JAMCLERKER
Rampen, ittisöaöcn en@ngelukkett.
laatste Binders Tan Vlaanderen,
of de
verhalen uit den Franschen Tijd,
naar het uitgebreid werk vanS. VAN BER GUCÏIT, Kunstschilder
te Aalst. - 67e Vervolg.
LXI. De ZAKEN T'OORDEGEM; hoe gestaan en gelegen?
Men was in d eerste dagen der Lente. Boomen en heesters be
gonnen te botten en de witte maagdelief de groene weilanden te
versieren, wijl veelderhande vroegtijdige bloemen, verwarmd door
de stralen der zon, reeds waren ontloken en bevallig door denzoelen
wind heên en weer fladderden.
T'Oordegem. op het Valkensteen, zat de brave en moedige
Florida in dezelfde kamer, van waar zij het vorig jaar, geholpen
door Jan Clercker, zoo menigen Binder naar de andere wereld had
gezonden. Voor het geopende venster, in eenen leuningstoel geze
ten, rustte zij zorgeloos, het hoofd in d'hand en den arm op 't ven-
sterboord, terwijl zij hare heldere oogen over de herlevende velden
en bosschen liet dwalen. Geen mensch kan ongevoelig blijven, bij
de liefelijke wellustigheden van 't voorjaar; en zelfs de oude afge
tobde landsman,als hij op zijn akkers verschijnt, daar den leeuwerik
naar de lieve zon ziet zingend opstijgen,het gekweel in de bosschen
hoort en 't gegons in de velden, als hij zich in den zachtcn floers
der lucht bevindt en de dauwdroppels als diamant op elk klaverken,
op elk grasje ziet perelen, zelfs de oude afgewerkte landsman krijgt
dichterlijk gevoel en staat in dankbare overweging al die schoonhe
den der Natuur te aanstaren,terwijl zijn christelijk gemoed uitroept:
Dank, o Heer en Schepper en Vader, die ons in dees ballingschap
zulke verrukkelijkheden laat genieten!... De lage booswicht alleen
blijft ongevoelig voor de schoonheden der Natuur.
Juffer Florida zag dus met verrukkingnaarde velden en bosschen,
dgch andere zaken bekommerden haren geest; juist een jaar was
het geleden, dat zij zich zoo heldhaftig hadden verweerd, en al de
gebeurtenissen van dien nacht kwamen haar levendig,als een uitge
strekt panorama te voorschijn. Daar stond Jan Clercker, vandaar
schoot hij zoo behendig naar de Roovers; aan ditzelfde venster had
hi) zijn hoofd onvoorzichtig vooruitgestoken, om verder naar
buiten te kijken en een voorbijsnorrende kogel had bem gewond
de maagd zag het bloed op zijn hoofd en zij sidderde, als zi) dacht
aan 't gevaar,waarin de brave jongeling was geweest.Toen wendde
zij de oogen naar de plaats, waar zij de wonde bad verpleegd en
hem tevens verboden haar nog den naam van jufvrouw te geven....
Dit alles was lang voorbij,een geheel jaar voorbij; en Jan Clercker,
de brave ziel.wicn zij en haarVader 't leven te danken hadden;waar
mocht hij zich thans bevinden Waarom kwam hi) zich niet aan
bieden, om als haren bruidegom aanveerd te worden? Want in het
diepste harer ziel bekende Florida, dat zij den jongeling beminde,
niet zoozeer voor zijne schoonheid, dan voor zijne manhaftigheid
en deugdelijkheid! Welk hemelsbreed verschil tusschen den vleien-
den en streelenden Dischers en den openhertigen en edelen Jan
Clercker! Van Albert Disschers was het uitgekomen dat hij een
laffe moordenaar was;doch Jan Clercker,welke rondborstige deugd
zame ziel! Het meisje achtte hem zoo zeer, als zij hern beminde,
en niets,niets was in zijn gedrag,dat hare achting kon verminderen.
Waar blijft Jan Clercker? peisde zij. Waarom schrijft hij zoo
weinig en zoo koel Is hij bevreesd voor den afstand tusschen de
Hope van Vrede en het kasteeltje Valkensteen Deelt hij mijne
gedachten niet? Met zulke zaken pijnigde Florida heur gemoed,
en ondanks haren ijzeren wil,leken er ziltige tranen uit hare oogen.
Reeds verscheide maanden liep zij met zulke gedachten bekom
merd; in plaats van opgeruimd en vrolijk gelijk vroeger, was zij nu
treurig en diepdenkend en zocht de eenzaamheid, zonder nogtans
in iets aan de kinderlijke genegenheid en liefde te kort te blijven.
Haar Vader kon zeer wel de oorzaak dezer treurmoedigheid raden,
doch hoe kon hij haar troosten? Hij zelfwas bedroefd en bekom
merd en wist niet wat peizen of denken, dat Jan Clercker, de
beleefde stipte jongeling, hem maar éénmaal op vier maanden had
geschreven; dat hij al de groote gebeurtenissen met de Binders, van
vreemde personen had moeten vernemen? Wat mocht Jan kwalijk
genomen hebben,en wat aardig karakter, van sprakeloos dien wrok
in zijn hert te dragen, in plaats van eene wederzijdsche verklaring
uit te lokken? Was Jan Clercker de goede, openhartige jongeling
niet? Zaten er memelen in 't hout,geheime schuilhoeken in dit hert?
Doktor Du Bien achtte, ja beminde den zoon uit d'Hope van
Vrede, en alles wat bij kwam te overwegen, lag hem geweldig aan
't hert,hij was zeer openhertig en deelnemigvan aarden waardeerde
steeds andere, volgens zijn eigen gevoelen. Hoedanig hij ook zijn
hoofd afbeulde, geen enkele rede kon hij vinden, om het zonderling
gedrag van Jan Clercker uit te leggen. Zijne groote bezigheden?
Maar een hartelijke brief is rap geschreven en na de ontdekking der
Binders, welke groote bezigheden kon hi) nog gehad hebben? als
Jan't Valkensjeen verliet, had hij meteen kinderlijke genegenheid
d'hand van den Doctor gedrukt; wat mocht hem aangezet hebben,
om eensklaps zoo koel en bijna onverschillig te worden M. Du
Bien was hem nu nog veel meer verschuldigd, vermits het door het
toedoen van Jan was, dat hij een groot deel zijner fortuin uit de
handen van Notaris Vosselaer had gehaald,en hierin bleek nog eens
te meer de scherpzinnigheid van den jongeling.
Vader en dochter waren dus bekommerd; vader en dochter liepen
diepdenkende; vader en dochter zwegen, doch hadden dezelfde pijn,
wetende dat er geen remedie tegen was; voor Roosje, Jan's zuster,
gebaarden zij alsof er niets tegengegaan was en dat haar broeder
den eenen of anderen dag ging terugkeeren; maar in hun hert, ze
zagen groote bitterheden af.
Hadden zij eens geweten hetgene wij weten, namelijk dat Jan
dezelfde bekrmmernis deelde ten hunnen opzichte,-dat hij aan
champetter Dreas een lange hartelijke brief had meegegeven,waarin
hij zijn hart en zijn ziel had uitgestort, en dat Dreas dezen brief
niet had besteld; och,ware dit op VALKENSTEEN geweten geweest,
alle nevels klaaïdetTTp en 't weRlu^ieiwee brave nerten zoo
klaar en zoo zonnig en zoo vrolijk, als in den schoonsten lentedag.
Dit was nogtans de zuivere waarheid.
Toen Dreas de champetter van Oordegem, daags nadat hij Hen
drik Sprietvlechter aangehouden had, d'afspanning de Koornbloem
verliet, vol gramschap op Jan Clercker en Victor Leefmans, die
met zijne zwetserijen hadden gespot,dan begaf hij zich terug naar
d'haardstede.onderwege d'herbergen druk bezoekende,om zijn wet
tige en hevige gramschap af te spoelen, 's Voornoens had hij Aalst
verlaten en was maar laat in den achtermiddag thuis, in 'ne ver ge
vorderden staat van dronkenschap. Nauwelijks was hij over den
drempel zijner w ning, of hij begon te razen van Vosselaer, van
Sprietvlechter door hem aangehouden,van de Binders, waarvan hij
den schrik was, en mengde in zijn ordeloos verhaal schromelijke
uitvallen en bedreigingen tegen Jan en Victor, de twee kapoenen
zegde hij, die hem in zijn militaire eer hadden te kort gedaan, en
welke hi) in tweegevecht zou vermoorden. Telkens als Dreas uit de
stad kwam, wist hij veel te vertellen van zijn vrome daden; doch
nooit had men hem in zulken staat gezien. Hij woonde sedert eeni-
gen tijd bij de weduwe van zijnen eenigen zoon en 't mensch was
niet weinig verergerd van haren schoonvader in zulken berispelij-
ken staat thuis te krijgen. De goede sloor hielp hem zijn klcederen
uitdoen en bracht denovermoedigen held te bed,alwaar hij,in plaats
van dom en stom te slapen, gelijk dronkaards gewoneliik doen,
alwaar hij g'hevl den grondigen nacht lag te razen en te tieren,
's Uchtends was hij zeer uitgeput en ziek, ja kon geen lidmaat ver
roeren; zijn schoondochter wierd verveerd.gaf hem scheewei te
drinken, en daar het niet beterde, ging zij den Doctor verwittigen
van den aardigen toestand, waarin de champetter verkeerde. Dr Du
Bien kwam aanstonds en bestatigde met innig medelijden al de
voorteekens eener kwaadaardige ziekte; rond den avond keerde hij
terug; de toestand van den lijder was verergerd; bij 't minste toeval
kon de dood er op volgen, zoodat Dreas, voor alle verzekering, zijn
Heilige Rechten kreeg en vier volle maanden tusschen leven en
dood bleef hangen; totdat eindelijk zijne kloeke lichaamsgesteltenis
en de behoorlijke geneeskundige hulp, met den bijstand Gods,
zijne ziekte overwon en hij allengskens begon te beteren.
Dagelijks zag hij doktor Du Bien aan zijne besponde, doch niet
ééns was hem in 't gedacht gekomen, dat er inden binnenzak zijner
jas eenen brief stak voor den Geneesheer; deze omstandigheid was
hem gansch ontvlogen, men kan niet twijfelen, meer uit oorzaak
zijner langdurige ziekte, dan door de gramschap en bedwelming,
waarmede hij de twee Vrienden in Aalst had verlaten.
Ondertusschen was Dreas van lieverlede hersteld en begon de
man nituwe krachten aan te kweeken, zooveel te meer dat hij dage
lijks eenig kloek voedsel mocht doen halen, in de keuken van Val
kensteen, waar juffer Florida hem bijzonder had aanbevolen. Reeds
stond de strijder uit ten tijde van Maria-Thresia kloek te been,
was den Veldwachter gaan bedanken die gedurende zijne ziekte,den
parochie-dienst had gedaan, en hadhet voornemen gemaakt een der
eerste schoone dagen zich naar Aalst te begeven, alwaar hij niet
geweest was sedert d'aanhouding en dood van Vosselaer. Wel is
waar, had hij verscheide berichten over de verdere gebeurtenissen
ontvangen, doch nu kittelde zijn hert om met éigen oor alles te
aanhooren en ook om te boffen over zijne heldendaden, tengevolge
van welke zijne ziekte en bijna zijne dood. Dreas meinde. Vast en
zeker dat g'heel Aalst hem ging inhalen, dat hij het voorwerp der
algemeene aandacht en bewondering zou wezenJuist de dag dat
Juffer Florida aan haar venster zat te treurmoedigen, stond het
weêr den Champetter wonder wel aan, hij stapte dus in zijn zon-
dagsche broek, deed de lapschoenen aan zijn voeten, nam zijn beste
jas uit de eiken kleêrkas, borstelde ze zunnig af, speelde dezelve
aan, plaatste zijnen klakhoed op't hoofd, nam zijn besas, wond die
rond zijnen sabelen deed zijn baardbranderken vuinsen. Dan nam
hij afscheid van zijne schoondochter en begaf zich op weg.
Nog geen twintig stappen had hij gedaan, als een gedacht hem
inschoot: Wel, mijn arme zieke memorie! mijnen toebak vergeten!
hij stak d'hand in zijn jas, om zich t'overtuigen of hij waarlijk zoo
onbedacht was geweest van zijn toebakblaas te vergeten, als hij in
den binnenzak den brief ontwaarde, den brief van Jan Clercker aan
M. Dr Du Bien!!!!
Dreas werd bleek als de dood, en bleef pal staan !I! ('t Vervolgt.)
BRUSSEL. In de Cbarleroisehe vaart is zaturdag gevallen en
verdronken 't manneken Van Daele, dat woont op St Gillis, Victo
riestraat, 88. Er is een bende filous ontdekt, fijngekleedde en
sterkgeleerde krawatten die op valsehe namen, marchandise uit
Parijs deden komen en niets betaalden; al voor 20,000 fr. hadden
ze buit; Een winkelierster op Schaarbeek heeft valsehe bank-
brief kes ontvangen; op 't lijk van Geens uit Laken zijn geen
wonden bespeurd; Nelis Visschers houdt zijn onschuld staande, en
komt er niets anders uit, ze kunnen hem niet veroordeelen; al die
aangehouden is, mag niet dadelijk als schuldig aanzien worden; de
Justicie kan missen; bij den Burgemeester van Berchem, tegen
Brussel, is herhaalde malen gestolen, al 't lijn fruit uit zijnen hof
en broeikassen; tusschen Woluwe en Evere heeft een bende Bo
hemers een karre mei voejeragie geplunderd, zonder zich in iets
te geneêren; peizen ze misschien dat stelen en rooven hier geen
kwaad meer is, sedert dat....
Een dochter van 17 jarèn, Alice Sinave, te Laken woonach
tig, is te Cureghem aangehouden, als uitgevende valsehe munt,
stukken van 1 frank en terzelvertijde werd gesnapt haar broeder,
2o jaar oud,en die nog bij den Staat op pensioen heeft gelegen.
Ge ziet dat de Burgerlijke Wet, in staat is van te straffen en niet
van te verbeteren; 't is daarom dat de Burgerlijke Wet met eerbied
de medehulp van de Goddelijke Wet moet ontvangen.... Maar