CL2SSER laatste Binders Tan Vlaanderen, Brief Tan Macharis of de verhalen uit den Franschen Ti,1d; nuar hei uitgebreid werk van S. VAN BEE GüCÏIT, Kunstschilder te Aalst. 70* Vervolg. LXII. BEGIN VAN HET EINDE. Ach, sprak Jan Clercker, toen zij na hun middagmaal, geze ten waren in het lustprieel van d'Afspannins De Koornbloem, ach, wat is de vrijheid van 'ne mensch een zaligen staat! Dat zeg ik mét u, sprak Victor. Waarlijk, ging Jan voort, ik kan het bijna niet gewoon wor den, van geene bevelen meer te ontvangen en door eeniegeiijk ge rust gelaten te worden, want van het oogenblik dat wij geen Binders meer te vervolgen hebben, is het leven tusschen gendarms en be ambte der openbare Macht mij schier onverdragelijk geworden. Ge weet, beste Vriend, antwoordde Victor dat ik hierin uw gevoelen deel; ja, Goddank dat wij vrij man geworden zijn, ik ben vermoeid van te dienenGelijk gezegd is, we zullen te samen blijven en lief en leed deelen. Jan bleef eenige stonden peinzende en in zijnegedachten verslon den, eindelijk zegde hij op vastberaden toon: Hoort, Victor, wat ik lieb voorgenomen; wij zullen in een aan gename streek een buitengoedje koopen en aldaar onzen intrek nemen. Takkoord! Vivan 't buitenleven! Ik weet dat gij genegenheid koestert voor mijne zuster; ik zoude u dus raden met haar te trouwen, ik zal bij u inwonen en na mijne dood erven uwe kinderen al wat ik bezit. Dit openhertig gezegde raakte stevig het gemoed van Victor en dede hem blozen, doch met een vuilbeduidende grimlach hem be ziende, antwoordde hij Jan, lieve Vriend, ik wil niet verbergen de genegenheid die ik voor uwe zuster koester; dit ware vruchteloos; gij kent mijn hert; ook behaagt mij uwen voorstel ten volle; alleenelijk zou .ik begeeren dat gij ook uw hert aan iemand zoudet verbinden. Het gedacht van trouwen, zegde Jas, is bij mij reeds lang verdwenen, ook zou ik geen meisje ongelukkig willen maken, mij met haar door den echt verbindende, zonder haar gansch mijne liefde te konnen schenken. Daarin hebt ge gelijk, zegde Victor, maar uw gedachten kun nen nog veranderen. Neen, mijn vriend, nooit of nimmer zal mijn voornemen veranderen.Slechts eene maagd heeft voortijds mijn hert doen klop pen, dit was Florida; doch deze was te hoog van stam voor den zoon uan Adriaan Clercker, den zoon uit d'HopE van Vrede, der halve moet ik trachten haar g'heel en gansch te vergeten. Maar, Jan, mij dunkt gij houdt u veel te nederig; laat mij toe u te zeggen, dat zelfs vroeger Doktor Du Bien en zijne dochter u veel verplichting hadden; zijn zij door u niet van een gewisse dood verlost? Ha, sprak Jan in bewondering, dien avond en nacht, zal ik nooit vergeten, hoe dat alles toch zoo wel uitviel! Bij geval, ik ga bij Vosselaer; bij geval ik vinde dit papierken; bij geval ik alleen bespeur de schelmenstreken van dien ellendeling; bijgeval, ik kome juist bijtijds om Vader en Dochter te redden. En gelooft gij, vroeg Victor, dat er niets zitachterdit geval? mij ligt de verzekering in 't hert dat Juffer Florida u door de Voor zienigheid is bestemd. Daarbij, ge spreekt vaa afstand, van hoogen rang; vroeger Waart gij 'nen armen jongeling; maar nu, de kaart is gekeerd, ge zijt eigenaar van 49,000 fr. die u rechtveerdig door M' De Winter zijn gelegateerd; en van den Eersten Consul zijt ge met een rijkelijk pensioen om uwe diensten 'beloond; iedereen acht en prijst u; op uw borst prijkt 't Kruis van Eer; uw toestand is dus vcij veranderd. Is dat waar of niet? Laat ons de zaken met kalmte everwegen Ja, vriend, sprak Jan, over eenige maanden streelde mij met poosen insgelijks 't gedacht, dat er misschien 'nen tijd zou komen, dat ik aan de Geneesheer d'hand zijner dochter zou durven vragen, daar ik genoegzaam had gezien, dat het meisje in mijne genegen heid deelde; maar d'onverschilligheid, waarmeê heur Vader mijne brieven heeft bejegend, smoorde de hoop in mijn hert. Die onverschilligheid verwonderde mij ook vroeger; maar nu niet meer? Nu, niet meer!? Sedert gisteren heb ik veel ever deze zaak vernomen; eii als gij znlt weten, wat onze baas mij gisteren meedeelde, zult gij die onverschilligheid zeer gereedelijk begrijpen. Luistert: Eu Victor draaide zieh eens op zijnen stoel, klopte de asschen ük zijne pijp die reeds uitgevninsd was, vulde ze opnieuw, en na haas- te hebben doen branden en twee of drijmaal den tabakrook mot zwalpen naar am hoop geblazen, dit alles om zijn zinnen te scherpen en den aanvang zijner rede te bereiden, dan begon te zegge»: Jan, van den eersten dag onzer aankomst, maakte de baas uit onze Afspanning gebruik van uwe korte afwezigheid, om mij te vragen: M. Leefmans, zegde bij, gedenkt gij nog den dag dat Dreas de Champetter zoo vergramd was op mij, omdat ik bewees, dat hrj het niet alleen was, die Sprietvlechter had gevan- en genomen? Ja, ja, zeer wol, gaf ik tot antwoord, w'hebben aai' beide nadien nog hartelijk om gelachen. Ge weet ook nog wel, ging onze baas voort, dat uw Vriend Jan aan den Champetter eenen brief had toevertrouwd? Voor Doctor Du Bien, zegde ik. Welnu, dien brief reeds zoo lang geschreven, werd maar over vier dagen aan den Doctor besteld. Wat! wat! viel Jan in rede. Vriend, sprak Victor, gelief verder te luisteren wat de baas mij desaaugaande mededeelde: Dreas, zegde hij, was dien avond zeer laat en smoordronken thuis gekomen; 's anderdaags werd hij aangetast door een kwaardaardige ziekte die hein maan den lang bedlegerig hield en bijna onder degroene sargie bracht. Ondertusschen had hij den brief volkomen vergeten, 't Is maar over vier dagen dat hij gevalliglijk zijn beste frak aandoende, den brief vond en zich verhaastte hem op Valkensteen te bestellen. M.Du Bien, zegde ik, was zeker erg verstoord? Dit kunt gij denken, sprak de waard; hij verweet aan Dreas zijne nalatigheid die de oor zaak was, dat hij Jan Clerker van onverschilligheid had beschul digd, vermits deze hem zoo zeldzaam schreef, en dat hij, den Vriend van Jan, de groote gebeurtenissen van Aalst door anderen moest vernemen; doch ziende dat Dreas daar stond, gelijk een zendarige ziel voor haren Bechter,en overwegende dat hij er toch zulkegroote schuld niet bij had, zoo heeft hij hem dadelijk en goedhertiglijk alles vergeven. Vriend Jan, ziedaar wat de baas mij mededeelde, en zeg mij nu, verandert het de kaart niet Jan stond verstomd en verslagen. Eeu blinddoek vie! van over zijn oogen. Dreas, riep hij uit, Dreas is 'nen uil, en ik ben dwaas ge weest van dien gewichtigen brief aan dien onnoozelen zwetser meé te geven. Den eersten keer dat ik hem zie, dat hij oppasse! Kom, kom, sprak Victor d hand van Jan drukkende, gekende pijn, behoeft geen verder medecijn. Ik geloof dat men op Valken- steen met dezelfde gedachten herig is, als wij hier! Bliksems, riep Jan uit, waarom heb ik dien brief met den post niet verzonden t al die moeielijkheden hadden geen plaats ge had Iets dat ik niet begrijp, sprak Victor, is 't volgende: De Doctor kent de dwaze verzuimenis van Dreas, en echter heeft hij nog niet geantwoord op den brief waarin gij hem uit Parijs uwe terugkomst naar 't Vaderland liet weten Jan schudde spijtig liet hoofd: M. Du Bien is in zijn recht, sprak hij spijtig; hij is niet zonder rede op mij misnoegd; ik alleen ben plichtig en heb door onverschilligheid zijne vriendschap ge krenkt. En Jan smeet van gramschap zijne pijp tegen den grond. Misschien, ervatte Victor, misschien geldt het hiér een on voorzien voorval; ik twijfel niet of er bestaat onraad op Valkensteen, anders zou M. Du Bien. die de beleefdheid zelve is, niet nagelaten hebben u dadelijk te antwoorden. Zeer wel mogelijk! misschien iemand ziek: Ons Boosje, mijne zuster, den Doktor of Florida!... Victor, mij dunkt dat wij wel zouden doen zonder dralen ons naar Oordegem te begeven, en te vernemen wat er daar eigentlijk schort! Ik worde angstig en gejaagd!Victor meinde te autwoorden en den voorstel gretig aan te nemen, toen er een karos, bespannen met twee felle peerden, de opene poort der afspanning daverend bin nen reed. (Slot voortgezet). X9 October 1882. Mijn achtbaar en duurbare Vrienden, 'k heb ge hoord dat Jan Rechtuit, die maar 'ne keer 's iaars de pen in handen neemt, om aan 't Publiek te schrijven, dat Jan Recht,uit deze week gaat schrijven, dus, zal ik kort en bondig wezen. Wat zullen wij zeggen over die zaakvan den gen darm Percival? Te Parijs zijnde, 'k heb g'hoord dat er veel van de kloosterinbrekers zienelijk -gestraft zijn den gendarm, wel is waar, 't was een instrument' doch in zijn plaats,'k zou in de luclit geschoten heb ben en altijd zeker nevens die vreedzamige. Boeren. Gendarm Percival had sedert dit oogenblik geen rust meer; altijd zag liii die onschuldige landsman in zijn bloed zwemmen; hij vraagt verandering men niet, maar komt toch en niemand hem ontsnapt; veel booswichten ziin stout en vermetel; ze peizenW'hebben de Wet voor ons, de Tribunalen de Gen darms, de Schatkist van den Staat wie kan er togen ons op' Wij zetelen in d'hoogtc, we verdrukken en vervolgen! wij zetten de vruchten van ons on tucht, in vette luie plaatsen, op de kosten van den Staal! We zijn er bovenon En ze vergeten den Rechter der levenden en dooden, die zelfs op de wereld zijne macht toont; ze vergeten,datzij aan zijn handen niet kunnen ontsnappen En wat ijselijke krimimditeiten hooren we daar? Hoe ver gaat toeli dé godMoosheid der LibcraaldcrijMenschen, als uw oogen nu nog niet open gaan, ge zult schrikkelijk gestraft worden. T'Antwerpen hebben de 1 iber- Penseurs, die deze schoone stad bezoedelen, de ioebassen, z'hchben 't lijk van 'ne jongeling gekregen, hij was noglaris gebiecht, en dat lijk hebben ze triom fantelijk naar 't kerkhof gevoerd en daar geblasfemeerd dat de menschen hun ooren stoptan, dat de 80jarige moeder van den overledene ervan ziek te bedde ligt. Zou ik durven schrijven wat ze daar uitriepen? Er is geenen God sprak 'ne redenaar, dat is dwaasheid in God te gelooven, en als er 'ne God iswelnu dat hij dezen doode wederom levend make!.... Brrr. en dat gebeurt'in ons katholiek België! en te Charleroi, in Sl Christoffelkerk, is iets gebeurd dat al Hoodig!... Als dat geen spiegels en'lessen zijn, dan wilt Macharis mijnen naam met meer wezen! Alia, 't is infernaal* en rampzaligè Ouders die kinders in de geuzescholen hebben: ze zullen later imn oogen uitschreien en roepen: Stommerikken dat we waren, maar 't zal te late zijn, en door hun eigene schuldWaarmede ik van verre oprechtelijk groet ciéelen daar onder 't Hoogmis-Sermoen de kerk uitloopt, en dat 's zondags na dien de gendarms aan Mr den Pastoor komen rekening vragen over zijn se*: n (mriprs mnp.f Hnpo sphiidflpn pn hnvnn rvr>mr»!n<»«»I

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1882 | | pagina 3