurders worden tegen hunnen
dank niet gehouden; met ongewillige honden is 'r moeielijk hazen
'r Is maar tegen de Binders als Uitspeurder dienen, dat ging
mij, maar nu zou ik gaan beschaamd worden van mijn emploi.Nog
8 dagen heeft Stiermarck gezegd
Nog acht dagen, Jan.
Ik peis toch wel dat doctor Du Bien voor dien tijd zal ant
woorden.
Ongetwijfeld
Ik zou geerne weten hoe het gaat met mijne zuster Roosje....
en met d'andere kennissen, voegde Jan erbij, half verlegen.
Zoo spraken zij nog geruimen tijd over hunne aangelegenheden.
Twee, drij dagen verliepen.
Geene antwoord.
Van tijd tot tijd kwam John Stiermarck met zijne Vrienden spre
ken over de noodiee bereidingen. Zij ontvingen orders van den
Commissaris der Uitvoerende Macht, altijd op een zeer beleefde
wijze, want zij niet aanzien waren als gewone Uitspeurders, maar
als Aanleiders dezer geheime Policie.
Een week ging voorbij zonder brief uit Oordegem.
Jan Clercker werd neêrslachtig!
Geen nieuws ontvangen van zijn eenige en welbeminde zuster,
en van andere pers nen, over welke de Lezer wel heeft kunnen^ zien
dat onze Vriend niet zonder genegenheid was! Hij sprak weinig en
op treurmoedigen toon, en Victor werd op den duur ook mistroos
tig. uit medelijden voor zijnen gezel en nog voor een andere rede.
Alle redens zocht hij op om Jan en zijn zeiven te paaien.
Den Docteurzal afwezig zijn!
Bijna nooit ging hij op reis, bemerkte Jan.
De brief is hem persoonlijk gericht!
Juffer Florida zal hem toch geopend hebben.
Misschien wachten zij de terugkomst van den Docteur af, om
een voldoende antwoord te geven?
Dat is niet te peizen, sprak Jan, het hoofd schuddende; ze
weten dat wij gaan vertrekken.
Maar, zou Dreas de Champetter den brief afgegeven hebben?
O, dal peis ik wel!
't Is'ne viezen apostel! Godweet of hij. om zich over onze
otternijen te wreken, den brief niet besteld Leeft?
Tot zulke lafhertige zaak is Dreas niet in staat: een bloodaard
hij, maar toch een goed hert.
Wie weet
Ik zeg niet, dat hij hem deneelfden dag afgegeven heeft, maar
nefü nadien zal hij zich toch naar t kasteel begeven hebben
Voor hut) Victor, ik versta er niets van.
Heer Misschien is de Docteur ziek
Een 'ede te meer, om mij aanstonds te schrijven.
Wie weet of...
Hoo:Victor, een aardige zaak is 't
De frans-.he sergeant spande al zijn geestvermogens in, om te
-.wijzen d it de saak niet aardig was, maar zeer natuurlijk, doch h<-
lve was ;n het tegenovergestelde verzekerd; een zekere mistr
rgheid overviel hem ook, en die ware kloeke belden, de uitroeiers
der Binders gingen twintigmaal daags als kinderen, hooren of er
geen brief toegekomen was, en hun hert klopte,als de Fakteur d'Af
spanning binnen kwam. en hun oogen volgden hem nijdig,en ware
't niet geweest den eenen voor den anderen, er zou hoog water ge
komen zijn. Zoo mag ons geluk nooit volkomen zijn; ze waren nu
zoo te vrede over hunnen uitslag, zoo vereerd en gevierd in Aalst,
dagelijks kwam er Volk in dc Koornbloem om hen te zien en be
wonderen; zelden hadden personen van hun slach, zulkealgemeene
oprechte achting genoten, en daar komt de tegenslag van hun ver
trek naar Ryssel en bijzonderlijk de onbegrijpelijke handelwijze der
Vrienden uit Oordegem. Was er nog iets, dat niet kan geschreven
worden, bemerkte Jan, Oordegem is zoo ver van Aalst niet en bijna
dagelijks komen er personen over ea weêr. Maar neen! niets! geen
letterken! niets! wat mag er daar omgegaan zijn! En met zijnen
geest naar Oordegem reizende, schiep Jan zich allerhande droeve
en schrikverwekkende tooneelen. Hij zag Vader en Dochter in on
derhandeling, hoorde de sture woorden van den Doctor, het stellig
bevel van hem te vergeten, want ik, dacht Jan, ik ben toch maar de
zoon uit een boerenherberg!
Zoo sleten de twee jonkheden droeve uren en eindelijk naderde
de dag dat zij naar Ryssel moesten trekken.
's Avostds te voren zaten zij op hunne kamer, geen nieuws meer
van Oordegem verwachtende en in een groote treurmoedigheid ge
dompeld; 'eensklaps nam Victor, de gewezene fransche sergeant,
d'hand van zijnen vriend Jan en sprak hem toe: «Waarde vriend,
zegde hij, nu reeds een geruimen tijd ligt er mij iets aan 't hart dat
ik tot dezen dag nagelaten heb u te ontdekken: ge zult zeggen, dat
kameraden zooals wij, voor malkaar geen geheimen mogen kennen;
laat het zoo wezen: ik bid u om verschooning, dat ik dit zoo lang
heb verzwegen.
Is de zaak dan zoo ernst? vroeg Jan verwonderd, dat gij op
zulken teederen toon spreekt?
Daar zijn er van meer aangelegenheid, antwoordde Victor,
nogtans hangt van deze 't geluk mijns levens af.
Ik ben waarlijk nieuwsgierig, Victor, laat eens hooren.
Jan, toen wij den tocht behoorlijk zullen hebben afgelegd,
welken wij morgen beginnen, dan ben ik wel zeker dat Mr Du Bien
u voor zijn schoonzoon zal aanveerden.
Jan Clercker zuchtte, maar antwoordde niets
Zijt er zeker van, vervolgde Victor, 't is mijne vaste overtui
ging; en wat zal ik dan aanvangen, ik, moederziel alleen in de
wereld
Wel, Victor, in veel Familien zoudet gij met vreugd ontfan-
gen worden; g'hebt'ne goede naam, een rijk pensioen en een groote
somme geld.
Jan,vervolgde Victor aarzelende, daarop heb ik reeds gepeisd.
En ziet, in éen woord gelijk in duizend, zouit ge mij als uw
schoonbroeder willen?. .Sedert lang denk ik aan uwe zuster Roosje,
en 't brave meisje zal mijne hand niet weigeren. Zegt mij rechtuit,
beste vriend, zou dit huwelijk met onze vriendschap overeenkomen?
Jan drukte d'hand van zijnen makker en zegde met nadruk
Goede Vriend, nooit heb ik een voorstel met meerder genoegen
aanhoort, en niets ter wereld zal mij meer aangenaam zijn dan u
met mijne zuster vereenigd te zien....
....Enals ge mij later een piaatsken wilt verleenen aan uwen haard.
Bah, bah fonderbrak Victor, laat die droeve gedachten varen;
ge zult, ik verzeker het u, den gelukkigen bruidegom worden van
juffer Florida.
Wie weetic., sprak Jan; zoovele zaken komen mij zonderling
voor; hoort, we zullen alles zijnen gang laten gaan, zooals Ons Heer
zal schikken; in alle geval, ik wil u d zen laatsten avond eens trak-
teeren, als mijn toekomende schoonbroeder.
Aan veerd, zeide Victor, op voorwaarde dat gij iets belooft?
Te w ten.
Van onmiddelijk na onze omreis met den Eersten Consul, van
alles per brief kennis te geveu aan den Docteur Du Bien; want mo
gelijk is de eerste brief niet te rechte gekomen. Jan aanveerdde
dit voorstel, een lekkere flesch gevraagd, en de avond ging voorbij
in een vriendelijke en innige redekaveling over 't verledene en de
toekomst. (t Vervolgt.)
Pieter Van Humbeeck., roept present, en we beginnen ons Expli-
katiën: 't Is beter in 't wild opgroeien, als in slec hte scholen
opgekweekt worden! Inden tijd, als er niets dan vrije scholen
waren in Belgenland, vrije kleine scholen, dan was er vrede en
welvaart, en er waren jaarlijks geen 40 miljoenen weggesmeten,
om in Belgenland een schrikkelijke binnenlandschetwist te voeden.
Pieter, al de Volkeren van trefs roepen: Liever geen scholen
dan haqonnieke scholen En 't begint er schrikkelijk leelijk uit te
'zien met die Liberaalderij enGeuzerij! Wat onkruid in den ak
ker der samenlevingWat distelderij en doornderijBijzooverre,
Piet, dat zelfs liberale schrijvers, als zij dit zedebeberf voor hun
oogen zien, dat zij d'armen overeenslaan en uitroepen: Met welke
schrikkelijke snelheid komt dien stroom van 't zedebederf't Is
alsof de zedeloosheid in d'aders van 'tVolk werd gegoten; d'onbe-
schaamdheid wordt bijna een deugd! O gi laplanders, ge durft
verwonderd zijn, van een wonde te zien, als gij 'ne slag toebrengt,
van een veld vol onkruid te hebben, als gij, verre van te wieden,
distels en doornen zaait met volle handen, Pieter Van Ilumbeeck,
kijkt maar eens wel over uw Volk, hoe dikwijls er gestopt wordt
hetgene Gent uitgebracht heeft, en herinnert u wat I' Boek der
Wijsheid reeds van over daizendeen duizende jaren i kapit
tel 14, over de zedeloosheid der ongeloovigen, vers 'eh eenen
brengt den anderen om het leven of beleedigt 1 a-_ >ver-
spel;»vers 25: En alles heerscht daar op-'ereei) -Jd.
diefstal en bedrog, vervalsching e- ve'
«Pco-
6 t
I i
5
1 1_ 1. Ai - A «AA H n fl (1 10 imh
'viiiffcn.
iBBanttnoKMGQM