HAPITEh KNORPOT. Rampen, JHisöaöen en ©ngelttkkeu. Hij Doch we moeten eerst zeggen wie de man was, algemeenelijk in de fransche stad V.... gekend onder den lapnaam van Kapitein Knorpot. Lang, droog en mager. Grijzen kop,hair kort gesneden,langen scherpenknevel,gelijk Na poleon III in zijnen fleur droeg. Vijf en zestig jaar oud, weduwenaar gebleven met een dochter, die op 't oogenblik van ons verhaal 18 jaren telt. Grof en ruw, maar goed van hert. Naar de kerk niet gaande, maar toch geen bespotter van kerk en geestelijk; zelfs meermaals de sergeanten aftakelende die jonge re kruten van hun godsdienstige plichten wederhielden; zijn vrouw zaliger was een Christelijk mensch; de kapitein eerbiedigde haar overtuiging, vereerde hare deugd,bewonderde hare verduldigheid, vioeg niets beter, dan dat zijue dochter heur moeder zou gelijken, en had haar met volle toestemming in een Pensionnaat van Zusters gelaten Maar hij zelve vond het beneden zijnen staat van in een kerk te komen en er te knielen; daarbij, sinds zoolang had hij zijn Christe lijke plichten verzuimd; en niet meer verwonderd zou hij geweest zijn van de lucht te zien invallen, als van hem, oude kapitein, in een kerk of kapel te zien; de gewoonte wordt een tweede natuur, en onze krijgsman was gerrest in zijn onverschilligheid. In d'Algiers had hij verscheide veldtochten gedaan en den graad van Kapitein bekomen. Is t nu noodig dat wij verhalen hoe en op welke wijze, hij bij overheden en simpele soldaten den lapnaam van kapitein Knorpot had gekregen? Zegt die naam niet genoeg? De kapitein was een on gehoorde beknibbeiaar; nooit te vreden! op doelen ing, geen krijgs beweging die wel was naar zijnen zin, geen soldaat die fix genoeg stond; en nogtans, de vriendschap zijner medeofficieren had hij, en gaat eens vragen aan de soldaten, wie de beste kapitein is, ze zul len zeggen: Kapitein Knorpot! Zelfs de kolonels, generaals en Ministers van Oorlog werden niet gespaard en geen enkele benoeming werd er gedaan, of onze krijgs man had ze te beknibbelen: Zulke jonge vlasbaard! die nooit een vuur heeft gezien dan 't vuur der keuken! Wel, ik heb hem gekend als kind, in de school van 't Regiment! Wel, zijn vader heeft met mij gediend! Wel, alzoo blijf ik niet dienen' ik vraag mijn pensioen en ga op een buitengoed wonen. Kapitein Knorpot was gekend, men liet hem zeggen, men had zelfs genoegen met zijn knorren en morren, als het over zijn hout niet ging, en gelijk wij hooger zegden, hij stond wel met al zijn Collegas, behalve met een jonge luitenant,die hem zekeren dag aan geraden had aan zijne dochter Saida de werken van Voltaire te laten lezen. Wat! van zijn kind een Vrijdenkster m^ken!Kapitein Knorpot werd bleek, rood en blauw, zijn knevels krolden, en met een rijke kollektie van soldaten-gesakker, riep hij den vermetelen in tweege vecht; de kolonel kwam er tusschen, de luitenantdeed zijn ekskuus kapitein Knorpot gaf hem d'hand, doch éen jaar en half bleef hij zonder hem een woord toe te spreken. Eindelijk brak de dag aau, dat Kapitein Knorpottoch zijn besluit ten uitvoer bracht,zijn pensioen vroeg, verkreeg, en het leger ver liet, waar toch volgens hem alles veranderd was.ennietsmeerdocht. Stipt voor de disciplien en de vormen van beleefdheid, ging hij, uitgeborsteld en stijf, zijn afscheidsbezoek doen bij Generaal, Ko lonel, Commandant-place, Kapiteins en Luitenanten; dan stak hij zijn meubels onder slot, nog niet wetende in welk dorp hij zijn buitengoedje zou vinden, en begaf zich naar den trein met Saida, zijne dochter, hun oude dienstmeid, en 'ne koffer met eenige nood zakelijke dingen, benevens eenige deelen der Militaire Jaarboeken, eenige werken van Voltaire eu een damspel, waar kapitein Knorpot grooten liefhebber van was. Kapitein Knorpot zocht een eenzame waggon, om gerust gelaten te worden. Het dagorde was, dat zijne dochter,een liefelijke maagd, de landgezichten mocht beschouwen, terwijl de trein reed, doch aan elke statie de gordijntjes moest toeschuiven. De juffer volbracht dit bevel, want zij ook wenschtte geen reis gezellen te hebben, wel kennende het knorachtig karakter van haren Vader. In d eerste statie kwam 'ne vent op, van zestig jaren; de kapitein trok aanstonds het deurken toe, en bij d'eerste betamelijke vraag welke de man tot juffer Saida stuurde, beet kapitein Knorpot zijn dochter toe: Saida, ik vermaan u van nooit te antwoorden aan per sonen die gij niet kent. De man zweeg; de trein reed, stond verscheide malen stil, zonder dat er iemand opstapte, tot groote voldoening van den kapitein, die een smakelijke pijp rookte, doch zijn vreugd niet lang duurde, want in een der volgende statiën werd de plaats bezet door vier jonge lieden; Kapitein Knorpot hield een vlijtig oog in 't zeil; En op t eerste woord dat een der jonkheden tot zijn dochter toestuurde, volgde een scherpe bijtende antwoord, van beleefd te zijn en gerust te laten die men niet aansprak. fiens! sprak een der jonkheden, we zijn hier op de school banken! Men leert hier de beleefdheid Spijtig dat mijnheer zelf zoo weinig beleefd is Ik houd aan mijn rechten, van gerust gelaten te worden, sprak kapitein Knorpot, een lange trok aan zijn pijp doende. En gij komt ons rechten te kort! 'k Zou willen weten hoe! Met ons in den rook te zetten! Ja, M', wees zoo goed uw pijp uit te doen. Ik, mijne pijp Dit rooken hindert mij en ik verbied u,M„van nog te smoe len. D Dat doe ik ondanks u! 't Is wel, we zullen zien. ...Hier volgde een gepronk van weérskanten tot aan d'eerste sta tie; de kapitein smoorde triomfantelijk voort, en blies den rook in krinkelende vormen boven zijn hoofd. 't Convoi stond De treinwachter kwam zien: Nog twee plaatsen, zegde hij. Twee studenten stapten in: Pardon, mejuffer, zei de eerste, voorbij de kapileinsdochler gaande. Uw i echt is van in stilte plaats tenemen, bromde dckrijgsmait. Garde, riep een der jonkheden, wees zoo goed dien lieert# doen afstappen, hij weigert zijn pijp uit te doen, als wij allen het verzoeken. Mf, sprak de garde, als die heeren het verzoeken! En als het mij aanstaat! 't Is verboden hier te rooken Door wie' Door 't Reglement. Waar is dit Reglement? Daar, vooruwoogen! En als ik wil rooken? Er zijn waggons voor rookers. Maar, er zijn vrouwen bij mij! Reden te meer om niet te rooken.... Mr, de trein vertrekt- staak uw rooken of stap af. Toegeven! wijken! zijn vaan afgeven! Nooit, peisdede kapitein: Kom, zegde hij tot zijn volk, we stappen af. Koffers en reispakken werden genomen, de kapitein liep heên en weêr naar een rijtuig, doch overal was veel volk; de trein schuifelt, de wielen rollen' 't Convoi is weg, onder 't gelach van al de koppen die uit de ven- sterkes staken. Adieu, Saida, riep een der jonkheden. Rrigands, schreeuwde de kapitein! 't Is mijn recht! riep een tweede stem, een groote duitsche pijp zwaaiende. Vader, vraagt de dochter, wat gaan wij doen? Den tweeden trein nemen. Er is geen trein meer dan morgen,sprak een bediende. En den expres van o ure? Staat hier niet! Waar staat hij? Aan de volgende statie. Daar gaan wij; welken afstand? 12 kilometers. 12 kilometers!.... En 't wezen van den kapitein schoot blik sems. Men bleef eenige minuten talmen; het dagorde luidde: Wat gedaan! Mr, vroeg de kapitein, aan den Statie-overste. Is hier een betamelijk hotel! Hier niet, maar in 't dorp, Mr. Is 't ver van hier. 7 h 8 kilometers; ge ziet daar die berg aan uw rechter hand? Met een rots gelijk een suikerbrood. Ja, daar achter is 't dorp. Zijn hier geen rijtuigen te krijgen, Mr? 0 neen, karren of wagens gaan er bijtijds naartoe, dar is al les; er trekt juist een karre heên. Hoe is de naam van dit dorp? Sint-Jan-Pourceaux, een schoon dorp, liefelijk gelegen, bij zonderlijk des zomers. De kapitein maakte van den nood een deugd,en na zijn koffers in de statie gebilleteerd te hebben, niets anders meénemendc dan de reiszakken, volgden zij huns gedrijen de karre, die slecht gesmeerd zijnde, haar aangename klanken liet hooren. Kapitein Knorpot marcheerde al dubbende: f Sapristi, dacht hij, een dochter geleiden is nog honderdmaa moeielijker dan een regiment soldaten commandeeren: Vandaag, twee krakeelen, een publieke vernedering; een tweegevecht, had 't convoi den lêche niet weggevoerd; een expeditie te voet gelijk in Kabylla, en wat zal er nog al volgen? (Wordt Voortgezet.) T'AALST is zaturdag avond in de Fabriek van M' Jelie, een schrikkelijk ongeluk gebeurd: de dochter der weduwe Van Nuffel, wonende op Mijlbeke, 18 jaar oud, ging frisch en gezond naar haar werk en werd 's avonds ten 10 ure, in lijken naar huis gebracht. Een weinig voor 8 ure 's avonds, bezig zijnde met de machienen té kuischen, geraakten haar rokken aan d'as, die tegen den grond loopt, aan d'as, en 't arm schaap werd tegen den grond geslagen, op haar achterhoofd, dat zij niet meer tot kennis is gekomen. Aan stonds werden geroepen de Geneesheer van 't Gesticht en 'ne Gees telijken, doch 't slachtoffer kwam niet meer tot kennis enstierf rond

Digitaal krantenarchief - Stadsarchief Aalst

De Werkman | 1882 | | pagina 3